Marijke de Wit-Bakker: een hart voor de kwetsbare medemens
Ze werkte onder prostituees in Amsterdam, bezocht arme gezinnen in Malawi en zet zich in voor vluchtelingen in Urk. Marijke de Wit-Bakker brak een carrière bij de Rabobank af om iets te kunnen betekenen voor mensen in nood. „Als je God kent, is dat geen garantie voor een gemakkelijk leven waarin moeite of verdriet je bespaard blijft, maar het geloof is wel een fundament dat houvast en hoop geeft.”
Op de eettafel ligt de Bijbel, op de salontafel staat een laptop. Zodra ze koffie heeft geschonken, klapt Marijke de Wit (50) het apparaat dicht. Ze heeft gebakjes gehaald bij de warme bakker. Het tekent de gastvrijheid van de geboren Urker. Op de bank in de knusse woonkamer in de historische kern van het vissersdorp doet ze haar verhaal, rustig en weloverwogen. Af en toe klinkt er een bescheiden lach.
In de hoek van de kamer staat een piano. De Wit speelt graag klassieke muziek, maar ook psalmen en liederen van Johan de Heer, als ontspanning naast haar vele werkzaamheden. De werkweek begint op maandagochtend. Samen met haar man, Gerrit, maakt ze dan de Pniëlkerk schoon, waar hij koster is. „Het is heilzaam werk. Ondertussen kan ik m’n hoofd leegmaken of denk ik juist na over zaken die spelen: hoe zal ik die aanpakken? Of ik laat m’n gedachten gaan over een column die ik moet schrijven voor De Waarheidsvriend.”
De rest van de week vult zich met werk voor stichting ”Ik was een vreemdeling”, die zich inzet voor vluchtelingen in Urk en omgeving, en voor de diaconale stichting Timotheos. De laatste organisatie bracht haar in 2017 in Malawi. „Het was de eerste keer dat ik in Afrika kwam. Wat me raakte, was aan ene de kant de armoede –Malawi is een van de armste landen–, en aan de andere kant de rijkdom van met heel weinig tevreden zijn.”
Opoe
Marijke groeit met drie zussen en een broer op in een hecht christelijk gereformeerd gezin, behorend bij de Eben-Haëzergemeente in Urk. Ze wordt mede gevormd door haar opoe. „Mijn opa van vaders kant overleed in 1986. Opoe was toen 81 en had hulp nodig bij onder meer het naar bed gaan. Nadat ik mijn vwo-examen had gehaald, trok ik bij haar in. Opoe kreeg gaandeweg steeds meer zorg nodig. Bijna tien jaar later overleed ze.”
Menig net afgestudeerde vwo’er zou zich achter de oren krabben bij de vraag om bij een grootouder in te trekken. U niet?
„Zorg voor elkaar hoort erbij op Urk. Ik heb er nooit spijt van gehad dat ik bij opoe ben gaan wonen. Ze was een voorbeeld voor mij. Ik wist: zij is een kind van God. In haar doen en laten straalde ze dat uit en ze sprak er ook over. Niet opgelegd of met dure woorden, maar rechttoe-rechtaan. We hadden een goede band.”
Welke rol speelde het geloof destijds in uw eigen leven?
„Ik was al jong bezig met de dingen van de Heere. Toen ik afscheid nam van de zondagsschool kreeg ik een Bijbeltje van ds. A. Baars. Voorin stond een tekst uit Jesaja: „Ik ben de HEERE, uw God, Die u leert, wat nut is, Die u leidt op den weg, die u gaan moet.” Die woorden kwamen later geregeld terug. In mooie, maar juist ook in moeilijke tijden ervoer ik: God is erbij, wat er ook gebeurt en hoe het ook gaat. Hij leidt mijn weg.
Toen ik in het examenjaar van het vwo zat, overleed niet alleen mijn opa –de man van opoe–, maar ook op één dag bèbe (opa) en oma van moeders kant. Dat was ingrijpend. Oma had al jong zware suikerziekte. Ze is drie jaar bij ons thuis verzorgd door mijn moeder. Toen ze in het ziekenhuis lag, maakte moeder me midden in de nacht wakker en zei: „Bèbe is overleden.” Ik zei: „Je bedoelt oma?” Maar bèbe had een hartinfarct gehad. Hij had altijd gezegd: „Ik hoop niet dat ik zonder oma verder moet.” Een paar uur later overleed oma. Ze hebben van elkaar niet geweten dat ze gestorven zijn.
Het waren heftige gebeurtenissen. Het verdriet dreef me uit naar God. Ik denk dat ik mede hierdoor snel volwassen werd. Op m’n negentiende deed ik bij ds. G. Bouw belijdenis. Hij preekte heel praktisch, waardoor ik nog meer over het geloof ging nadenken. Het maakte echt deel uit van m’n leven.”
U kon carrière maken bij de Rabobank, maar stapte over naar een christelijke hulpverleningsorganisatie. Waarom?
„Kort na mijn vwo-examen kwam ik bij de bank. Ik bekwaamde me in onder meer commerciële economie en management via een avondopleiding bij Hogeschool Windesheim en interne opleidingen bij de Rabobank. Op mijn 26e gaf ik leiding aan de locatie op Urk, later kwamen de omringende polderdorpen, zoals Espel en Tollebeek, erbij.
Voor een tussenopdracht werkte ik bij een notaris, waar ik me onder meer met coaching bezighield. Krap een jaar later had ik een gesprek met het bestuur van de bank over een functie op het hoofdkantoor in Emmeloord. In die tijd las ik in De Oogst, het blad van Tot Heil des Volks, een dringende oproep voor een manager voor Scharlaken Koord, dat in Amsterdam hulp biedt aan prostituees. Ik legde die terzijde, omdat ik met een andere functie bij de bank bezig was. Een maand later las ik, zowel in De Oogst als in het RD, opnieuw die dringende oproep. Toen solliciteerde ik alsnog.
Twee jaar eerder bezocht ik Tot Heil des Volks tijdens een vrijwilligersdag voor managers en teamleden van de Rabobank. We werden in drie groepen verdeeld, die elk een onderdeel van deze organisatie bezochten. Mijn groep ging naar Scharlaken Koord. We hielpen een woonkamer opknappen en hoorden het verhaal van Toos Heemskerk, coördinator straatwerk. Ik dacht: „Wat zou het mooi zijn als ik iets voor zo’n organisatie kon betekenen.” Maar ik was geen hulpverlener, dus zette het van me af. De managersfunctie die in 2008 vrijkwam, paste echter wel bij mijn opleiding. Al tijdens het eerste gesprek klikte het, en ik werd aangenomen.”
Van een bankfiliaal in Urk naar de wallen in Amsterdam: een grote stap?
„Zo heb ik dat niet ervaren, al was ik nog maar drie keer in mijn leven in Amsterdam geweest. Het hielp dat ik zeker wist dat de Heere deze plek voor mij bestemd had. Scharlaken Koord was gegroeid, er was meer structuur en een duidelijk beleid nodig. De ervaring die ik op dat vlak had opgedaan, kon ik daar inzetten. Voor mij had het een toegevoegde waarde dat ik zelf ook contact met de vrouwen had. Ik ging één keer per maand mee met het bezoekwerk op de wallen, om te horen wat er onder hen leefde.”
Hoe wist u dat dit plek was waar de Heere u wilde hebben?
„Mede door reacties uit mijn omgeving vroeg ik me af: is deze baan alleen iets was ik zelf wil? Ik bad of God het me duidelijk wilde maken als het niet goed was dat ik deze stap zou zetten. Toen ik ’s avonds mijn dagboekje opende, ging het over Jozua 2:18: „Bind het scharlaken koord aan het venster.” Dat is in meerdere moeilijke periodes zo’n troost geweest: ik doe het niet alleen.”
Welke ontmoetingen met prostituees bleven u vooral bij?
„In gesprekken op de wallen merkte ik al snel: achter elke vrouw zit een verhaal. Ik kwam erachter dat velen er gedwongen zaten. Wat me bijvoorbeeld raakte, was een gesprek met een jonge vrouw die in verwachting was van haar man of pooier, net hoe je het wilt zeggen. Hij wilde dat ze het kindje liet weghalen. Zij had toch de durf om te zeggen: „Ik ga voor m’n kind”, ondanks bedreigingen die ze kreeg. Het maatschappelijk werk zocht een veilige plek voor haar en later hoorde ik dat ze een gezonde baby had gekregen.”
In de politiek lag de christelijke identiteit van Scharlaken Koord meer dan eens onder vuur. Zou neutrale hulpverlening voor u een optie zijn?
„Voor mij horen woord en daad bij elkaar. Als je zoals in Amsterdam het leed onder de vrouwen ziet en hun verhalen hoort, is er professionele hulp nodig: traumaverwerking, zelfvertrouwen opbouwen. In de praktijk zag ik dat het een toegevoegde waarde had als ze de Heere Jezus leerden kennen. Niet dat we dat oplegden en al helemaal niet dat we dit als voorwaarde stelden; we verleenden hulp aan iedereen. Maar ik merkte dat vrouwen die tot geloof kwamen er sterker uitkwamen dan de anderen.
Ik vond het mooi en ook nodig dat we bij Scharlaken Koord elke dag begonnen met Bijbellezen en gebed. We baden voor situaties die speelden bij de vrouwen, maar ook voor de teamleden. Dan merk je de kracht van het gebed. Hoe? Soms kwam er een oplossing voor iets wat heel moeilijk leek. Of we kregen, als omstandigheden niet veranderen, toch rust en konden ze aan de Heere overgeven.”
U trouwde op uw 45e met Gerrit. Hoe kwam hij op uw pad?
Lachend: „Doordat we allebei op de verkeerde bijeenkomst waren. Gerrit was leider van een jeugdvereniging en ik juf op de zondagsschool. We zouden een trainingsavond hebben met Kees van Vianen van het LCJ. Ik wist niet dat Kees in dezelfde week op Urk ook een cursus voor ouders zou geven over opvoeding, en belandde per ongeluk op die avond. Gerrit maakte dezelfde vergissing. Zo zaten we ineens tussen allemaal ouders. In de pauze zei Gerrit: „Wat doe jij hier?” Ik zei: „Ja, wat doe jij hier?” Zo begon het. Hoewel we in dezelfde kerk zaten, hadden we elkaar nog nooit echt gesproken. Het klikte meteen.”
Trouwen na zoveel jaar single te zijn geweest, betekent vrijheid inleveren. Lastig?
„Iedereen zegt het, maar wij hebben het nooit zo ervaren. Misschien omdat we allebei eenzelfde ontwikkeling hebben doorgemaakt en over veel dingen hetzelfde denken.” Lachend: „Ik denk dat het gewoon een supermatch is.”
Ze vervolgt: „Ik verlangde ernaar om mijn leven met iemand te delen, maar het nam me niet in beslag. Als het Gods wil was, zou ik iemand ontmoeten die bij me zou passen; daar vertrouwde ik op. Ook als je single bent, kun je tot je doel komen. Alleen was ik eveneens gelukkig.
Maar nu merk ik dat het huwelijk een verrijking en een gave van God is. Als ik thuiskom uit mijn werk en ik zit ergens mee, hoef ik niet te denken: Met wie zal ik dit eens delen? Ik kan het gewoon met Gerrit bespreken. Dat geldt ook voor geestelijke zaken. Eerder las ik in de Bijbel en dacht daarover na. Nu uit ik mijn gedachten en gaan we erover in gesprek. Dat verdiept je geloof, evenals het samen bidden.”
U geeft in uw kerk leiding aan Hadassa, een vereniging voor jonge vrouwen. Wat wilt u hun vooral meegeven?
„Mijn verlangen is dat deze meiden van 18 tot 23 jaar ervaren dat je niet alleen door het leven hoeft te gaan. Als je God kent, is dat geen garantie voor een makkelijk leven waarin moeite of verdriet je bespaard blijft, maar het geloof is wel een fundament dat houvast en hoop geeft. Het is bovendien onze opdracht tot eer van God te leven. Daar zijn we voor geschapen. Hoe jonger je God zoekt, hoe meer Hij aan Zijn eer komt.”
Wat waren voor uzelf moeilijke momenten?
„Het moeilijkste was de beslissing om mijn baan op te zeggen bij Tot Heil des Volks, na een periode van interne strijd over de identiteit en de koers van de organisatie. Wat vraagt God in zo’n situatie van je? Je krijgt geen briefje uit de hemel waar het antwoord op staat.”
U wist zich geroepen tot die baan. Maakte dat het vertrek extra zwaar?
„Het werk bij Scharlaken Koord had mijn hart en we gingen er als team met elkaar voor. Maar de interne strijd bij Tot Heil des Volks vrat energie en nekte me. Gerrit zei: „God vraagt niet van je ergens te blijven als het ten koste gaat van je gezondheid.” Ik heb toen de beslissing genomen om het werk los te laten, maar dat niet meteen tegen anderen gezegd. In de twee weken die volgden, merkte ik dat ik er rustig onder werd. Ik heb op een goede manier afscheid kunnen nemen van de collega’s. Het werken in een team mis ik, maar ik dank God dat ik me weer lekker voel in wat ik nu mag doen voor Timotheos en vluchtelingen.”
Wat is het mooiste in het werk onder vluchtelingen?
„Het mooiste zijn de vrouwenochtenden in het House of Joy van stichting Gave, vlakbij het azc in Luttelgeest, en Bijbelstudies met Eritreeërs op Urk. Evenals op de wallen in Amsterdam gaat het ook daar over de kernvragen van het christelijk geloof. Wie is God voor jou? Is de Heere Jezus ook voor jouw zonden gestorven? Ik merk dat er honger is naar het Woord.
De deelnemers aan de vrouwenochtenden, een combinatie van Bijbelstudie en creatieve activiteiten, ervaren deze als momenten van bemoediging en troost. Een vrouw met een islamitische achtergrond zei: „Bij de islam gaat het om oorlog, maar ik merk dat het bij jullie om liefde en vrede gaat.””
Wat drijft u om zich voor kwetsbare mensen in te zetten?
„Belangrijk is voor mij wat de Heere Jezus zegt in Matthéüs 25: „Wat je voor een van deze minste van Mijn broeders gedaan hebt, heb je voor Mij gedaan.” Het is een Bijbelse roeping om naar je naaste om te zien, zeker de kwetsbare naaste. Dat heeft mijn hart.”
In welke Bijbelse persoon herkent u zich?
„Ik denk dat ik tussen Maria en Martha in zit. Soms herken ik me in Martha: Leg nu die bezem eens even neer. Maar ik herken me ook in Maria, die alles aan de kant wil zetten om te horen wat Jezus zegt en om van Hem te leren. Ik kan anderen niet dienen zonder zelf steeds weer gevuld te worden met wat God mij te zeggen heeft.”
Marijke de Wit-Bakker
Marijke Bakker wordt in 1969 geboren in Urk. Na het vwo werkt ze bij de Rabobank. Van 2008 tot en met 2015 is ze manager van Scharlaken Koord in Amsterdam. Vanaf 2016 is ze als secretaris van de christelijke stichting ”Ik was een vreemdeling” nauw betrokken bij het werk onder vluchtelingen in de Noordoostpolder. Ook is ze sinds 2016 voorlichter bij de diaconale stichting Timotheos, die weeskinderen in Malawi ondersteunt. Voor De Waarheidsvriend schrijft ze elke maand een column.
In 2014 trouwt Bakker met Gerrit de Wit. Het echtpaar is lid van de christelijke gereformeerde kerk (Eben-Haëzer) in Urk.