Francis Fukuyama probeert de liberale democratie te redden
Waar niet aanpassen maar erkenning van anders-zijn vooropstaat, daar loert desintegratie. Wie ”Identiteit”, leest, het nieuwste boek van Francis Fukuyama, is gewaarschuwd.
Wie het nieuwste boek van de Amerikaanse denker Francis Fukuyama leest, die heeft al snel één vraag op de lippen: waar heb ik dat eerder gehoord? Op iedere bladzijde gaat het over slachtoffer zijn van de elite, zich gemarginaliseerd weten en niet gezien. Het gaat ook over de schuld van „het systeem”, van „de politiek” en „de media.”
Het zijn kenmerken van rechtse politiek die in het boek van Fukuyama ter sprake komen. En tijdens het lezen verschijnen er vanzelf gezichten bij van politici: Donald Trump, Vladimir Poetin, maar ook Thierry Baudet en Geert Wilders. Voor Fukuyama is het duidelijk: rechts ressentiment („resentment”, wrok) heeft een nationale én een internationale gedaante. Beide zijn een gevaar voor de democratische rechtsstaat, zij het op verschillende wijze. In westerse democratieën dreigen desintegratie en versplintering van politiek en samenleving. Over dat laatste gaat het in Fukuyama’s boek ”Identiteit”.
Zowel bij linkse politiek als onder rechts loert dat gevaar van desintegratie, stelt Fukuyama. Zo leidde de linkse vertroeteling van het multiculturalisme tot ondermijning van de eenheid in een land; onder rechts gebeurt dat door het cultiveren van exclusief nationalisme, grenzend aan racisme.
Wat maakt nu dat die politieke verdeeldheid in veel westerse samenlevingen zo’n schadelijke uitwerking heeft? Dat komt doordat problemen van welke aard ook worden uitgelegd in termen van (verlies aan) identiteit en waardigheid. Fukuyama stelt in zijn boek dat door de globalisering de verschillen tussen rijk en arm binnen een land zijn toegenomen; toch wordt dat niet zo vertolkt. In plaats daarvan is sprake van verlies aan waardigheid en status van gedupeerde burgers. „Uw land is niet langer van u”, klinkt het (bijvoorbeeld uit de mond van Trump). Door die identitaire zwaai worden economische grieven lastiger oplosbaar, stelt Fukuyama. Omdat ze worden gekoppeld aan grieven die gaan over onwaardigheid en disrespect.
Gemakkelijkste weg
De linkse politiek krijgt ervan langs in Fukuyama’s boek. Als de arbeidersklasse wereldwijd onder druk staat, zou je deze slogan verwachten: steun aan de arbeiders! Maar links koos de gemakkelijkste weg door het op te nemen voor (vermeende) slachtoffers van identiteitsverlies – migranten, vrouwen van #MeToo, andersgeaarden. De arbeiders? Die hadden het nakijken.
Dat linkse alternatieve programma was lange tijd samen te vatten met multiculturalisme: respect voor alle culturen in een samenleving. Wee degene die dat anders zag: die beledigde een authentieke cultuur. Het heeft geleid tot vérgaande polarisatie: sociale groepen zagen elkaar als bedreigend: blijf af van mijn unieke identiteit. Politiek rechts doet intussen precies zo, maar dan met de in zíjn ogen „vergeten groepen” en: veegt de vloer aan met de politieke correctheid („nooit klagen”) van links.
Interessant is dat Fukuyama de reformator Maarten Luther noemt als degene die deze unieke identiteit heeft geformuleerd. Niet als groepskenmerk, maar als kernwaarde van elk mens. Tegenover de macht van Rome poneerde Luther de geest (ziel?) van de gelovige (zijn „inner self”), waar de zondige mens tegenover God staat. Zodra dat onderscheid tussen het innerlijk van de mens en de buitenwereld gemeengoed was geworden, werd het losgemaakt van Luthers invulling, aldus Fukuyama. De moderne liberale democratie viert het als „expressief individualisme”: het recht om er eigen opvattingen en gevoelens op na te houden. En dat allemaal positief geduid; maar wie kan uitsluiten dat in dit ”zelf” toch ook niet het kwaad schuilt? Waarom zou Luther ongelijk hebben gehad?
Intussen is voor de meeste mensen die opdracht tot expressief individualisme te zwaar, stelt Fukuyama –weten zij veel wie ze zijn?– en ze ruilen hun ”ik” daarom graag in voor een ”wij”, ze kiezen voor de identiteit van de groep – politieke leiders helpen hen daar graag bij.
Vooral in tijden van grote sociale veranderingen, wanneer oude zekerheden wegvallen, speelt die lastige vraag naar de eigen identiteit op, en globalisering is zo’n periode. Hier is een aangrijpende les te leren uit Fukuyama’s boek: bevolkingsgroepen zijn dus door politici te mobiliseren en te manipuleren door de identiteit en de problemen van deze groepen te herformuleren – jullie zijn „onmondigen” tegenover een „elite”, jullie zijn „blanken” tegenover „migranten.”
Nationale identiteit
Hoe voorkom je nu dat samenlevingen door deze identiteitspolitiek desintegreren? Werk aan een nationale identiteit die verscheidenheid in ras en cultuur ínsluit, stelt Fukuyama. Grappig is dat hij Nederland noemt als verkeerd voorbeeld. Vanwege de „pillarisation”, de verzuiling, die assimilatie van immigranten blokkeert – alsof die verzuiling in Nederland nog bestaat… Wat hij bedoelt is onze vrijheid van onderwijs voor levensbeschouwelijke bevolkingsgroepen. Die helpen niet zo’n nationale identiteit op te bouwen, vindt hij. Nationale identiteit moet ras-, cultuur- en religieoverstijgend zijn en gebaseerd op zaken als nationale trots en dito plichtsbesef. Fukuyama hekelt het hebben van een dubbel paspoort en prijst militaire dienstplicht. Verder noemt hij „creedal identity”: het onderschrijven van de grondwaarden van de rechtsstaat en die van democratie.
De vraag blijft of Fukuyama met zijn nationale identiteit een oplossing biedt. Moeten we misschien toch terug naar af, naar dat zondige binnenste van de mens?
Ach, leefde Luther nog maar.
Boekgegevens
Identiteit. Waardigheid, ressentiment en identiteitspolitiek, Francis Fukuyama; uitg. Atlas Contact; 268 blz.; € 19,99.