Palestijnse modeontwerpster kreeg niets cadeau
Modeontwerpster Natalie Tahhan is een succesvolle Palestijnse zakenvrouw. Maar de weg naar succes was lang. „Je probeert de problemen te overwinnen en je doet je uiterste best. Dat betaalt zich uit.”
Natalie Tahhan (28) werd in Jeruzalem geboren. Als moslima zat ze op een rooms-katholieke school in Oost-Jeruzalem. Toen ze 8 was, verhuisde haar gezin naar Qatar. Rond haar 13e begon haar interesse voor mode te groeien. „We hebben altijd kunstenaars in onze familie gehad. Mijn oudste zus is architect. Mensen waarschuwden dat er in de mode niets valt te verdienen, maar mijn ouders zeiden: Je kunt het wel.”
Ze doet haar verhaal in haar appartement in Beit Hanina, de Arabische wijk in Jeruzalem. Een bankstel domineert de huiskamer, op het tafeltje een schaal met zoete baklava. Afbeeldingen van Palestijns borduurwerk sieren het vertrek. „Op mijn 16e ging ik in Dubai naar de universiteit. Daar was ik de jongste student. Maar het beviel niet, dus ik ging op zoek naar een opleiding die mij zou helpen mijn doel te bereiken. Zo kwam ik op het London College of Fashion, onderdeel van de University of the Arts. De opleiding was zeer nuttig. Alle docenten kwamen uit de modewereld. Een modeontwerper leerde mij het vak en ik leerde hoe de modewereld in elkaar stak.”
Koffiekoppen
Na haar afstuderen ging Tahhan terug naar Qatar. Omdat het geld ontbrak kon ze nog geen eigen bedrijf beginnen. „Ik kreeg een baan als ontwerpster in het Qatar Museum. We ontwierpen koffiekoppen, kussenslopen, aantekenboekjes, noem maar op.
Op een zeker moment moest ik vanwege mijn visum naar Jeruzalem. Ik heb een Israëlische identiteitskaart en een tijdelijk Jordaans paspoort. Als je te lang in het buitenland blijft kun je je identiteitskaart verliezen. Ik wilde mijn burgerschap in Oost-Jeruzalem behouden.”
(Lachend:) „Ik houd ervan om hier te zijn. Het voelt als thuis. Mensen verklaren me voor gek, maar voor mij is de band met dit land en de natuur heel belangrijk. Neem de seizoenen. Qatar kent alleen de lente en een zeer hete zomer.”
Na drie jaar in het Qatar Museum voelde Tahhan dat ze als Palestijnse niet vooruitkwam. „Ik had daar nooit een eigen zaak kunnen beginnen. In Qatar moet je 51 procent aan een Qatarese financier afdragen. Maar ik kon 51 procent van mijn winst en van mijn harde werken niet zomaar weggeven.”
In Jeruzalem werkte ze in verschillende galeries. „Ik probeerde tot de kunstwereld door te dringen. Er zijn niet veel Palestijnse modeontwerpers, een paar in Ramallah en in Bethlehem. Toch was onder Palestijnen het maken van kleding en borduurwerk in de jaren veertig van de vorige eeuw heel belangrijk.”
Veertig vrouwen
„Toen zag ik dat een Jeruzalemse organisatie naar een ontwerpster zocht. Ze hadden veertig vrouwen opgeleid om kleding te maken. Ik maakte twee collecties onder de naam Untha, wat ”vrouwelijk” betekent. Daarna hielden we een modeshow. De modellen, de fotografie, de make-up – alles werd door Palestijnen gedaan. We probeerden de modewereld weer op te zetten in Oost-Jeruzalem.
Daarna voelde ik dat ik klaar was voor een eigen bedrijf. Ik begon in 2015 een modemerk onder mijn eigen naam. Vanwege de complicaties die je in Jeruzalem hebt als Palestijn registreerde ik mijn merk op de Westoever.”
Tahhan wilde de nadruk leggen op het Palestijnse erfgoed en deed uitgebreid onderzoek naar het Palestijnse borduurwerk. „Veel mensen weten niet dat borduurwerk een kunst is. Ze vinden het mooi, maar wat betekent het? Er zijn veel tradities. Een bruidegom gaf zijn bruid zes maanden voor hun huwelijk stof die zij borduurde. Die kunst ging verloren.
Elk dorp had zijn eigen motief. Palestijnen konden aan het borduurwerk zien waar een vrouw vandaan kwam, of ze getrouwd was of niet, wat haar sociale achtergrond was, waar haar interesses lagen. De research verbreedde mijn horizon. Het zette mij aan het denken over het werk dat ik wilde doen en wat ik wilde uitdragen.”
Schoudermantels
Tahhan richtte zich op vijf verschillende gebieden: Ramallah, Gaza, Jeruzalem, Hebron en Jaffa. „Elk gebied had zijn eigen motief en kleur. Ik ben daarmee aan de slag gegaan. In de Verenigde Arabische Emiraten werden de dessins op zijde gedrukt. Van elk motief maakten we ongeveer honderd schoudermantels.
Mijn doel is alles in Jeruzalem te produceren. Ik kan gemakkelijk coupeuses in Bethlehem, Hebron of Ramallah inschakelen, maar ik geef de voorkeur aan de vrouwen hier. Zij hebben moeite de eindjes aan elkaar te knopen. De loonkosten, de hoge kwaliteit en de belasting hier maken mijn producten duurder. Maar de kleermaaksters hier moeten ook hun geld kunnen verdienen.
Foto’s van de collectie ”Prints of Palestine” plaatsten we op mijn website en op Instagram, Facebook en WhatsApp. De mantels kosten 500 dollar per stuk. Als iemand iets wil kopen stuur ik een link. Betalen kan met een creditcard. De meeste klanten bevinden zich in het Golfgebied en in de Verenigde Staten. Mensen zijn ook geïnteresseerd in het verhaal achter de ontwerpen.
In de westerse wereld bekijken de winkels eerst de collecties. Een paar maanden later ligt de kleding in de winkels. In de Arabische wereld gaat dat anders. Klanten zien iets en willen het meteen kopen. Als ze het nu niet kunnen krijgen, hoeft het niet meer.”
Niet gemakkelijk
„Ik wil laten zien dat wij als Palestijnen kunnen concurreren door producten te maken van hoge kwaliteit. Het is niet gemakkelijk, vooral niet voor mijn generatie. Palestijnen moeten een strijd leveren om werk te vinden en financieel het hoofd boven water te houden. Maar je probeert de problemen te overwinnen en je doet je uiterste best. Dat betaalt zich uit. Voor Palestijnen is het mogelijk internationaal zaken te doen.”