Parlementaire enquête: ook leren van fouten
Een parlementaire enquêtecommissie is het zwaarste middel dat de Tweede Kamer kan inzetten om zijn taak als controleur van de regering uit te oefenen. Het gaat er niet alleen om misstanden aan de kaak te stellen of zaken op te helderen en vast te stellen wie verantwoordelijk was. Het is ook de bedoeling te leren van de fouten die zijn gemaakt.
Bij de ondervragingen door parlementariërs komen altijd nieuwe feiten boven water, stelt de Tweede Kamer op zijn website. Een enquêtecommissie bestaat doorgaans uit vijf tot acht Kamerleden uit zoveel mogelijk fracties. Zij worden bijgestaan door enkele ambtenaren.
De getuigen die de commissie oproept, zijn verplicht om te verschijnen. Dat geldt ook voor ministers en staatssecretarissen. De getuigen staan onder ede. Ze kunnen worden vervolgd voor meineed als blijkt dat ze niet de waarheid hebben gesproken. Dat overkwam bijvoorbeeld woningcorporatiebestuurder Hubert Möllenkamp, die tegenover de enquêtecommissie loog dat hij nooit steekpenningen had aangenomen. Möllenkamp kreeg daarvoor drie jaar cel.
De verhoren zijn openbaar en kunnen weken duren. Die openbaarheid kan soms pijnlijk zijn voor de getuigen. Zo barstte toenmalig minister Hanja Maij-Weggen ooit in tranen uit tijdens een verhoor door de commissie die de Bijlmerramp onderzocht. Maar openbaarheid hoort nu eenmaal bij de enquête, vindt de Kamer.
Recente parlementaire enquêtes gingen over het functioneren van woningcorporaties en het debacle met de hogesnelheidstrein Fyra. Een roemruchte enquête als die naar de zogeheten paspoortaffaire luidde in de jaren tachtig de val van bewindslieden in. Ook in 2002 gebeurde dat nog eens, met minister Benk Korthals. Het onderzoek door de Tweede Kamer naar de bouwfraude kostte hem de kop.