Lekker laten rinkelen, die telefoon
De telefoon laten rinkelen: dat zou ik tien, twintig jaar geleden nooit hebben gedaan. Want dat was onbeleefd en bovendien wilde ik meestal wel graag weten wie er aan de lijn was. Dat is veranderd. De telefoon gaat sowieso nog maar sporadisch over. En ik neem alleen op als ik weet wie er belt of als het een herkenbaar nummer is.
Omgangsvormen veranderen en iedereen krijgt daar een tik van mee. Dat geldt ook voor het gebruik van een communicatiemiddel als de telefoon. Ooit was iemand opbellen de snelste en de handigste manier om iets te weten te komen of af te spreken. Door de opkomst van e-mail en bijvoorbeeld WhatsApp is dat drastisch veranderd.
Je familieleden uitnodigen voor je verjaardag: daar ging je een jaar of twintig geleden een avondje voor aan de telefoon zitten. Daarna kwam de tijd dat je iedereen een e-mailtje stuurde. En nu zet je in een paar tellen een uitnodiging in de familie-app-groep.
Dat laatste gaat ontegenzeggelijk veel sneller dan iedereen bellen. Maar door die efficiëntie gaat er ook wel wat verloren. Iedereen persoonlijk bellen kostte je in het verleden weliswaar een avond, maar dan had je in ieder geval al je familieleden –ook degenen die niet konden komen– weer eens een keer gesproken.
Inmiddels is het niet meer ongebruikelijk om als je iemand wilt feliciteren te kiezen voor een digitaal berichtje. Een tekstje typen is een paar tellen gepiept, een toepasselijke emoij of een leuke bloemenfoto is zo toegevoegd, een druk op de knop en klaar is Kees.
Het gaat gemakkelijk, dus word je als je jarig bent of iets anders te vieren hebt overspoeld door berichtjes. Maar een telefoontje is toch persoonlijker en dus bijzonderder. Het is soms ook gewoon fijn om iemands stem even te horen. Iets met kwantiteit en kwaliteit?
Onaangekondigd
De telefoon is nog altijd een handig middel om snel iets bij iemand na te vragen of even een belangstellend praatje te maken. Maar –privé en zakelijk– lijkt het wel alsof de drempel om dat te doen steeds hoger wordt. In ieder geval: om iemand onaangekondigd op te bellen.
Als ik iemand voor een artikel wil spreken, stuur ik tegenwoordig eerst een e-mailtje met daarin mijn vraag. Dat is handig, omdat je je verzoek helder uiteen kunt zetten. En de ontvanger dat bericht op een voor hem of haar geschikt moment kan lezen. Maar het werkt ook vertragend. Bovendien moet je maar hopen dat je bericht niet ondersneeuwt in een volle mailbox. Als je iemand aan de telefoon hebt, weet je gelijk waar je aan toe bent.
Ook privé is de rol van de telefoon veranderd. Urenlang kletsen met zussen of vriendinnen: het komt er weinig meer van. En als het een keer gebeurt is het inmiddels niet ongebruikelijk om van tevoren via een mailtje of een appje een dag en een tijd af te spreken.
Oeverloos zijn gesprekken sowieso nog maar zelden: telefoons van tegenwoordig houden het door leeglopende batterijen gewoon niet zo lang vol. Vroeger was niet alles beter, maar zo’n ouderwetse telefoon die met een draadje aan de muur vastzat hoefde je in ieder geval nooit op te laden.
Nummer onderdrukt
Er zijn enorm veel telefoons in omloop, jong en oud zijn er ook doorlopend mee in de weer, maar het lijkt wel of ze steeds spaarzamelijker worden gebruikt voor het voeren van een gesprek. Er gaan geregeld dagen voorbij waarop de huistelefoon er het zwijgen toe doet. En op m’n mobiel word ik ook zelden gebeld. Dus schrik je bijna als de telefoon onaangekondigd rinkelt of piept. Er zal toch niet iets ergs zijn?
Helaas betreft het vaak een beller waar je helemaal niet op zat te wachten: een energiebedrijf dat je een geweldig contract wil verkopen, een loterij of een belabberd-Engelssprekende persoon die je niet eens weet duidelijk te maken wat de bedoeling is. Een andere regelmatig voorkomende casus is dat degene (waarschijnlijk: de computer) die belt na twee keer overgaan de verbinding verbreekt. Terwijl je net een kwast in een pot verf had gedoopt maar toch je best deed om op tijd bij de telefoon te zijn.
Het gevolg van een lange reeks van dergelijke hinderlijke belpogingen is dat ik tegenwoordig altijd eerst naar het scherm met de nummerweergave kijk. Staat daar iets als ”nummer onderdrukt” of ”privénummer”? Dan laat ik het toestel lekker rinkelen of druk ik de oproep weg. Is het een buitenlands nummer? Idem dito.
Blijkbaar ben ik niet de enige die kritisch staat tegenover onbekende bellers. Pas meldde iemand die ik met enige regelmatig zakelijk spreek voorafgaand aan een belpoging dat ze een ander nummer had. „Dan weet je even van wie het nummer is dat je in je schermpje ziet.”
Belangst
Zou via de telefoon een gesprek voeren langzamerhand een vergeten vaardigheid worden? Dat valt niet uit te sluiten. Jongeren hebben er in ieder geval vaak een hekel aan. Ook al zijn ze als het ware met hun telefoon getrouwd, ermee bellen doen ze liefst zo weinig mogelijk. Ze sturen liever een appje.
Volgens een vorig jaar uitgevoerd onderzoek van Motivaction vindt bijna 40 procent van de jongeren tussen de 18 en 30 jaar telefoneren zelfs eng. Daar is zelfs een term voor in omloop: belangst. De kern van het probleem is dat je, als je iemand belt, niet ziet wie je voor je hebt. Je moet het doen met de stem van die ander, die mogelijk dingen zegt waar je niet op had gerekend. En waar je dan direct op moet reageren. Dat vraagt improvisatievermogen en spontane interactie, en dat vinden veel jongeren dus eng. Wat in een werkomgeving een serieuze handicap kan zijn. Misschien is de tijd rijp om de kunst van het telefoneren op scholen en beroepsopleidingen eens aan de orde te stellen?
Tips tegen belangst
Bereid je voor. Wat wil je vragen, bespreken of bereiken? Schrijf dat op, desnoods puntsgewijs.
Bedenk hoe je jezelf gaat voorstellen. Schrijf dat op. Of oefen het een paar keer hardop.
Probeer je een paar scenario’s voor het verloop van het gesprek voor te stellen. Hoe ga je daarop reageren?
Praat rustig.
Geef de ander de tijd om z’n zegje te doen.
Bedenk een of twee afsluitende zinnetjes en schrijf die eventueel op. „Ik denk dat ik zo voldoende informatie heb. Bedankt dat u mij te woord wilde staan.”
„Met mij!” – „Met wie?”
Op het laatste moment met een appje een afspraak afzeggen is niet netjes. In zo’n geval moet je echt even bellen. Meent etiquettespecialist Reinildis van Ditzhuyzen. In ”De Dikke Ditz”, haar nieuwste bewerking van de klassieker ”Hoe hoort het eigenlijk?”, geeft ze een aantal regels om aan de telefoon in acht te nemen. Een bloemlezing.
Een telefoontje kan enorm storend zijn. Het is een goed gebruik om, als je iemand opbelt, te vragen of het gelegen komt. „Stoor ik?” In z’n algemeenheid gesproken is het beter om mensen niet voor negen uur ’s morgen en na tien uur ’s avonds te bellen, tenzij daar een dringende reden voor is.
In telefoongesprekken is de stem het enige communicatiemiddel. Daarom is duidelijkheid belangrijk. Van Ditzhuyzen moet in dat licht weinig hebben van de oprukkende gewoonte om bij het aannemen van een gesprek alleen de voornaam te noemen. Kortweg „Met Klara” zeggen kan verwarrend zijn, zeker bij een gesprek met een vast nummer. Is Klara de moeder of de dochter? Noem dus je volledige naam. Als je ziet wie er belt of als je een gesprek aanneemt op je mobiel geldt dit bezwaar minder. Sterk afgekeurd: „Met mij” zeggen als je de telefoon opneemt.
Een belangrijke omgangsregel is om rekening te houden met andere mensen. Voer dus niet uitgebreid en op luide toon telefoongesprekken op de fiets, in winkels, in de trein of de bus of op straat, zodat omstanders gedwongen zijn mee te luisteren.
Word je gebeld in aanwezigheid van anderen, houd een gesprek dan kort. Zeg eventueel tegen degene die belt dat je niet alleen bent. Dat laatste is zeker aan te bevelen als de telefoon op de speaker staat.
In gezelschap (tijdens vergaderingen, bijeenkomsten, concerten en in restaurants) dienen telefoons uit of op stil te worden gezet. Als er toch een dringend telefoontje binnenkomt dat moet worden beantwoord, loop dan weg en zoek een rustig plekje.
Als iemand op een mobiel nummer belt, is het volgens Van Ditzhuyzen geen enkel probleem om een gesprek weg te drukken en later terug te bellen. „Iemand die mobiel belt, moet beseffen dat dit altijd op een ongelukkig moment kan zijn.”
De Dikke Ditz. Hoe hoort het eigenlijk? Reinildis van Ditzhuyzen; uitg. Becht, Haarlem, 2019; ISBN 978 90 230 1591 8; 400 pag.; € 15,00.