Keizerin
Het begint als een sprookje. De 19-jarige studente architectuur Farah Diba trouwt met Mohammed Reza Pahlawi, de sjah van Perzië. De sjah was gescheiden van zijn eerste vrouw, Soraya, omdat die hem geen nakomelingen bezorgde. Farah Diba is aanmerkelijk jonger dan de sjah en zal de dynastie vier kinderen schenken. Binnen enkele maanden neemt haar leven een dramatische wending: ze wordt tot keizerin gekroond. Eenentwintig jaar later slaat de roem om in een nachtmerrie: betogingen, rellen en het overhaaste vertrek van de koninklijke familie. De Islamitische Republiek Iran is een feit.
„Wanneer ik aan die ochtend in januari 1979 terugdenk, breekt mijn hart onder het verdriet dat ik nog in alle hevigheid voel. Er was een beklemmende stilte over Teheran neergedaald, alsof onze hoofdstad, al maandenlang een prooi van brandstichtingen en moordpartijen, opeens zijn adem inhield. Op die zestiende januari gingen wij weg, het land uit, in de veronderstelling dat een tijdelijke afwezigheid van de koning zou helpen de opstand te beëindigen.” Die veronderstelling bleek maar al te onjuist.
Vijfentwintig jaar na dato heeft Farah Diba het drama van de Iraanse revolutie en haar ballingschap nog steeds niet verwerkt, zo blijkt uit haar memoires, die onlangs in het Nederlands zijn vertaald. Enerzijds verdriet over het lijden van haar volk. „Wat hebben ze met Iran gedaan?” vraagt ze zich af. „Alle inspanningen die wij hebben geleverd op het gebied van onderwijs en gezondheid, die duizenden Iraniërs voor het algemeen belang hadden gemobiliseerd, zijn grotendeels tenietgedaan.”
Maar ook teleurstelling over de houding van de internationale gemeenschap. Na het gedwongen vertrek uit Teheran in de winter van 1979 zwierven de zieke sjah en zijn gezin van het ene naar het andere land. Onder Iraanse, maar ook onder westerse druk waren regeringen maar al te bang hun vingers aan de voormalige Perzische heerser te branden en zich de woede van ayatollah Khomeini en zijn fundamentalistische aanhangers op de hals te halen.
„Van Groot-Brittannië had ik in het begin van onze ballingschap de boodschap gekregen dat Margaret Thatcher, als zij de verkiezingen zou winnen, ons zou ontvangen. Maar toen ze eerste minister was geworden terwijl wij ons op de Bahama’s bevonden, kwam mevrouw Thatcher haar belofte niet na. (…) Wij hadden met het grootste deel van de landen over de hele wereld betrekkingen onderhouden, met sommige nauwe en vriendschappelijke betrekkingen, en nu keerden ze ons allemaal de rug toe.”
Dat was wel anders geweest. In de hoogtijdagen van de sjah vormde het leven van Farah Diba een aaneenschakeling van grootse feesten, pompeuze recepties en luisterrijke staatsbezoeken. De voormalige keizerin beschrijft ontmoetingen met de Franse president Mitterrand, de Spaanse koningin Sofia en de Amerikaanse first lady Nancy Reagan. Voor een studente architectuur wist Farah zich opmerkelijk snel aan het hofleven aan te passen.
Haar eerste ontmoeting met de koning van Perzië dateerde van het voorjaar van 1959. Farah Diba woonde toen al twee jaar in Parijs. De sjah zou een officieel bezoek aan generaal De Gaulle brengen. Zoals gebruikelijk werden ook enkele leden van de Iraanse gemeenschap in Frankrijk, onder wie Farah Diba, uitgenodigd. Blijkbaar had de heerser uit Teheran toen al zijn oog op de studente laten vallen. Want enkele maanden later was hun verloving een feit. Op 21 december van datzelfde jaar traden ze in het huwelijk.
Nog geen twintig jaar na het huwelijk brak in Iran de islamitische revolutie uit. Binnen zeer korte tijd viel het regime van de sjah en namen fundamentalistische moslims de macht over. De koning overleed in ballingschap en zijn familie zou nooit meer naar het vaderland terugkeren.
„Vijfentwintig jaar ben ik nu in ballingschap, en geen moment zijn Iran, het volk en het land waar ik meer van houd dan van wat dan ook, uit mijn gedachten geweest”, schrijft Farah Diba aan het eind van haar memoires. „Na de verschrikkelijke onderdrukking die iedereen trof die ons land onder de regering van mijn man had gediend, na de executies en het lijden dat de overlevenden moesten ondergaan, zette de neergang in. Bijna 4 miljoen van onze landgenoten moesten in ballingschap gaan.”
Vervolgens somt Farah Diba een lange lijst met aanklachten tegen de huidige machthebbers in Teheran op. Martelingen, moorden, verdwijningen. Maar ook de torenhoge werkloosheid, het gebrek aan deugdelijk onderwijs en gezondheidszorg en de schandalige verrijking door leden van het regime.
Veel van die wandaden zijn inderdaad aan het islamitische bewind in Teheran toe te schrijven. Toch zijn ook tijdens de regering van de sjah de nodige gruweldaden gepleegd. De beruchte geheime politie, Savak, rekende genadeloos af met politieke tegenstanders, vooral met communisten. „Sommige agenten van de Savak hebben stellig misstappen begaan en, naar men zegt, dingen gedaan die niet te verdedigen zijn”, geeft Farah Diba toe. „Waren zij zich hiervan bewust?” vraagt zij zich echter vervolgens af. Om het dan weer voor de gevreesde eenheid op te nemen: „Tal van agenten van de Savak hebben naar behoren bijgedragen aan de veiligheid en stabiliteit van het land.”
Dat laatste mag dan een feit zijn, er zullen nog altijd veel Iraniërs zijn die hun twijfels hebben bij het sprookjesachtige karakter van het sjah-tijdperk.
N.a.v. ”Memoires van een Keizerin”, door Farah Diba Pahlawi; vertaling uitgeverij The House of Books; Vianen/Antwerpen, 2004; ISBN 90-443-0898-X; 397 blz.; 17,50 euro.