De mens is ongeneeslijk religieus
Recent verscheen een boek van filosoof en theoloog Tempelman onder de titel ”Ongeneeslijk religieus”. Dat mensen van alle tijden en in alle culturen religieus zijn aangelegd wordt opengelegd in het boek ”Leven met goden” van Neil MacGregor.
MacGregor is gewezen directeur van het British Museum, waar vele religieuze attributen worden bewaard. Goden van allerlei aard, die de mensen zich de tijden door hebben geschapen, met alle daaraan verbonden rituelen en gebruiken, passeren in zijn veelzijdige, fraai geïllustreerde boek de revue. Ik beperk me in een helicopterview tot enkele aspecten ervan. Op voorhand zij gezegd dat de auteur het christelijk geloof, hoewel voortdurend aanwezig in dit boek, niet anders voor het voetlicht haalt dan andere religies. Hij benadert alle religieuze verschijnselen met wetenschappelijke terughoudendheid en zijn boek wil dan ook „zeker geen betoog zijn vóór of tegen een bepaald geloof.”
Waar begint de geschiedenis in dit boek? Dat blijkt uit de ondertitel ”40.000 jaar volkeren, objecten en religies”. Die datering, volgens de natuurwetenschappelijke C14-methode, slaat op de „eerste aanzet tot het geloof”, te weten de in 1939 in een grot bij het Duitse Ulm ontdekte leeuwenmens (der Löwenmensch), het (geconstrueerde) lichaam van een mens met een leeuwenkop, opgebouwd uit stukjes mammoetivoor. Die leeuwenmens hoeft geen aanbeden god te zijn geweest maar het beeld is alleen te begrijpen als het deel uitmaakt „van wat we nu een mythe noemen.” Er werden uit die tijd ook fluiten gevonden, die er op duiden dat muziek werd gemaakt. De grot was waarschijnlijk een plaats waar mensen van tijd tot tijd samenkwamen. Bij de ingang was een plek waar vuur werd gestookt.
Religieuze verschijnselen
Na dit hoofdstuk volgen nog 29 andere, waarin alle mogelijke religieuze verschijnselen uit de geschiedenis een plek krijgen, zoals degene die „wonen in verhalen” en zijn doorverteld door de generaties. Maar eerst geeft de auteur zich rekenschap van wat in zijn optiek als museummeester onder „geloven en geborgen zijn” wordt verstaan.
”Het geloof is terug” luidt een eerste paragraaf van MacGregors boek. Hoewel het grootste deel van het Amerikaanse volk christelijk is, kent het land geen staatsreligie. Maar in 1956 besloot het Congres, om zich wat sterker te onderscheiden van de atheïstische Sovjet-Unie, opnieuw gebruik te gaan maken van het al veel langer bekende motto ”In God We Trust”. Die woorden staan sindsdien op de biljetten van 1 en 10 dollar en „zweven boven het ministerie van Financiën.” En „het georganiseerde geloof” verscheen opnieuw op het politieke toneel vanwege de Midden-Oostenproblematiek.
Verder wordt gezegd dat niet-christelijke goden onze weekindeling, met de namen van de dagen, bepalen, hoewel deze in Europa vorm gekregen heeft onder de vroege Rooms-Katholieke Kerk. De auteur stelt ook dat religie door de millennia heen „door heersers en priesters” zó is gemanipuleerd, dat delen van de samenleving werden buitengesloten en geloof werd gebruikt voor politieke onderdrukking: „Hét voorbeeld is de massamoord op de joden door de nazi’s.” De auteur merkt echter ook op dat „een ontspannen poreuze benadering van het geloof” niet werkt „bij een geloof dat hecht aan vastgelegde doctrines, en al helemaal niet bij de monotheïstische religies met hun Heilig Boek en hun enkele jaloerse god.”
Vuur, water en licht
Ik doe verder maar een greep uit het bonte geheel. Vuur, water en licht zijn veelvoorkomende elementen in religies. De hindoegod Shiva danst „in een eeuwige krans van vlammen”, de Bijbel kent de brandende braambos en de vurige tongen op het pinksterfeest. Israël trok door het water van de Rode Zee en water is er voor christenen bij de doop en voor hindoes in de heilige rivier de Ganges.
Het graf van Newgrange in een donkere spelonk boven Dublin kent een bijzondere lichtinval, waarschijnlijk bedoeld „om de geesten van de doden gerust te stellen.” Maar licht is een element bij vele religies.
Leven met de doden krijgt een plek, met begrafenis- en rouwrituelen. Kende Rome de verlossing uit het vagevuur door gebeden en geldoffers voor de doden, de protestanten rekenden daarmee radicaal af. In verschillende religies werden mummies bewaard. Ik moest hier denken aan de Toraja’s, waar de doden ook lang onder de levenden verbleven. In China werden tijdens de culturele revolutie alle rituelen met betrekking tot de voorouders verboden, maar ze maakten in het recente verleden weer een comeback.
De gezamenlijkheid tijdens erediensten krijgt aandacht, evenals gezamenlijke en persoonlijke gebeden, inwijdingsrituelen, gebedshuizen, beelden en iconen, relikwieën, „plattelandsvroomheid”, pelgrimages („Mekka boven alles”), bekeringsdrift, tolerantie en intolerantie, man-vrouwverhouding.
Onder ”geschenken aan de goden” rangschikt de auteur ook de duizenden euro’s die per dag in de Trevifontein in Rome worden geworpen. Ik stipuleer verder nog het bizarre gegeven dat in Japan echtparen die voor een abortus hebben gekozen, een offergave naar de tempel brengen.
De viering van het kerstfeest (”A merry Christmas”) in bonte verscheidenheid rekent de auteur onder een hoofdstuk ”Festivals”. Hoewel in de meeste protestantse kerken evenals bij Rome Kerst een belangrijk feest is, hadden de Engelse puriteinen „een intense hekel” aan een feest dat niet in de Bijbel was verankerd. Tot 1958 was in Schotland de eerste kerstdag een gewone werkdag.
Kruislijden
Uitvoerig komt ook het lijden van Christus aan de orde, namelijk in het hoofdstuk over levensverandering. Alle nadruk valt op het bloedige („bloedige toestand”) van het kruislijden, zoals dat is verbeeld op oude schilderstukken in de rooms-katholieke traditie, en de afkeer daarvan door de wereldwijd bekende gewezen non Karen Amstrong. „Tegenwoordig zullen veel mensen Karen Amstrongs weerzin tegen een dergelijke voorstelling kunnen delen”, zegt MacGregor. Maar dat het kruislijden van Jezus borgtochtelijk was komt hier niet uit de verf.
Zingen
Het hoofdstuk ”De kracht van het lied” licht ik eruit. Dat gaat vooral over protestanten en hun eredienst. Interessant is het fragment over de Kirchenpelz, de zondagse kerkbontjas in Transsylvanië. Maar dat is slechts een opstapje naar het zingen in de kerk. Luther en de lutherse traditie krijgen daarin de volle aandacht. In 1524 kwam Luther met zijn Ettliche Christliche Lieder. De auteur is, niet ten onrechte, van oordeel dat de kracht van het lied mede bepalend is geweest voor de vele nieuwe bekeerlingen in de tijd van de Reformatie. Samenzang, zo zegt hij, zorgt er ook voor dat de Bijbel beter wordt onthouden. De psalmen in je eigen taal zingen werd algauw een van de meest kenmerkende eigenschappen van de protestanten. Het hoofdstuk sluit af met een verhandeling over ”Amazing grace”, het wereldberoemde lied van John Newton, en met beschouwingen over de passies van Johann Sebastian Bach.
Wat zal ik verder nog noemen? Beeldenvernieling komt aan de orde in ”Weg met het beeld, leve het Woord”, zowel in jodendom als christendom; polytheïsme of ”De macht van die Ene”, plaatsgebonden geesten of de claim op het nationale bezit van een godheid in het hoofdstuk ”Als God met ons is”.
Verwachting
Het laatste van de zes onderdelen van dit imposante boek heeft als opschrift ”Aardse en bovenaardse machten”. Daarin heet een hoofdstuk ”Uw koninkrijk kome”. Dan gaat het hoofdzakelijk over het Joodse volk, vaak in ballingschap maar nochtans met verwachting door de eeuwen heen. Hier sluit ik, in eigen overtuiging, af met het beslissende woord uit de Psalmen, dat God oordeelt „in het midden der goden” (Psalm 82:1). De meeste uitleggers zien in goden hier de aardse overheden en machten. Maar laat ik het hier ook maar houden op de talrijke goden die de mens zich schiep door de tijden heen en die in dit boek langskomen. De auteur van dit boek maakt geen keuze. Hij houdt het op ”leven met goden”. Ik houd het op leven met die Ene, de God van Israël, de God en Vader van onze Heere Jezus Christus.
Leven met de goden. 40.000 jaar volkeren, objecten en religie, Neil MacGregor; uitg. Hollands Diep; 487 blz.; € 39,99.