„Geschiedenis terugkeer barokviool moest herschreven”
Het beeld dat onder invloed van de ontwikkeling van de oudemuziekbeweging in de 20e eeuw ook de barokviool werd herontdekt, moet worden bijgesteld. „De geschiedenis van de terugkeer van de barokviool bleek te moeten worden herschreven.”
Dat is een van de conclusies van het onderzoek waarop musicologe Mimi Mitchell op woensdag 23 januari aan de Universiteit van Amsterdam promoveert. Mitchell, zelf professioneel barokvioliste, schreef haar studie (”The Revival of the Baroque Violin”) onder leiding van prof. dr. J. J. E. Kursell.
De terugkeer van de barokviool kwam, als onderdeel van de oudemuziekbeweging, voort uit het idee dat muziek het best tot haar recht komt als zij wordt gespeeld op instrumenten uit de periode waaruit zij dateren en met inachtneming van de toenmalige esthetische idealen, aldus de samenvatting. „Voor violisten die muziek van vóór 1850 spelen betekent dit: spelen op een niet-gemoderniseerde viool en met een pre-Tourte-strijkstok.”
Deze antievolutionaire visie was controversieel, aldus Mitchell. „De terugkeer naar historische instrumenten en strijkstokken, die door de eeuwen heen juist zo succesvol waren ‘verbeterd’, was dan ook een enorme onderneming.”
De invloed van de oudemuziekbeweging nam gedurende de 20e eeuw toe. Mitchell: „Tot dusverre ging men ervan uit dat ook de barokviool in deze periode werd herontdekt. Uit interviews met tien van de oudste nog levende barokviolisten en een groot aantal conservatoren van instrumentencollecties en bouwers kwam een ander beeld naar voren. Er werden nieuwe verbanden met 19e-eeuwse experimenten zichtbaar, vergeten personen kregen opnieuw een plaats in het verhaal en de geschiedenis van de terugkeer van de barokviool bleek te moeten worden herschreven.”
In de beginperiode was zowel het terugvinden als het bouwen van historische instrumenten lastig, stelt de promovenda, en het achterhalen van de juiste speelwijze was een nog veel ongrijpbaarder vraagstuk. „Ondanks hun intentie om de klankwereld van het verleden te reconstrueren, lieten deze ambachtslieden en musici zich toch ongewild beïnvloeden door het heden. Veel bouwers worstelden met hun traditionele opleiding, die botste met schijnbaar onlogische eigenschappen van het historische instrumentarium. Daarnaast drukten de achtergrond, opleiding, collega’s en werkomstandigheden van de musici een stempel op hun benadering van de barokviool.”
De door Mitchell verdedigde opvatting van de terugkeer van de barokviool als een „invented tradition” maakt de prestaties van de pioniers niet geringer, stelt ze. „Wel kunnen ze nu in een nieuw kader worden bekeken. Zowel het gebruik van historische instrumenten als het ontwikkelen van een nieuwe muzikale taal week sterk af van de gangbare muziekpraktijk, en beide waren inderdaad revolutionair.”
Uiteindelijk is het onbelangrijk of de pioniers de klank en idealen van vroegere perioden exact hebben kunnen reconstrueren, vindt de promovenda. „Wat wel van groot belang is, is dat de traditionele klassiekemuziekwereld overtuigd werd door hun pogingen hiertoe. Deze violisten brachten de barokviool terug op het concertpodium, codificeerden en verspreidden hun ideeën over stijl en techniek, en ontwikkelden vanuit deze benadering een nieuw beroep. Uiteindelijk waren het de artistieke prestaties van deze musici die ervoor zorgden dat de barokviool zo’n succesvolle sprong vanuit het verleden naar het heden heeft gemaakt.”
Meer informatie: www.uva.nl