De onrust die de Arabische opstanden veroorzaakte is er nog
De Arabische opstanden die vanaf 2011 wijd om zich heen grepen, hadden een voedingsbodem in grof wanbeleid. Acht jaar later is die voedingsbodem nog onverminderd aanwezig.
Waren de Arabische opstanden een eenmalige oprisping? Nee. De Arabische wereld zal nog lange tijd met politieke onrust te maken hebben. De basis onder deze voorspelling is een simpele: er is sinds 2011 feitelijk maar weinig ten goede veranderd in deze landen; vaak is de situatie zelfs verslechterd. De bevolking heeft dus minstens evenveel redenen als destijds om in opstand te komen.
Die redenen zijn bekend. Geen banen, lage inkomens, weinig toekomstperspectief, soms zelfs onvoldoende eten. Veel van die aspecten zijn terug te voeren op hoog boven het volk verheven autocraten (om niet gewoon dictators te zeggen) die op feodale wijze hun volk onder de knoet houden en daarbij niet zelden zichzelf verrijken. Wensen en noden onder het volk worden ronduit genegeerd – totdat de bom barst en de massa van het volk als een getergde leeuw zijn klauwen toont.
Het gekke is: Arabische leiders hebben de lessen die uit die uitbarstingen te trekken zijn, maar zeer beperkt toegepast. In Egypte is, net als voor de opstanden, een sterke man aan de macht die het leger aan zijn kant heeft. Repressie is er zwaarder dan voorheen. In Bahrein voelt de sjiitische meerderheid zich echt niet minder achtergesteld dan voorheen. In Irak blijft de bevolking morren.
En dan hebben we het nog niet eens over de landen waar de situatie door gruwelijke oorlogen nog veel en veel slechter is geworden sinds de Arabische opstanden: Syrië, Jemen, Libië.
Hier en daar zijn politieke concessies gedaan (Tunesië is daar nog het beste voorbeeld van), maar vaak zorgden die niet voor merkbare verbeteringen voor de bevolking.
Kortom, de voedingsbodem voor opstanden in de Arabische wereld is nog even vruchtbaar als voorheen. Nieuwe revoluties –met bijbehorend geweld– liggen op de loer.
Wie zich dat op dit moment zeer zou moeten aantrekken, is president Bouteflika van Algerije, die sinds 1999 aan de macht is. De man vertoont zich zelden in het openbaar, omdat zijn gezondheid dat al jaren niet meer toelaat. Maar dat weerhield hem er niet van om zich in februari opnieuw kandidaat te stellen voor het presidentschap – voor een vijfde termijn. De verkiezingen daarvoor zouden op 18 april plaatshebben.
Maar de bevolking is om begrijpelijke redenen helemaal klaar met hem en met de kliek om hem heen. Corruptie en werkeloosheid vieren hoogtij. Protesten in het land worden al wekenlang steeds massaler. Ordetroepen beheersen zich tamelijk goed en ook de bevolking is zich nog niet op grote schaal aan geweld te buiten gegaan.
Hoe lang dat nog goed blijft gaan, is een spannende vraag. President Bouteflika heeft de verkiezingen uitgesteld, maar blijft op die manier evengoed in het zadel. „Allah zegent de man die zijn beperkingen kent”, zei hij vroom na de start van de opstanden die de regio teisteren. En: „De tijd van mijn generatie is voorbij.” Maar dat zijn, zoals zo vaak het geval is met leiders in deze regio, niet meer dan loze woorden gebleken. Een nieuw Syrië wil ongetwijfeld ook Bouteflika niet, maar als je een leeuw blijft tergen, moet je niet raar opkijken als je op een dag door hem wordt verscheurd.