Sonneveld: Respecteer de feiten en houd vast aan eenheid van geloof
De recensie van dr. G. A. van den Brink over mijn boek ”Het vergeten evangelie” bevat diverse onzorgvuldigheden, omdraaiingen en overdrijvingen. Ik zal mij beperken tot zes feitelijke onjuistheden.
Ten eerste stelt de recensent dat ik „de Bijbelse noties van Gods toorn, straf en gerechtigheid uitban.” Ik spreek in diverse passages echter instemmend over deze noties en zeg hier bijvoorbeeld letterlijk over: „Gods toorn, oordeel, vloek, straf […] staan inderdaad niet centraal – evenmin in de Bijbel – maar hebben wel hun plek [in de Christus Victor-benadering]” (219). Vervolgens doe ik vier voorstellen voor hoe die dan precies een plaats kunnen krijgen. Dat is allerminst ”uitbannen”.
Ten tweede stelt de recensent: „Er is volgens Sonneveld geen toekomstige straf.” In acht passages spreek ik echter vrijmoedig over het toekomstige oordeel van God, waaronder deze expliciete geloofsbelijdenis: „Daarom geloof ik in een leven-na-de-dood waarin oordeel is” (244).
Ideale mens
Ten derde: „Sonneveld daarentegen ziet Jezus slechts als de ideale mens die de strijd voert.” Ik spreek echter expliciet over ”Vader, Zoon en Geest” (172) en belijd in het boek: „Jezus is echt God en echt mens” (156). Verrassend is dat de recensent dit zelf erkent als hij zich tegen het einde afvraagt: „Zal [de schrijver] over enkele jaren de Godheid van Christus nog belijden?”
Ten vierde: „Sonneveld zwijgt over de betekenis van Jezus’ herrijzenis.” Ik tel zelf 22 passages (onder andere 155-156, 189 en 194) waarin ik expliciet spreek over de betekenis van Jezus’ letterlijke en historische opstanding uit de dood, die ik dan ook minstens zo belangrijk acht voor onze eeuwige redding als Zijn kruisiging.
Ten vijfde: „Voor Irenaeus was de duivel een reële werkelijkheid; voor Sonneveld slechts een metafoor.” Integendeel, zoals ik elders uitvoerig behandel (”De stilte van God”, 211-219). De stelling die de recensent mij verwijt, verdedig ik dan ook nergens in ”Het vergeten evangelie”, zeker niet op de bladzijde die de recensent noemt. Daar komt alleen toevallig het woord ”metaforen” voor, dat echter naar iets heel anders verwijst (218). Ik noem in het boek 26 keer expliciet de Satan, de duivel en demonen, meestal als een actief handelende persoonlijkheid.
Verklarende principe
Ten zesde stelt de recensent dat volgens Irenaeus het begrip ”recapitulatio” betekent dat „Christus het ordenende en verklarende principe van de gehele wereldgeschiedenis is. Sonneveld vat het echter op als vertegenwoordiging.” Ik onderschrijf echter beide betekenissen en in enkele stevige passages (onder andere 245-251) ga ik in op dat ordenende en verklarende principe.
Kritiek over en weer binnen de gemeenschap van gelovigen is belangrijk. Laten we dan de feiten blijven respecteren en beseffen dat we, ondanks alle verscheidenheid, verbonden zijn in ”één Heer, één geloof, één doop” (Efeziërs 4:5).
De auteur schreef ”Het vergeten evangelie”.