Circulaire economie begint bij beteugelen consumptiedrang
De weg naar een goeddeels circulaire economie is nog lang en blijkt vol gaten en hobbels te zitten. Het stickertje circulair wil ook bepaald niet altijd zeggen dat er vooruitgang is geboekt.
Circulair gaat duidelijk verder dan wat al decennialang bekend staat als recycling. De vodden-, schillen en oudijzerboer deden wat dat betreft goed werk: afval kon (deels) worden hergebruikt. Feitelijk gebeurt zoiets vandaag de dag ook nog als de eerste eigenaar zijn auto doorverkoopt aan een nieuwe gebruiker.
Ideaal zijn genoemde voorbeelden echter nog steeds niet. Ook gerecycled materiaal belandt aan het eind van de –weliswaar verlengde– keten op de afvalhoop.
Het is terecht dat daarover de noodklokken voortdurend worden geluid. Een groeiende wereldbevolking en toenemende welvaart putten de beschikbare grondstoffenvoorraad in hoog tempo uit. Het kabinet wil om die reden het gebruik van mineralen, metalen en fossiele grondstoffen in 2030 gehalveerd zien.
Een circulaire kringloop minimaliseert vernietiging van grondstoffen. Daarvoor is het nodig dat al bij het ontwerpen van een product of het uitdenken van een dienst (autodelen bijvoorbeeld) rekening wordt gehouden met herbruikbaarheid. En dan liefst niet met een tweedehandsgevoel. Mooi voorbeeld hiervan is de Fairphone die is opgebouwd uit modules die door de gebruiker zelf kunnen worden vervangen.
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) presenteerde vrijdag een studie waaruit blijkt dat in Nederland zo’n 85.000 circulaire activiteiten worden ontplooid. Grotendeels gaat het dan om al langer bestaande beroepen en branches zoals fietsenmakers, milieustraten en kringloopwinkels. Daar zit de winst dus niet.
De beweging richting een volwaardige circulaire economie is met de ongeveer 1500 nieuwe initiatieven volstrekt te mager, concludeert het PBL. Deze innovaties liggen ook nog eens vaak in het verlengde van recycling (speelgoed van rietsuikerresten), terwijl nieuwe deelplatformen (zoals Peerby of Snappcar) meer zoden aan de dijk zouden zetten.
Lage prijzen –zowel van grondstoffen als van producten– zijn geen prikkel voor de producent en consument om nu eens flink circulair aan de slag te gaan. Tweedehands heeft ook een slecht imago, zo concluderen de onderzoekers van het PBL.
Natuurlijk is de overheid aan zet om (certificerings)belemmeringen voor nieuwe, circulaire initiatieven zoveel mogelijk weg te nemen. En uiteraard mag milieubelasting vaker worden doorberekend in de prijs van producten. ”De vervuiler betaalt” is geen ambtenarenpraat maar een een dure, Bijbelse plicht.
Welvaart leidt zomaar tot verwendheid. De echte winst zit hem daarom in het beteugelen van de consumptiedrang. En dat is een individuele verantwoordelijkheid. Hoe voller de portemonnee, hoe moeilijker die opgave blijkt te zijn.