„Kerk verloor veel talent door negatieve visie op cultuur”
Theologen in calvinistische kring stonden doorgaans afwijzend ten opzichte van kunst en cultuur. „Men beantwoordde niet aan de roeping om werk te maken met de Bijbelse cultuuropdracht. Daardoor ging veel talent voor de kerk verloren.”
Dat stelt dr. Anne Schipper naar aanleiding van zijn proefschrift ”Het volk aan de kunst. C. Rijnsdorp, calvinisme en cultuur: de calvinistische paradox van het cultureel tekort”, waarop hij vrijdag promoveerde aan de Theologische Universiteit te Kampen. Het is de tweede promotie van Schipper (61), die directeur is van een school in een Rotterdamse achterstandswijk. In 2017 promoveerde hij op de geesteswetenschappelijk studie ”Een geknevelde volksopvoeder. C. Rijnsdorp en de culturele verheffing van het calvinistisch volksdeel: strategie en leiderschap.” Zijn tweede theologische proefschrift (635 blz.; uitgeverij Lululily, Rotterdam) plaatst het werk van de christen-literator C. Rijnsdorp (1894-1982) in het complexe spanningsveld tussen calvinisme en cultuur in de periode tussen 1920 en 1970.
Als neocalvinist wilde Rijnsdorp het calvinistisch volksdeel „aan de kunst” brengen. Dat gebeurde vooral door middel van de Christelijke Volks-Universiteit, de N.C.R.V.-radio, de protestantse periodieke pers en de christelijk-literaire organisatie. Met zijn dubbele cultuurtaak: artistiek-scheppend en pedagogisch-beschouwend, heeft Rijnsdorp getracht de „culturele lamlendigheid” van het gereformeerde volk te doorbreken en zijn geloofsgenoten te bewegen tot cultureel besef en kunstzinnige arbeid, aldus Schipper. Dat lukte hem niet, zodat Schipper spreekt van de „calvinistische paradox van het cultureel tekort.”
Manco
Schipper stelt vast dat de emancipatiedoelen van de neocalvinisten op alle levensterreinen bereikt werden, behalve op kunstgebied. Rijnsdorp sprak van „mystieke, Doperse en Puriteinse tendenzen.” Schipper constateert een opmerkelijke verwaarlozing van het Schriftwoord over het cultuurmandaat op het levensterrein van de kunst. De strijd om de goede smaak tussen theoloog en kunstenaar werd volgens hem steeds in het voordeel van de kerk beslecht. „De theoloog hield stand, terwijl de kunstenaar vertrok, zich conformeerde of er verbitterd er het zwijgen toe deed. Veel talent ontwikkelde zich daarom buiten, of later zelfs tegen de kerk.”
Is Rijnsdorp uiteindelijk een roepende in de woestijn gebleven?
„Absoluut. Hij ontdekte dat theologen als Calvijn en Kuyper erg positief stonden ten opzichte van Gods gaven in kunst en cultuur. Rijnsdorp sprak daarom de theologen in eigen kring aan op hun gebrek aan visie op deze levensterreinen. Rijnsdorp werd verguisd door de academische literaire wereld én kreeg nauwelijks respons in eigen kring. Hij zocht tevergeefs de gereformeerde wereld geestelijk te wapenen tegen de ontwrichtende tendensen in de moderne literatuur. Toen die missie mislukte, ontwikkelde hij zich tot gereformeerd criticus van cultuur en samenleving en schreef hij niet meer over kunst en literatuur. Zijn levenswerk onderstreept hoe belangrijk het is om de Bijbelse roeping in kunst en cultuur te verstaan en zo de bezieling en getuigenis daar vorm te geven.”