VS: 300 strijders al-Sadr gedood
De strijd tussen het Amerikaanse leger en de militie van de radicale sjiitische leider Muqtada al-Sadr in Najaf heeft in twee dagen tijd aan circa 300 Iraakse strijders het leven gekost. Aan Amerikaanse zijde vielen drie doden en twaalf gewonden, aldus mededelingen door het Amerikaanse leger. De gevechten gingen vrijdagavond onverminderd door.
Een woordvoerder van al-Sadr ontkende onmiddellijk dat 300 van diens mannen zijn gedood. Volgens hem zijn sinds donderdag in heel Irak 36 strijders omgekomen.
Iraakse ziekenhuisbronnen zetten het aantal slachtoffers van de gevechten tussen aanhangers van de radicale sjiitische leider Muqtada al-Sadr en Amerikaanse troepen op ruim vijftig. In dat getal zijn ook de slachtoffers in Bagdad, Basra en Nasiriya opgenomen.
De strijd is overgeslagen naar andere sjiitische steden en ook naar Sadr City, een sjiitische wijk in Bagdad. Daar vielen donderdag en vrijdagochtend negentien doden en meer dan 100 gewonden.
Na twee maanden van relatieve rust laaiden de gevechten donderdag weer op. Amerikaanse gevechtshelikopters vielen militieleden aan die zich schuilhielden op een begraafplaats bij de tombe van Imam Ali, een sjiitisch heiligdom in het oude centrum van Najaf. Amerikaanse soldaten en Iraakse politieagenten trokken op naar de begraafplaats. In de straten van Najaf was geen mens te zien en de winkels bleven gesloten.
Ook in de stad Samarra leverden Amerikaanse troepen slag met opstandelingen. In de Zuid-Iraakse stad Nasiriyah waren Italiaanse soldaten en een politiebureau het doelwit van aanvallen. Acht Irakezen, onder wie vijf opstandelingen, werden gedood. In de stad Amarah, zo’n 290 kilometer ten zuidoosten van Bagdad, bezetten militieleden vier politiebureaus. Ook in Basra, waar Britse troepen donderdag slaags raakten met strijders van Al-Sadr, bleef de toestand gespannen. Vijf militieleden kwamen er om
Gouverneur Adnan al-Zorfi van de Iraakse provincie Najaf heeft de milities van al-Sadr vrijdag een ultimatum gesteld, door hun 24 uur tijd te geven om de gelijknamige heilige stad Najaf te verlaten. Als het zogenoemde Mehdi-leger dit niet doet, wacht de strijders een aanhoudend offensief van Amerikaanse militairen. Al-Zorfi zei dat van een bestand geen sprake kan zijn. Hij betichtte de milities van het veranderen van de stad Najaf in een schuilplaats voor dieven, martelaars en ontvoerders.
Hij zei dat de strijders van al-Sadr er verantwoordelijk voor zijn dat het geweld in Najaf opnieuw is opgelaaid. De gouverneur stelde dat de milities een bestand hebben geschonden en zich bezighouden met criminele activiteiten.
Ook aanhangers van Al-Sadr deden vrijdag een oproep om het staakt-het-vuren opnieuw te respecteren en vroegen de Iraakse interim-regering en de Verenigde Naties om het geweld te stoppen. De geestelijke zelf gaf in zijn preek de Amerikanen de schuld van het opgelaaide geweld.
Volgens Amerikaanse functionarissen zijn er indicaties dat buitenlandse strijders zich hebben aangesloten bij het Mahdi-leger van Al-Sadr. Criminele bendes zouden zich ook in de strijd hebben gemengd.
De gouverneur van de Iraakse provincie Anbar, Abdul Kareem al-Rawi, is vrijdag ingegaan op de eis van de ontvoerders van zijn drie zoons en heeft zijn ontslag ingediend. In een video die werd vertoond op de Arabische nieuwszender Al-Jazeera zegt Al-Rawi te betreuren dat hij heeft meegewerkt met „de ongelovige Amerikanen” en dient hij met onmiddellijke ingang zijn ontslag in. Op de achtergrond is de zwarte vlag te zien van de organisatie van de Jordaanse extremist Abu Musab al-Zarqawi, die verantwoordelijk wordt gehouden voor de ontvoering en onthoofding van verscheidene buitenlanders.
Op 28 juli werd het huis van Al-Rawi in de stad Ramadi in brand gestoken en werden zijn drie zoons ontvoerd, waarschijnlijk door Al-Zarqawi’s Tawhid- en Jihad-beweging.
Op de op Al-Jazeera vertoonde beelden is Al-Rawi te zien in het gezelschap van zijn kinderen. Het lijkt waarschijnlijk dat de opnamen zijn gemaakt op de locatie waar de ontvoerde jongens werden vastgehouden. De Iraakse regering heeft nog niet gereageerd op het ontslag van Al-Rawi.
Volgens het persbureau IPS weigert de Iraakse regering om de donaties aan de Verenigde Naties te betalen. Het land zou zich te arm achten om de schuld van 14,6 miljoen dollar te voldoen. In de wandelgangen van de VN wordt dat beschouwd als een flauw excuus, zo niet een belediging.
„Irak was niet in staat zijn schuld aan de VN af te lossen, maar hoopt dat volgend jaar wel te doen als de olie-inkomsten opnieuw stijgen.” Zo staat het in een brief die de door de VS geïnstalleerde interim-regering in Bagdad naar het VN-hoofdkwartier in New York stuurde. In de brief wordt ook vermeld dat Irak nog steeds aankijkt tegen een geërfde buitenlandse schuld van 120 miljard dollar. De 14,6 miljoen dollar is een geaccumuleerde schuld. Bagdad betaalt sinds de VN-sancties in 1990 al geen VN-bijdragen meer.
De VN-commissie aanvaardt onder protest de Iraakse argumenten en verleent Irak uitstel van betaling tot 30 juni 2005. „Een belachelijk argument, en dan druk ik me nog zacht uit,” zegt een VN-diplomaat op voorwaarde van anonimiteit. ”Het (Amerikaanse) voorlopige bestuur heeft er zelfs niet aan gedacht geld opzij te zetten voor de VN. Maar het vroeg wel dat de organisatie een bijdrage leverde aan de heropbouw van het land.”
Jim Paul van de ngo Global Policy Forum denkt dat er meer aan de hand is. „Het betalen van de jaarlijkse bijdrage aan de VN is vooral symbolisch. Het bedrag is belachelijk klein.” Paul interpreteert de Iraakse weigering als een diplomatieke boodschap ”die als volgt kan luiden: ”jullie wilden de VS en de UK niet steunen” bij de invasie van Irak ”en nu willen jullie om veiligheidsredenen geen VN-personeel in Irak. Dan zijn de VN geen prioriteit voor ons.” Het Global Policy Forum noemt de 14 miljoen ”’peanuts’ in vergelijking met de miljarden die de Amerikaanse belastingbetalers in Irak pompen.”
Door de weigering blijft Irak, op één na ’s werelds olierijkste land, in de klasse van ’s werelds armste landen. Ook Benin, Tsjaad, Somalië, Liberia, Niger en Tadzjikistan betalen al jaren geen bijdragen meer. Zij dreigen hun stemrecht in de Algemene Vergadering te verliezen. De VN vrijwaren Irak voorlopig van dat gevaar. De bijdragecommissie „concludeert op basis van de uitzonderlijke problemen die Irak meemaakte en van het complexe overgangsproces dat de Iraakse weigering om het minimumbedrag te betalen te wijten is aan factoren buiten zijn controle.”(MM)
Vier vrachtwagenchauffeurs uit Libanon zijn in Irak gegijzeld. Dat heeft een bron in het Libanese ministerie van Buitenlandse Zaken vrijdag gezegd.
Volgens de bron zijn de vier donderdag ontvoerd, toen ze tussen Bagdad en Ramadi reden, in een regio waar het verzet tegen de aanwezigheid van buitenlanders groot is.
Vorige week vrijdag werd een andere Libanees ontvoerd, samen met een Syrische chauffeur. Verscheidene Libanezen zijn de afgelopen maanden in Irak gegijzeld en later vrijgelaten. In juni is een Libanese gijzelaar vermoord.
Groot-ayatollah Ali al-Sistani, de geestelijk leider van de Iraakse sjiieten, is vrijdag in Londen aangekomen om zich te laten behandelen aan een hartkwaal. Vermoedelijk reist hij van de luchthaven Heathrow meteen door een een kliniek.
Een woordvoerder van de 73-jarige Al-Sistani in Beiroet, sjeik Hamed Khafaf, vertelde donderdag dat de geestelijke een paar dagen geleden ernstige hartproblemen had gekregen. Hij zei dat de geestelijke niet in „verslechterde toestand” verkeert, maar gespecialiseerde behandeling nodig heeft.
De in Iran geboren Al-Sistani woont in een eenvoudig huis in Najaf, waar hij omringd door familieleden en medewerkers een van de buitenwereld afgeschermd leven leidt. Het is voor het eerst in jaren dat hij Irak verlaat. Een anderhalf uur durende tussenstop in Beiroet bracht hij door in de VIP-lounge van de luchthaven, waar hij bezoek kreeg van Nabi Berri, de leider van de Libanese sjiitische Amalpartij.
Al-Sistani speelt een belangrijke rol bij de politieke ontwikkelingen in Irak sinds de val van Saddam Hussein. Hoewel hij weigert te praten met de Amerikanen, moeten die desondanks rekening houden met zijn wensen. Toen Al-Sistani eiste dat er verkiezingen zouden komen en dat een grondwet opgesteld wordt door gekozen in plaats van benoemde vertegenwoordigers, gingen de Iraakse sjiieten massaal de straat op om zijn eisen kracht bij te zetten. Recente aanslagen op kerken in Irak, waarbij elf doden vielen, veroordeelde Al-Sistani als ’afschuwelijke misdaden’.