Dekker laat werkwijze van De Goede Herder onderzoeken
Minister Dekker (Rechtsbescherming) laat onderzoeken of nonnen van de kloosterorde De Goede Herder in de periode 1860-1978 wellicht duizenden meisjes en jonge vrouwen hebben uitgebuit in wasserijen en naaiateliers.
Dat schreef de bewindsman dinsdag aan de Tweede Kamer. De praktijken van De Goede Herder zíjn overigens al onderzocht door de commissie-De Winter. Die commissie is door het kabinet aan het werk gezet om geweld in de jeugdzorg na de Tweede Wereldoorlog in kaart te brengen. Zij zal in mei haar resultaten presenteren.
Deze commissie heeft zich echter niet de vraag gesteld of er bij De Goede Herder wellicht sprake was van het juridische begrip dwangarbeid. Daarom gaat Dekker dat nu door een onafhankelijke deskundige laten onderzoeken.
Een onderzoek dat NRC Handelsblad vorig jaar publiceerde, wijst sterk in de richting van dwangarbeid. Uit dat onderzoek bleek dat in de periode 1860 tot 1878 door De Goede Herder minstens 15.000 meisjes en jonge vrouwen in wasserijen en naaiateliers van de kloosterorde te werk werden gesteld. Zij moesten in deze bedrijven, gelegen in Zoeterwoude, Tilburg, Almelo en Velp, zes dagen per week onbetaalde arbeid verrichten. Dat bracht hoogleraar victimologie Jan van Dijk (Tilburg) al eerder tot de conclusie dat de nonnen zich schuldig maakten aan dwangarbeid en mensenhandel.
Het nieuwe onderzoek zal zich ook nadrukkelijk richten op de rol van de overheid. Van Dijk stelde vorig jaar dat de overheid medeverantwoordelijk is, aangezien zij via de Kinderbescherming of de rechter meisjes plaatste bij de kloosterorde. Ook bracht de politie meisjes die ontsnapten terug naar De Goede Herder.
Dekker wil de conclusies van het nader onderzoek nog dit jaar naar de Kamer sturen.