Sultan Oman zorgde voor pijporgel tussen de palmbomen
Quizvraag: Welk staatshoofd is een uitgesproken liefhebber van pijporgels? Het verrassende antwoord: sultan Qaboos van Oman. Met het grootste pijporgel van het Arabisch schiereiland laat hij zijn hobby graag zien aan de wereld.
Palmbomen ruisen zachtjes in de warme lucht. Het mag dan nog winter zijn in Oman, maar dat betekent hier algauw een graad of 25. Het witmarmeren plein voor het Royal Opera House in de hoofdstad Muscat ligt er smetteloos bij. Dat geldt ook voor het gebouw zelf. Opgetrokken in een mix van islamitische en Italiaanse bouwstijlen ziet het er, zeker in de invallende schemering, uit als een paleis uit de sprookjes van ”Duizend-en-één-nacht”.
Maar de grootste verrassing staat binnen in het gebouw. In de grote concertzaal met z’n sierlijk bewerkte panelen bevindt zich een majestueus pijporgel dat ondanks zijn grootte verplaatsbaar is. In het Midden-Oosten bestaat geen groter mobiel pijporgel dan dit instrument.
Het vierklaviers Klaisorgel (zie: ”Orgelbouwer: Oman is een droomproject”) is van solide Duitse makelij. Het telt zeventig stemmen en meer dan 4500 pijpen, die in een oosters aandoende kas zijn weggewerkt. Drie stemmen zijn uniek voor dit orgel. Een daarvan is de Flute Qaboos, genoemd naar de sultan van Oman. Deze fluit produceert een opmerkelijk warm geluid. Een tweede register geeft het geluid van 37 bellen, de derde heeft een ongewoon heldere toon.
Jean Guillou
Toen het orgel in 2012 in gebruik werd genomen, gebeurde dat met gepaste gasten. Niemand minder dan de wereldberoemde Parijse organist Jean Guillou, eerder dit jaar overleden, speelde het openingsconcert. Sindsdien zijn er al heel wat beroemdheden op orgelgebied langsgekomen in Muscat.
Dat dit mogelijk is in een land aan de Arabische Golf, is allemaal te danken aan één persoon: sultan Qaboos bin Said. De heerser van Oman staat bekend als een uitgesproken liefhebber van klassieke muziek, en in het bijzonder van orgelmuziek. Zo nodigde de sultan ooit de beroemde organist Carlo Curley uit om speciaal voor hem een aantal opnames te maken.
De opmerkelijke liefhebberij van de sultan wordt niet breed nagevolgd. In Oman, en ook in andere Golfstaten, is er nauwelijks een noemenswaardige orgelcultuur. Ondanks de bredere toepassingen in de laatste twee decennia zijn orgels in de beeldvorming nog te veel met (westerse) kerkcultuur verweven.
Dat bleek twee weken geleden, toen het orgel in Muscat de hoofdrol speelde in een speciaal concert in het operagebouw. Het thema van dat evenement was ”Een reis door 500 jaar orgelmuziek”. Tijdens het concert klonk orgel- en orkestmuziek van barok tot modern. En dus kwamen namen langs als Vivaldi, Beethoven, Händel, Mozart en Bach – namen die bij het grote publiek in een willekeurig Arabisch land niet erg bekend zijn.
Onder de enkele honderden aanwezigen waren dan ook hooguit enige tientallen Omani’s te bespeuren, die in het geval van de mannen onmiddellijk herkenbaar zijn aan hun smetteloos witte dishdasha en hun tulband, en in het geval van de vrouwen aan hun zwarte abaya en hoofddoek. Het overgrote deel van het publiek bestond uit westers gehoor: mensen die in Oman werken als expat of er op vakantie zijn.
Applaus
Dat heel wat aanwezigen gelegenheidsbezoekers waren, bleek verder uit een klein detail: herhaaldelijk klonk applaus nog voordat het stuk daadwerkelijk was afgelopen, iets wat in West-Europese concertzalen minder snel zou gebeuren.
Ook in de samenstelling van de muzikanten kwam het lokale gebrek aan bekendheid met orgelmuziek terug. Vooraf was aangekondigd dat enkele bekende organisten uit Muscat acte de présence zouden geven, maar uiteindelijk speelde er slechts één Omaanse organist in de persoon van Rashid Salim bin Salim al-Rashidy – een student aan het Royal Oman Symphony Orchestra, die behalve orgel ook piano speelt. Hij speelde bovendien geen solostuk, maar de baspartij in de vierhandige orgeltranscriptie van Beethovens Adagio for the Mechanical Clock.
De meeste muziek werd uitgevoerd door de New Yorker Justin Bischof en door de Britse Ian Hockley. De laatste is al jaren aan het Omaanse symfonieorkest verbonden.
Het concert startte met een stevige en snelle uitvoering van ”Lo ballo dell’Intorcia” van de 16e-eeuwse Antonio Valente. Daarna ging het in eveneens snel tempo door naar Vivaldi (Concerto in F major), Beethoven (Adagio for the Mechanical Clock) en twee stukken van Händel (Hornpipe uit de ”Water Music” en Concerto in F major). De eerste helft van de 500 jaar orgelmuziek werd afgesloten met de Sonata in C van Mozart.
Hakim
De tweede helft van het concert stond in het teken van meer moderne orgelmuziek, met een uitzondering voor Bach. Van de grootmeester werd de Fantasia en Fuga in c ten gehore gebracht, opvallend genoeg juist zónder orgel. De oorspronkelijke orgelversie moest plaatsmaken voor een transcriptie van Edgar Elgar uit 1922 voor orkest.
Overigens werd dit stuk door het ingevlogen Duitse Capitol Symphonie Orchester and Friends geweldig uitgevoerd. Leden van het Omaanse symfonieorkest waren aan het gezelschap toegevoegd en het geheel bleek prima op elkaar ingespeeld.
Helemáál westers was de avond daardoor toch niet, ook al niet omdat een van de laatste stukken kwam van de Frans-Libanese componist Naji Hakim (1955). Hij bezocht Oman in 2013 en schreef een jaar later het stuk ”Sindbad”, vernoemd naar Sindbad de Zeeman, die een hoofdpersoon is in een aantal vertellingen uit de verzameling ”Duizend-en-één-nacht”. In het stuk zijn drie Omaanse volksliederen verweven.
Het orgel had ook met deze meer oosterse klankkleuren weinig moeite en doorstond de avond glansrijk. Sultan Qaboos zelf liet zich niet zien, maar het is niet ondenkbaar dat hij, geheel in stijl van ”Duizend-en-één nacht”, het concert glimlachend in stilte gadesloeg vanachter een van de vele gordijnen, balkons of pilaren in zijn sprookjesachtige operapaleis.
Orgelbouwer: Oman is een droomproject
Gerespecteerde orgels komen niet zelden uit Duitsland. Dat geldt ook voor het orgel in het Royal Opera House in Muscat (Oman). Het is gebouwd door de firma Klais Orgelbau uit Bonn.
Klais Orgelbau is geen nieuwkomer op de orgelmarkt: het bedrijf werd in 1882 opgericht door Johannes Klais. Vandaag de dag is de leiding in handen van diens achterkleinzoon Philipp Klais. Onder zijn leiding bouwde het bedrijf wereldwijd pijporgels.
Beroemde Klaisorgels zijn die in het concertgebouw in Athene (76 stemmen), in het concertgebouw van het Australische Brisbane (88 stemmen), in de Dom van Keulen en in de Petronas Philharmonic Hall in Kuala Lumpur (Maleisië).
„Het bijzondere van pijporgels is dat er geen twee hetzelfde zijn”, zei Philipp Klais twee weken geleden bij het concert over 500 jaar orgelmuziek in het Opera House van Oman. „Elk orgel is aangepast aan zijn akoestische omgeving.”
Dat geldt ook voor het orgel in Muscat, dat meer dan 4500 pijpen telt en omgeven is door typisch oriëntaalse houten wandpanelen.
Klais noemde het orgel en het operahuis in Muscat twee weken geleden „een droomproject met een fantastische akoestiek.” Ook anderen roemen de akoestiek van het gebouw. Het wordt regelmatig aangehaald als voorbeeld voor nieuw te bouwen operahuizen en concertgebouwen.
Westerse opera’s in islamitische context
Het Royal Opera House in Oman is een must see voor de toeristen in het Arabische land. In 2001 gaf sultan Qaboos de opdracht tot de bouw van een ”huis voor muzikale kunsten”. Tien jaar later werd het officieel door hem geopend en nog een jaar later werd het beroemde orgel geïnstalleerd.
In het operahuis zijn vooral westerse voorstellingen te zien. De inhoud daarvan varieert. Er treden wereldberoemde orkesten, op zoals het London Philharmonic Orchestra, maar er zijn ook uitvoeringen van bijvoorbeeld ”Het Zwanenmeer” door westerse dansgezelschappen.
Niet iedereen in Oman is daar gelukkig mee. In het land, ingeklemd tussen Jemen en Saudi-Arabië, zijn vrijwel alle oorspronkelijke bewoners moslim. Tegelijk is Oman het enige land ter wereld waar de meeste inwoners tot de gematigde ibadi-tak van de islam behoren. Ibadi’s zijn overwegend traditioneel, maar staan niet bekend om hun scherpslijperij. Daar komt nog bij dat de sultan in het land op handen wordt gedragen. Sinds de 48 jaar dat hij aan de macht is, heeft Oman zich sterk ontwikkeld en iedereen plukt daar de vruchten van. Veel Omani’s, ook degenen die zelf nooit een voet in het operahuis zullen zetten, zijn dan ook best bereid om hun sultan zijn pleziertje te gunnen.