Meditatie: God alleen de eer
1 Samuel 2:30b
„Die Mij eren zal Ik eren, maar die Mij versmaden zullen licht geacht worden."
God is de Allerhoogste, de Allerheerlijkste. Ja, oneindig volmaakt! God bezit inderdaad alle mogelijke volmaaktheden. God is in en voor Zichzelf gelukzalig in alle eeuwigheid. Zo was God er, eer Hij de aarde en de hemel maakte. Geen wonder dan dat God Zijn eer tot het hoogste doel van Zijn daden stelt, al Zijn schepselen bemint die Zijn deugd vertonen en verheerlijken, alles haat en verstoot dat Zijn eer benadeelt.
Hoe passend wordt aan God dan toegeschreven de uitspraak van deze woorden: „Die Mij eren, zal Ik eren.” Het moest iemand verwonderen dat God zo goedertieren is, dat Hij dat zo gunstig vergeldt, dat men Hem eert. Immers, dat is elk redelijke schepsel verplicht. „Wie zou U niet vrezen en Uw Naam verheerlijken?” „Want het komt U toe”, moet ieder zeggen die God kent. Zo sprak God: „Zult gij Mij niet vrezen en voor Mijn aangezicht niet beven? Ik, Die de zee en het zand tot een paal gesteld heb.”
Toch belooft God: „Die zal Ik eren, die Mij eren.” Dit eist God met het hoogste recht. Hij, de grote en geduchte Schepper van het heelal, als de volmaakt gelukzalige God, het onafhankelijk en eeuwig Opperwezen, de God des verbonds, de rechtvaardige, heilige, algenoegzame, genadige en barmhartige, drie-enige God, Die geëerd wil zijn. Eigen eer zoeken is een zonde in het schepsel en past niemand.
Johannes Groenewegen,
predikant te Werkendam
(”Verzameling van veertien preken”, 1766)
Johannes Groenewegen (1709-1764) was predikant in Aarlanderveen en Werkendam. Onder zijn prediking vonden enkele opwekkingen plaats. Groenewegen publiceerde onder meer de bundel ”De lofzangen Israëls” (1751) en het catechisatieboekje ”Kort opstel der godlyke waarheden” (1755).