De Nederlandse politierechercheur Gerrit Thiry zei tegen journalisten dat de commandant en een lid van bataljon 745, respectievelijk Sarosa en Camillo, als de daders moeten worden beschouwd. De verdenking is gebaseerd op verklaringen van twee gedeserteerde bataljonsleden en een boer die getuige was van de moord. Sarosa zei in een interview met het NOS-Journaal niet schuldig te zijn aan de moord.

Het is de eerste keer dat de namen van de twee hoofdverdachten publiek zijn gemaakt. De Verenigde Naties en de Nederlandse recherche hebben samen de zaak onderzocht. Hun rapport, waarin de namen van de hoofdverdachten staan, is al enige tijd in handen van de Indonesische procureur-generaal.

Pas vorige maand besloot het openbaar ministerie een eigen onderzoek te beginnen. Tien dagen geleden stuurde de Indonesische procureur-generaal een speciaal team naar Oost-Timor om getuigen te horen in de zaak Thoenes.

Het VN-bestuur in Oost-Timor, Unteat, maakte vrijdag tijdens de persconferentie bekend dat het Indonesische onderzoeksteam negen getuigen heeft gehoord. Leden van de UNTEAT en Thiry zijn bij alle getuigenverhoren aanwezig geweest. De twee hoofdverdachten, zoals blijkt uit het onderzoek van Thiry, zijn niet gehoord. Sarosa bevindt zich op Bali en Camillo in de West-Timorese stad Kupang.

Sander Thoenes, correspondent in Indonesië voor het Britse dagblad Financial Times en het Nederlandse weekblad Vrij Nederland, werd op 21 september 1999 vermoord bij de Oost-Timorese hoofdstad Dili. De Oost-Timorese bevolking had kort daarvoor massaal voor onafhankelijkheid gestemd in een referendum onder leiding van de Verenigde Naties. In reactie op de uitslag pleegden pro-Indonesische milities en legereenheden op grote schaal geweld. Op basis van de getuigenverslagen zal de procureur-generaal bepalen of de zaak-Thoenes voor het Oost-Timor-tribunaal wordt gebracht.