Rechter: Overleg over gebruik van kerkgebouwen
De voorzieningenrechter van de rechtbank van Arnhem heeft de hervormde gemeenten (PKN) van Aalst en Zuilichem aangewezen als de eigenaar van alle kerkelijke goederen van de hervormde gemeenten ter plaatse. Wel gebood de rechter de twee hervormde gemeenten (PKN) om „naar redelijkheid en billijkheid” te onderhandelen met de hervormde gemeenten (in hersteld verband) „teneinde te komen tot voor beide gemeenten werkzame afspraken ten aanzien van het medegebruik van het kerkgebouw en het verenigingsgebouw.”
De Arnhemse rechter deed vrijdag uitspraak in een rechtszaak die de hervormde gemeenten (PKN) in Aalst en Zuilichem hadden aangespannen. Zij eisten dat de hervormde gemeenten (in hersteld verband) het beheer over alle kerkelijke goederen binnen acht dagen zouden overdragen. De rechter stelde deze termijn op twee weken.
In zowel de kwestie Aalst als Zuilichem sprak de rechter uit dat het in deze rechtszaak niet gaat over de vraag wie in geestelijk opzicht de voortzetting is van de Nederlandse Hervormde Kerk (NHK). „De mogelijke opvolging in geestelijk, of zelfs kerkrechtelijk gedachtegoed, is niet bepalend voor de vermogensrechtelijke positie”, aldus de rechter. „Dit betekent dat de PKN en haar gemeenten zijn opgevolgd in de rechten en verplichtingen, waaronder in de eerste plaats de eigendomsrechten, van de NHK. Daarmee komt de eigendom van de plaatselijke gebouwen (kerk- en verenigingsgebouw), naar voorshands wordt geoordeeld, toe aan de PKN en haar gemeenten, en kunnen zij ook het gebruik daarvan bepalen.”
De rechter gebood de beide hervormde gemeenten (PKN) echter wel „om naar redelijkheid en billijkheid te onderhandelen met de Gemeente in Hersteld Verband teneinde te komen tot voor beide gemeenten werkzame afspraken ten aanzien van het medegebruik van het kerkgebouw (en het verenigingsgebouw) door de Gemeente in Hersteld Verband, teneinde de Gemeente in Hersteld Verband in staat te stellen tot een nieuw kerkelijk leven ter plaatse te komen.”
De rechter motiveert dit oordeel als volgt. „Ter zitting is gebleken dat partijen in het zicht van het onderhavige kort geding met elkaar hebben onderhandeld over (onder andere) het medegebruik van de verschillende gebouwen en andere praktische afspraken. Die onderhandelingen hebben tot op heden echter tot niets geleid. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het van groot belang is dat beide partijen wel tot onderlinge afspraken komen met betrekking tot een en ander. Daarbij is van belang dat (…) de NHK binnen de PKN, een zorgplicht heeft jegens de gemeenten in Hersteld Verband, met oog voor hun belangen.”
De rechter sprak niet uit dat de hervormde gemeenten (in hersteld verband) een recht hebben op medegebruik van kerk- en verenigingsgebouw. „Het voert te ver om nu reeds te oordelen over het recht van de Gemeente in Hersteld Verband op het medegebruik van het kerk- en verenigingsgebouw (…), omdat dit immers inbreuk maakt op het eigendomsrecht van de wederpartij.” De uitspraak vervolgt dat „waar de onderhandelingen een direct gevolg zijn van dit kort geding en reeds voordat vonnis was gewezen, hadden kunnen plaatsvinden, partijen desgewenst aan de rechtbank kunnen vragen een mediator aan te wijzen om de onderhandelingen op gang te brengen.”
Over het wel of niet gebonden zijn aan beslissingen en verordeningen van de Commissie van Bijzondere Zorg (CBZ) stelt de rechter dat deze „wél bindend zijn tegenover haar oprichters en hun opvolger, de PKN, en de leden van haar oprichters en de PKN, waaronder de uitgetreden leden die lid waren van de NHK toen deze meebesliste over de instelling van de CBZ, maar niét tegenover de kerk en de gemeenten in Hersteld Verband. Deze naderhand opgerichte rechtspersonen zijn immers niet betrokken geweest bij de oprichting van de commissies en kunnen niet door het binnen de NHK en de PKN geldende kerkrecht aan de besluiten en verordeningen van die commissies gebonden worden.”