Consument

De charme van maakwerk

Kleding naaien maakt gelukkig. Weliswaar bespaart het allang geen geld meer – maar het levert rust in het hoofd, voldoening als iets af is, goed passende kleding en kansen om te dromen over nieuwe ontwerpen.

Geertje Bikker-Otten en Clasina van den Heuvel
23 March 2019 11:42Gewijzigd op 16 November 2020 15:37
George Somiy herstelt kleding en maakt jurken, rokken en pakken op maat. beeld RD, Anton Dommerholt
George Somiy herstelt kleding en maakt jurken, rokken en pakken op maat. beeld RD, Anton Dommerholt

De kledingkast van wiskundedocent Trudy van der Kolk (56) uit Heelsum is nagenoeg geheel gevuld met door haarzelf gemaakte kleding. „Vorig jaar is dat niet helemaal gelukt”, bekent ze. Ze was zo druk met het maken van de trouwjurk van haar schoondochter dat ze niet meer aan een creatie voor zichzelf toekwam. „Onze dochter heeft me toen meegesleept naar een modewinkel. Daar was ik lang niet geweest. Eerlijk gezegd had ik de neiging om gelijk weer naar buiten te lopen. Je wordt heel kritisch als je alles zelf maakt.”

Ze laat het gebloemde jasje zien dat ze uiteindelijk heeft gekocht en waar ze op zich wel blij mee was. „Maar de mouwen zaten er raar in. Na de bruiloft heb ik ze er alsnog uitgehaald om de pasvorm te verbeteren.” Ze wijst op de naad middenachter, die het patroon van de stof doorbreekt. „Wie bedenkt er nu zoiets? Die naad heeft verder geen functie. Het is alleen een manier om stof te besparen. Als je zelf zo’n jasje zou maken, zou je dat nooit zo doen.”

2019-03-26-rdMAG6-maaktrudy3-2-FC_web.jpg
Trudy van der Kolk. beeld RD, Anton Dommerholt

Van der Kolk, in het dagelijks leven studieleider van de vakgroep wiskunde op Driestar hogeschool, onderscheidt twee periodes in haar ‘naailoopbaan’. „Ik begon toen ik een jaar of 15 was met patronen uit modebladen. Zoals veel mensen die zelf kleding maken. Feitelijk wist ik niet eens dat er ook nog wat anders bestond.”

Met het eindresultaat was ze vaak niet onverdeeld gelukkig. „Patronen gaan uit van gemiddelde maten. Als je, zoals ik, naar verhouding brede schouders en een smalle taille hebt, is de pasvorm dus nooit goed. En ik voelde me niet zeker genoeg om er iets aan te veranderen. Toch had ik zoveel plezier in het naaien dat ik er gewoon mee doorging. Ik heb zelfs mijn eigen trouwjurk gemaakt.”

Toen ze een jaar of 35 was, ging de knop om. „Ik was zo klaar met kant-en-klare patronen dat ik besloot nooit meer iets uit een blad te maken. Ik ging op naailes en leerde zelf patronen tekenen.”

Er ging een wereld voor haar open. „Door zelf je patronen te tekenen, kom je als mens –zoals je gemaakt bent– beter tot je recht. Je accepteert ook gemakkelijker dat je bent zoals je bent. Je hoeft je nergens meer mee te vergelijken. Je maakt gewoon iets wat past. Dat is echt heerlijk.”

Al zo’n twintig jaar gaat Van der Kolk elke week naar naailes. Waar ze nog steeds bijleert. „Ik heb het erg met mijn docent getroffen. Als een project niet zo uitvalt als ik had gehoopt, helpt ze me om daarvoor een verklaring te zoeken. Heeft het met de valling van de stof te maken? Is het opgelost als we de coupenaad iets verleggen?”

Naaien is iets waarin je je vastbijt, is Van der Kolks ervaring. „Maar ondertussen rust mijn hoofd uit. Ik vind het heerlijk om me een paar uur hier in m’n naaikamer terug te trekken en aan een project te werken. Liefst zonder dat iets op een bepaald moment af moet zijn.”

Ze is nu bezig met een regenjas voor op de fiets. Een lastig project, vanwege de stugge, waterafstotende stof. Ze laat een paspelzakje zien waar ze niet helemaal tevreden over is: de bovenkant is breder dan de onderkant. „In zo’n geval vraag ik me af: is het zo erg dat ik me eraan ga storen? Dan haal ik het uit. Het moet een hobby blijven en geen frustratie worden.”

Ze typeert zichzelf als leergierig, een toepasselijke eigenschap voor een docent. „Ik gebruik een patroon maar zelden twee keer. De tweede keer beleef ik er minder plezier aan.” Als een kledingstuk niet helemaal geworden is zoals ze zich dat had voorgesteld, draagt ze het toch. „Daar leer je van. Je ontdekt wat er is misgegaan. Dat kun je dan een volgende keer voorkomen.”

Door zelf kleding te maken, ben je eigenlijk voortdurend bezig met wat je draagt, constateert Van der Kolk. „Je tekent je eigen patronen, je manier van kleden wordt echt iets van jezelf. Dat bepaalt hoe je overkomt, hoe je naar buiten treedt. Eigenlijk is het iets heel persoonlijks.”

Met modetrends heeft de inwoonster van Heelsum niet veel op. „Ik doe sowieso heel lang met kleding. Als je zelf naait, moet dat ook wel. Ik heb, naast mijn gezin en mijn werk, niet de tijd om elk seizoen tien nieuwe kledingstukken te maken. Dat mensen kleding na drie keer dragen wegdoen, daar kan ik me niets bij voorstellen. Als je zelf naait, weet je hoeveel inspanning het heeft gekost om iets te maken.”

2019-03-23-rdMAG6-maakmiriam1-3-FC_web.jpg
Ontwerpster Miriam Lenarts uit Thorn. beeld RD, Anton Dommerholt

Spullen weggooien: dat stuit ontwerpster Miriam Lenarts (63) van Studio Myr ook erg tegen de borst. In haar 18e-eeuwse huis in het witte stadje Thorn, in Limburg, ontwerpt ze gebreide kleding. Haar gestaag groeiende collectie bestaat uit rokken, truien en jurken die tijdloos zijn, die met elkaar te combineren zijn en waarvan de garens jaren mee kunnen. Alles blijft altijd in de collectie.

Bij de productie ervan wordt niets verspild. De stof wordt precies op maat gebreid, in plaats van dat een patroon uit een grote lap wordt geknipt. Proeflapjes haalt Lenarts uit, waarna ze de wol opnieuw gebruikt.

Want materialen verdienen respect, vindt de ontwerpster. „Wol wordt geproduceerd door dieren; katoen groeit uit planten. Wat met zoveel schoonheid groeit en bloeit, kun je toch onmogelijk zomaar afdanken?”

Met kleding krijg je een band – vanuit die gedachte ontwerpt Miriam Lenarts haar kleding. „Het is fijn om er herinneringen bij te hebben. Zodat je weet: in die jurk ben ik daar- en daarnaartoe geweest, en toen ik dát deed, had ik hem aan.”

Lenarts’ label hangt onder andere bij LIV Stores in Utrecht, een winkel voor duurzame mode van Nederlandse ontwerpers. Initiatiefnemer Marjan Londeman vertelt daar aan klanten de verhalen achter de kleding: wie heeft dit gemaakt, en hoe zit het met de stof? „Daarmee krijgt kleding een identiteit”, zegt Miriam Lenarts. „Vroeger ging je naar de naaister en wist je waar ze woonde en wat voor interieur ze had. Dat is belangrijk.”

Het anonieme van massale, snelle mode bevredigt uiteindelijk niet, denkt ze – in elk geval houdt ze er zelf niet van. Op beurzen ziet ze dat ze aansluit bij een trend. „Producten worden pas de laatste pakweg honderd jaar industrieel vervaardigd, daarvoor maakten we alles zelf, hè. Dat gevoel wanneer er iets uit je handen komt, dat vindt iedereen fijn. Dat zit heel diep.”

2019-03-23-rdMAG6-maakmiriam6-5-FC_web.jpg
Ontwerpster Miriam Lenarts in Thorn. beeld RD, Anton Dommerholt

Regenjas van plastic zakjes

Voor Lenarts is creativiteit haast een eerste levensbehoefte, die bepaalt hoe ze denkt en naar de wereld kijkt. Dat begon al in haar kleutertijd. „Mijn vader gaf les aan de kunstacademie. Soms mocht ik met hem mee, en dan zette hij me ergens neer met een bonk klei. Geweldig! Mijn moeder had gevoel voor design in huis. Mijn oma kon van niets iets maken. Van die papieren kanten kleedjes die onder koffiekopjes lagen, maakte zij bruidsjurken voor mijn barbiepop, en van plastic zakjes een regenjas. Samen maakten we van niks een droomwereld.”

Veel later, in de ‘echte’ wereld van feiten, cijfers en systemen, hield breien haar op de been. Toen Lenarts kinderen kreeg en kostwinner werd, werkte ze fulltime op de administratie van een ziekenhuis. „Ik was erg ongelukkig daar, maar er moest geld worden verdiend. ’s Avonds was ik te moe om iets anders op te pakken.

Op een zeker moment dacht ik: ik moet iets doen om overeind te blijven. En toen herinnerde ik me dat ik nog breinaalden had. Die nam ik mee. In pauzes ging ik zitten breien. Gaandeweg vroegen anderen: wil je zo’n trui ook voor mij maken?” Dat ging ze doen, en dit leidde tenslotte tot haar eigen label. Daar ging een hele tijd overheen, en het duurde ook lang voordat ze geld durfde te vragen voor iets wat ze maakte.

Anno nu hangt een truitje van merinowol van Studio Myr voor 245 euro in de winkel. Duur? Als je denkt dat een trui maar 25 euro hoeft te kosten, wel. Het probleem is alleen dat zo’n prijs niet kán, rekent Lenarts voor. „De materiaalkosten voor zo’n trui –garen, het labeltje– zijn 15,60 euro. Naar de breierij gaat 15 euro. Daarna zet ik het in elkaar; dat kost 22,50, als ik uitga van 15 euro per uur. Met overheadkosten erbij kom ik op 62 euro. De winkel koopt het van mij met voor 98 euro. Die marge is trouwens keurig. Het betekent dat ik 36 euro verdien aan zo’n truitje. Zo wordt dus een prijs opgebouwd. En vergeet de btw niet.”

Ook al wordt een ontwerper dus niet zomaar rijk: Miriam Lenarts houdt haar werk en wordt erg blij als ze anderen haar kleding ziet dragen. „Iets maken is het mooiste wat er is – maakt niet uit wat. Ik heb een kleindochter van 6 en die ziet álles als ze over straat loopt. „Daar ligt een steentje! En daar ligt nog een steentje!” Alles is nieuw, alles is mooi. Ik denk dat mensen in de oertijd ook zo keken: hé daar hangt een plukje vacht aan een tak, wat kan ik daarmee? Hé, als je er dit mee doet, krijg je een draadje. Ik denk dat ik in die traditie leef en werk, en dat vind ik heel mooi.”

2019-03-23-rdMAG6-maakbrenda4-5-FC_web.jpg
Brenda Kranenburg. beeld RD, Anton Dommerholt

Extra zelfvertrouwen

Net als Miriam Lenarts wist Brenda Kranenburg (44) van modevakschool ModeWaard uit Bleskensgraaf al jong dat ze van „prutsen met stof” hield. Op de basisschool kroop ze al achter de naaimachine. „Mijn moeder, van wie ik veel heb geleerd, stimuleerde me daar ook wel in. Zo ben ik haast spelenderwijs begonnen met het zelf maken van mijn kleding.” Toen haar jongste kind naar de middelbare school ging, maakte ze van haar hobby haar werk. Ze haalde haar papieren en startte vier jaar geleden in Nieuw-Lekkerland modevakschool ModeWaard. In de cursusruimte zitten wekelijks cursisten „van 20 tot 80” rond de tafel om van haar de kneepjes van het vak te leren. Over gebrek aan belangstelling heeft ze niet klagen. „Als ik zou willen, zou ik denk ik nog wel een extra groep kunnen starten.

Het leuke aan lesgeven vind ik dat je mensen over een drempel heen kunt helpen. Sommige leerlingen hebben maar weinig zelfvertrouwen en denken al snel dat ze alles hebben verknald. Thuis zouden ze zo’n kledingstuk dan misschien onder in een kast verstoppen. Maar op les is er voor bijna alles een oplossing. Als iets niet goed zit, help ik om dat aan te passen. En een verkeerd om ingezette mouw kun je weer lostornen.”

Wie zijn eigen kleding naait, zal vast teleurstellingen meemaken. Het model dat je hebt gekozen pakt soms minder flatteus uit dan je had gedacht. Of de stof gedraagt zich anders dan je had gehoopt. Kranenburg wijst op de jurk die ze zelf draagt. „Toen ik de stof uitkoos, heb ik eerst de rekbaarheid getest. Maar toen de jurk klaar was, viel de hals veel te wijd.” Ze laat zien hoe ze dat heeft opgelost: met een extra naad, die ze er met een strookje van suède juist extra uit laat springen. „Dat vind ik leuk: net even een accent. Dat restje suède had ik trouwens nog ergens liggen.”

Kranenburg koopt zelden kleding voor zichzelf, „afgezien van panty’s en zo.” Shoppen vindt ze wel leuk – om ideeën op te doen. „Veel confectiekleding is slecht afgewerkt en slordig gemaakt. Ik vind het echt ergerlijk als de strepen of de ruiten bij een naad niet goed doorlopen. Of als de pasvorm van een jasje zo slecht is dat de schouders hangen. Bovendien is veel mode zo goedkoop dat ik denk: dat kan toch helemaal niet? Wie is hiervan de dupe?”

Maar haar belangrijkste bezwaar tegen confectiekleding is dat het eigenlijk nooit goed past. „Ik teken mijn eigen patronen. Dan draag je dus eigenlijk maatwerk.” Cursisten die niet willen leren patroontekenen, werken met een patroon uit een modeblad. „Dat kun je op grond van je eigen maten aanpassen. Zo kom je ook een eind.”

2019-03-23-rdMAG6-maakbrenda5-5-FC_web.jpg
beeld RD, Anton Dommerholt

Naaien 2.0

„Mensen hebben soms het idee dat zelf kleding maken duf is en dat het veel tijd kost. En het duurt natuurlijk best lang voor een project af is. Maar ik ben wel van het naaien 2.0, hoor. Tijdrovende handelingen als het patroon doorslaan en naden in elkaar rijgen sla ik als het maar even kan over. Die aanpak probeer ik mijn leerlingen ook bij te brengen.” Tegelijk is een van de charmes van naaiwerk volgens haar juist dat je er urenlang door wordt opgeslokt. „Als je ermee bezig bent, verzet je je gedachten, is mijn ervaring. Je bent bezig met iets tastbaars, je zit soms te broeden op een ingewikkelde puzzel. En als je klaar bent, heb je echt iets gemaakt. Ik merk aan mijn cursisten dat zelf kleding naaien hen echt goed doet.”

Kranenburg is vóór hergebruik van materiaal. „Deels is dat uit zuinigheid, deels een sport. Maar het heeft ook te maken met hoe ik als christen in het leven sta: ik vind dat we zuinig moeten omspringen met wat de aarde geeft en dat we zo min mogelijk moeten weggooien.” Ze laat een zwart jackje zien dat ze maakte van een leren mantel van een tante. Ernaast hangt een suède tas met franjes en borduursel. Enthousiast: „Die heb ik gemaakt van de bekleding van een bank. Hoe erg de kussens ook versleten zijn, de achterkant van de rug is vaak nog gaaf.”

Ze probeert haar cursisten ook op het spoor van het hergebruik te zetten. „Ik stimuleer hen om als kleding versleten is de ritsen en de knopen te bewaren. Achterpanden van overhemden kun je voor van alles gebruiken. Restjes stof komen altijd van pas.” In de hal heeft ze een recyclehoek gemaakt: daar kunnen de leerlingen lappen stof en overtollige fournituren kwijt. „Die stapel krimpt voortdurend en wordt weer aangevuld.”

2019-03-23-rdMAG6-maakGeorge1-3-FC_web.jpg
George Somiy herstelt kleding en maakt jurken, rokken en pakken op maat. beeld RD, Anton Dommerholt

Herstel- en verstelwerk

Haast alles valt te herstellen, weet George Somiy (38). Hij is er dagelijks mee bezig. In zijn werkplaats in Rijssen kort hij spijkerbroeken in, zet hij nieuwe ritsen in jassen en maakt hij jurken en rokken op maat. Intussen droomt hij ervan om een bekende ontwerper te worden.

Somiy groeide op in het noordoosten van Syrië, in Kamishli. Hij woont nu tien jaar in Nederland.

Als kind keek hij vaak naar zijn oma achter haar trapnaaimachine van Singer, vertelt hij. Zij verstelde van alles en maakte kleding voor de familie. „Waarschijnlijk kwam ik daardoor op het idee om dit werk te gaan doen.” Hij houdt ervan om bezig te zijn met mooie stoffen, en om kleding te maken die iemand perfect past.

„In Syrië ziet de opleiding er anders uit dan in Nederland. Hier kun je bijvoorbeeld naar een roc; daar loop je mee met een ervaren kleermaker om het vak te leren”, vertelt hij vanachter de toonbank in zijn werkplaats, die tegelijk winkel is. „Dat laatste deed ik, vanaf mijn 18e leerde ik alles in de praktijk. Ik ging aan de slag met naai- en lockmachines.” Zijn vak draaide destijds meer om kleding maken dan om herstelwerk. „Op verlovingsfeesten, bruiloften en doopfeesten dragen vrouwen in Syrië prachtige jurken.” In plaats van even naar de damesmodezaak te gaan, laten ze die jurken maken. Somiy naaide in zijn leven al heel wat pailletten, kralen en pareltjes op stof.

Inkorten

In zijn kerk –Somiy is Syrisch-orthodox christen– dragen vrouwen „gewone nette” kleding, zegt hij. Een mantelpakje, of een jurk met een jasje. Nu, in Rijssen, heeft hij een trouwe kerkelijke klant die pakweg eens in de drie maanden een nieuwe jurk laat maken. Ze wil een basismodel jurk in gedekte kleuren. Somiy tekende ooit een patroon voor haar, en nu kan hij dat vaker gebruiken. Er ligt alweer een lap klaar: zwart, met grijze patronen erop. Zomaar een prijsvoorbeeld van maatwerk: een basisjurk laten maken kan vanaf 150 euro.

2019-03-23-rdMAG6-maakGeorge2-5-FC_web.jpg
George Somiy herstelt kleding en maakt jurken, rokken en pakken op maat. beeld RD, Anton Dommerholt

Wat herstelwerk betreft, kan hij veel, maar is hij tegelijk realistisch. Hij pakt een blauwe jas waarvan de buitenkant kapot is; het is alsof een deel van de bovenstof is weggesmolten. „Hier kan een lap op”, zegt hij. „Maar mooi wordt dat niet en je blijft het zien.”

En ja, bij sommige winkels en ketens en in aanbiedingstijden kan het goedkoper zijn een nieuwe jas te kopen dan de kapotte rits van een gedragen jas te laten vervangen. Daar is Somiy nuchter in. Elke handeling heeft zijn prijs, en een nieuwe rits laten zetten in een rok van 25 euro kost hetzelfde (vanaf 12 euro) als in een rok van 200 euro.

Op zijn toonbank ligt een nieuwe spijkerbroek van 359 euro; die kort hij in voor een goede klant: Hans Voortman Mannenmode. Het bedrijf heeft wekelijks broeken, overhemden en colberts voor hem, waar dan stukken pijp af moeten, coupenaden moeten worden aangepast of mouwen ingekort. Verder is Somiy bezig met twintig jurken voor medewerkers van een andere winkel uit Rijssen. De zaak had standaardjurken ingekocht, maar de stof beviel niet, en dus kreeg Somiy de vraag of hij een fijn materiaal kon vinden en andere jurken wilde maken.

De allermooiste klus van de laatste tijd vindt hij toch wel de trouwjurk die hij naaide. Een vrouw kwam langs met een plaatje van een jurk die 10.000 euro kostte. Zo’n jurk zou ze graag willen, maar niet zo duur. Somiy ging ermee aan de slag en werkte er een maand aan. „Niet aan één stuk natuurlijk, maar het duurde wel een maand voor hij af was.” De bruid in spe kwam vijf keer passen. Somiy naaide een blinde rits in het tulen lijfje en bevestigde een rij witte pareltjes langs de sluiting. Allemaal handwerk. „Alles is te maken”, zegt hij. „Alleen duurt iets moeilijks gewoon wat langer. Maar wat het moeilijkst is, wordt ook het mooist.”

Zo leer je naaien

Bijna iedereen kan leren naaien, meent Brenda Kranenburg. Enig doorzettingsvermogen is een pre, maar ervaring is geen vereiste.

Naailes is een breed begrip. Wie de eerste beginselen van het vak –hoe stik je een naad, hoe zet je een rits in– onder de knie wil krijgen, kan daarvoor in veel plaatsen terecht in bijvoorbeeld een wijkcentrum of cultuurhuis.

Voor wie zich verder wil bekwamen, is er de modevakschool. Cursisten leren er behalve naaien ook vaardigheden als patroontekenen, werken op schaal en stoffenkennis. Je kunt er de opleiding tot costumière en coupeuse volgen.

Er zijn verschillende instituten, elk met hun eigen methode: Danckaerts, Ensaid, HCH Modevakopleidingen en stichting De Vereenigde Modevakscholen in Nederland. De opleidingen zijn een vorm van volwassenenonderwijs. In principe hebben leerlingen een dagdeel in de week les en moet er ook thuis huiswerk worden gemaakt. Hoe snel een opleiding kan worden afgerond, is afhankelijk van de hoeveelheid tijd die de cursist beschikbaar heeft.

Daarnaast bestaan er ook beroepsopleidingen op mbo- en hbo-niveau. De eerste zijn meer gericht op de ambachtelijke en de tweede meer op de creatieve kant van het modevak.

Wat het kost

Voor de meeste hobby’s geldt dat ze tijd en geld kosten. „Maar naaien is een hobby die ook nog wat oplevert: een kledingstuk”, zegt Brenda Kranenburg.

De belangrijkste investering voor een beginnende hobbynaaier is een naaimachine. Naaimachines zijn er al vanaf zo’n 150 euro. Kranenburg: „Maar verwacht voor dat bedrag geen kwaliteit die jaren meegaat. Dan kun je beter een occasion van rond de 300 euro kopen.”

Een grote kostenpost bij het naaien is stof. Op de markt vind je lappen voor een habbekrats, maar ook rollen van 40 euro de meter. Hergebruik is ook een optie: van een herenoverhemd kun je een kinderjurkje maken.

Fournituren als knopen, ritsen en bandjes zijn best kostbaar, maar kun je vaak ook hergebruiken.

Wie geen handige moeder of buurvrouw in de buurt heeft, kan op naailes gaan. Soms bestaat daar ook de mogelijkheid om een naaimachine te lenen: dan kun je uitproberen of naaien wat voor je is. De prijzen voor naailes variëren. Bij Atelier ModeWaard kost het 43 euro per maand.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer