Een revolutie in Iran die haar glans verloor
Iran herdenkt deze week de 40e verjaardag van de Islamitische Revolutie van 1979. De grootschalige demonstraties die het land sinds enkele maanden beroeren, maken duidelijk dat er van de oorspronkelijke euforie nog maar weinig over is. Maar het regime in Teheran loopt daarmee nog niet op zijn laatste benen.
De wereld keek in 1979 met gemengde gevoelens toe hoe sjah Mohammad Reza Pahlavi het land moest ontvluchten. Dit was de man die, in de ogen van het westen, Iran had willen moderniseren. Zijn plaats werd ingenomen door de oude, maar charismatische ayatollah Ruhollah Khomeini.
Het was de periode van de Koude Oorlog en de Iraanse sjah was een belangrijke westerse bondgenoot in de strijd tegen de Sovjetunie. Hij had de steun van de Amerikanen, Britten en Fransen echter verloren toen hij de olieprijzen flink opschroefde en in lijn bracht met de prijzen op de internationale markt voor andere grondstoffen. Binnenslands bleek de steun allang weg: het westen had wellicht onvoldoende onderkend dat Iran onder Pahlavi feitelijk een politiestaat was geworden waar iedereen de veiligheidsdienst (SAVAK) vreesde.
Met het vertrek van de sjah leek er hoop te gloren voor de bevolking, maar het nieuwe sjiietische regime zou al snel bloeddorstiger blijken dan de sjah ooit was geweest. Het werd ideologisch gedreven, wat onder meer betekende dat het van de export van de Iraanse revolutie een prioriteit maakte.
Het westen, maar ook veel buurlanden, zagen die ontwikkelingen met argusogen aan. Het was voor de Irakese president Saddam Hussein in 1980 reden een oorlog met het nieuwe regime te beginnen, die acht jaar zou duren. Veel steun kregen de Iraniërs tijdens deze strijd niet: de Syrische president Hafiz al-Assad was tijdens deze oorlog de enige Arabische heerser die de zijde van Iran koos. Hij legde daarmee overigens de fundamenten voor een strategische alliantie die tot volle wasdom zou komen toen in 2011 in Syrië een burgeroorlog uitbrak.
Iran kwam in 1988 weliswaar gehavend, maar niet gebroken, uit deze Iraans-Irakese oorlog. Veerkracht kon het land niet worden ontzegd, ook niet in de jaren erna. De ayatollah’s wisten ook 30 jaar economische sancties te overleven. Binnenslands volgden de ayatollah’s het voorbeeld van de sjah en bouwden een ‘ouderwetse’ politiestaat op.
Op die manier probeert het regime nog altijd de geest van onvrede in de fles te houden. Iran worstelt nu met ernstige economische en ecologische problemen en velen in het land hopen dat het scenario van 1979 zich zal herhalen. Of die kans er is? Er is tenminste één belangrijk verschil. De sjah was in belangrijke mate afhankelijk van westerse steun. Toen de Amerikaanse president Jimmy Carter hem liet vallen, betekende dit de doodsklap voor de Pahlavidynastie.
Die macht heeft het westen niet meer. Het huidige Iraanse regime beschouwt de Verenigde Staten juist als haar doodsvijand, wat betekent dat de Amerikaanse invloed op interne ontwikkelingen in Iran minimaal is. Een recente, nieuwe ronde economische sancties van de Amerikanen versterkt de positie van het Iraanse regimie alleen maar. Het kan de oorzaak van alle economische perikelen nu immers afschuiven op de Verenigde Staten.
De waarheid is dat het vuur van de Iraanse revolutie nog altijd niet is gedoofd. De „sjiietische halve maan”, waar de Jordaanse vorst Abdullah 10 jaar geleden al voor waarschuwde, is een realiteit geworden. Het bondgenootschap sterkt zich van Iran via Irak en Syrië uit tot in Libanon. In Iran zijn sinds 1979 twee generaties opgegroeid die volkomen gedesillusioneerd zijn, maar de staatsrepressie weet deze onvrede vooralsnog onder controle te houden. De revolutie van 1979 mag zijn glans verloren hebben maar dit betekent niet dat het regime in Teheran op zijn laatste benen loopt.