Nederland in de ban van de bol
Bruine ronde, met rozijnen of stukjes sukade. Niet te vet, uiteraard. En lekker luchtig. Zo tegen het einde van het jaar zijn oliebollen dé traktatie. Nederland slaat massaal aan het bakken. Kies je voor zelfgemaakt, uit de fabriek. Of toch maar van een actie voor het goede doel? Vier oliebollenbakkers in de ban van de bol.
Goes bakt voor kerkdak in Roemenië
Midden in de nacht, zeven uur lang, oliebollen bakken. Jongeren in Goes moeten er wel wat voor over hebben om geld in te zamelen voor het goede doel, voor hun diaconale reis naar Roemenië. „Het moet geen vette CGK-oliebol worden, maar een knapperige, interkerkelijke bol.”
Een groep van pakweg twintig jongeren uit Goes staat zondagnacht in de startblokken om 1500 oliebollen te bakken. Klokslag 01.00 uur. „Netjes na de zondag”, legt Klaas Menkveld (27), een van de motoren achter de Diaconale Jongerenreis uit.
De stichting organiseert voor het tiende jaar een veertiendaagse werkvakantie naar een Oostblokland. Om de handen uit de mouwen te steken voor een ander. Om een kerkdak te repareren. Of de huisjes van een paar zigeuners. Of een schoolplein.
Te gevaarlijk
„Elk jaar een andere bestemming”, legt Menkveld uit. Oekraïne, Roemenië, Hongarije bijvoorbeeld. Oekraïne valt even af. „Te gevaarlijk.” Volgend jaar voert de reis naar Tirgursor in Roemenië. „Ook al is het een EU-land, de armoede straalt ervan af.” De Diaconale Jongerenreis is een initiatief vanuit de christelijke gereformeerde kerk (CGK) in Goes, waar jongeren uit de gereformeerde kerk vrijgemaakt bij aanhaken. Ook jongeren uit de gereformeerde gemeente nemen weleens deel.
De 23 jongeren reizen eind augustus met een handvol begeleiders in drie busjes af naar Roemenië. Deelnemers moeten zelf hun reis en verblijf bekostigen: 450 euro per persoon. Met een oliebollenactie proberen ze geld bijeen te brengen om daar te besteden. „Hoe meer oliebollen, hoe meer hulp.”
De jongeren pakken het grondig aan. „We gaan voor kwaliteit.” Een recent rondje proefbakken is naar tevredenheid verlopen. „We hebben zondag na de dienst verschillende soorten oliebollen uitgedeeld”, legt Menkveld uit. „Ze zijn allemaal goedgekeurd. Er zat niets tussen wat niet weg te werken was.”
De Diaconale Jongerenreis heeft dan ook ervaring. De initiatiefnemers hebben vijf jaar gebruik kunnen maken van de kennis van een bakker uit de gemeente. Dit jongeren wijken dit jaar –met drie professionele frietpannen– uit naar een loods van MPD, een logistiek bedrijf in Goes.
„Oliebollenbakken is een precies werkje”, weet Menkveld. De olie dient exact op de goede temperatuur te zijn, het beslag moet precies lang genoeg rijzen. „We staan er met de stopwatch naast.”
Jongeren moeten „hun koppie” er goed bij houden. „Dat valt niet mee midden in de nacht.” Voor het gemak kiezen de initiatiefnemers dit jaar alleen voor oliebollen. Met of zonder rozijnen. Appelbeignets even niet. „Zo bewerkelijk.”
Marketing verloopt via diaconalejongerenreis.nl, via kerkbladen en een webshopje. Vijf oliebollen voor 4 euro, tien voor 8 euro. Is dat een aanbieding? „Nee, geen harde aanbieding, maar psychisch werkt het wel.” Bij twintig oliebollen krijgen klanten korting. „Geen 16, maar 15 euro.” Om 10.00 uur liggen de gebruinde bollen klaar. Niet alleen voor de CGK; alle kerken mogen mee-eten.
Samen oliebollen bakken werkt uitstekend voor de groepsvorming, zegt Menkveld. Deelnemers aan de werkvakantie kunnen alvast even aan elkaar ruiken? „Precies, na een nachtje bakken lukt dat wel.”
In weer en wind op de weekmarkt
Zaterdagmorgen, 8.15 uur op de weekmarkt in ’t Harde. Het is koud. En grijs. Luitenant-kolonel buiten dienst Simon Nijenhuis (60) heeft een muts opgezet en schept met een ijslepel bollen deeg uit een enorme legerton in een grote frituurpan. De olie sist, zodra de bollen de olie raken. „Het gaat weer lekker. We zijn al acht zakken kwijt.”
Achter hem in de kraam hangen A4-tjes met prijzen. Klanten kunnen kiezen uit oliebollen met rozijnen en krenten. Of zonder. 75 cent per stuk, kosten ze. Of 8 voor 5 euro.
Simon is een begrip in ’t Harde. Stadsdichter Ewoud Gosker maakte onlangs zelfs een gedicht over hem. „Hij komt hier om zijn dienstplicht te vervullen / start zijn carrière als gewoon soldaat / luitenant-kolonel is hij geworden / maar dat is niet waar hij bekend om staat.”
De strekking van het gedicht is helder: bekend is Simon vooral om zijn oliebollen. Elke zaterdag in december staat hij met zijn kraam op de plaatselijke weekmarkt. Het doel is om geld in het laatje te brengen voor de plaatselijke christelijke muziekvereniging Tot Ons Genoegen. Dat lukt goed. Met zijn actie spekt hij jaarlijks de kas met enkele duizenden euro’s. Nu al 25 jaar lang.
Vroeg op
„Geweldig”, roemt de voorzitter van de vereniging, Chris van Os, die vanmorgen ook vroeg is opgestaan en nog gauw even een zak oliebollen komt kopen. „Simon is altijd enthousiast. En hij neemt de anderen erin mee. Het is zelfs maar de vraag of we zonder de oliebollen nog zouden bestaan.”
De muziekvereniging heeft z’n hart. Het christelijke karakter ervan geeft de vereniging een meerwaarde. „In deze tijd voor Kerst bezoeken we met een ledendelegatie mensen uit het dorp die wel wat steun kunnen gebruiken. Dan spelen we voor het huis mooie kerstliederen. Gewoon ter bemoediging. Dat is voor mij echt het hoogtepunt van het jaar.”
Zelfgemaakte schep
De oliebollen beginnen mooi bruin te kleuren. Met een grote, zelfgemaakte schep vist Simon ze uit de olie en legt ze op een rooster om uit te lekken.
Als de bollen klaar zijn, doet Linde ze in papieren zakken om te verkopen. De 15-jarige hulp van vandaag speelt bugel. Ze heeft onlangs haar B-diploma ”HaFaBra” gehaald, waardoor ze inmiddels goed kan meedraaien in de fanfare. Simon zelf speelt bariton sax.
Vijftig bollen per keer gaan er in de pan. Als de bakker een beetje doorwerkt, komt hij op 250 bollen per uur. Die verkoopt hij allemaal, zelfs nu er sinds dit jaar een enorme oliebollenkraam op wielen, pal tegenover zijn eigen kraampje is komen te staan.
„Het geheim? Gewoon goede bollen maken. Nooit concessies doen aan de kwaliteit. We bakken in arachideolie, zodat ze niet vet worden. En het recept komt van een oude bakker. Mensen weten gewoon dat we de lekkerste bollen maken. Dus komen klanten terug.”
Een actie die enigszins uit de hand liep
Het begon allemaal toen dochter Lia van Wim (83) en Klaartje (79) Terlouw uit Capelle aan den IJssel in 1990 voor de Mbuma-Zending als verpleegkundige werd uitgezonden naar Zimbabwe. Haar ouders bedachten mogelijkheden om geld op te halen voor het Mbuma Mission Hospital, waar ze werkte. Oliebollen, dacht Wim, die in zijn dagelijks leven kraanmachinist was. Die smaken altijd. Dus bakte hij er tachtig, zodat Klaartje ze kon verkopen tijdens een zendingsdag. Ze was ze zo kwijt.
Dat smaakte naar meer. Dus bleef het echtpaar bakken. Elk jaar weer. Niet alleen rond de jaarwisseling, maar het hele jaar rond, voor verkopingen of zendingsdagen. Tot ze tijdens hoogtijjaren zelfs 12.000 bollen verkochten. Wim Terlouw, nog nagenietend: „Ongelooflijk. Wat gewoon, klein, hier in onze eigen keuken begon, groeide uit tot iets gigantisch. We kregen een goed recept doorgespeeld van een bakker. En we konden op een gegeven moment voordelig een doseermachine aanschaffen, die van het beslag mooie ronde bollen draaide. De komst van die machine maakt het werk er een stuk eenvoudiger en professioneler op.”
SRV-wagens
De familie Terlouw haalt de 12.000 niet meer, omdat grote klanten inmiddels zelf zijn gaan bakken en ook de verkoop via SRV-wagens is weggevallen. Toch worden er nog steeds duizenden bollen per jaar verkocht. Het doel is nog altijd de Mbuma-Zending. „Het bakken doen we inmiddels niet meer samen. We worden ouder, en we kunnen niet meer alles wat dertig jaar geleden lukte. Ik heb altijd gehoopt dat een volgende generatie het zou overnemen. En dat zien we nu gebeuren. Eerst hielpen de kinderen ons, nu helpen wij de familie.”
Hoewel Klaartje de eerste jaren ook meebakte, werkte ze later vooral op de achtergrond mee. „Ik maak bijvoorbeeld een grote pan erwtensoep of hutspot voor alle medewerkers.” Ook pakte ze na een aantal jaren de administratie op. „Eerst op papier, later op de computer. Dat viel niet altijd mee. Maar kinderen en kleinkinderen hielpen me dit onder de knie te krijgen.”
Hele nacht
Inmiddels gebeurt het bakken in een grote loods, iets verderop in het dorp. Maandagmorgen om 5 over 12 worden de pannen dit jaar weer aangezet. Zo’n vijf of zes personen, bijna allemaal familieleden, bakken door totdat alle bestellingen klaar zijn.
Wim Terlouw: „Mijn dochter zei van de week nog: Pa, u gaat dit jaar niet de hele nacht door, hoor. Maar gelukkig bepaal ik dat zelf. Want ook al zijn die nachten zwaar, als je maar aan het werk blijft, lukt het prima. En het is altijd gezellig.”
Tussen half twee en half vier kunnen de bollen worden opgehaald. Ook gaan bezorgers op pad om in de regio bij de mensen thuis te brengen „Het is bijzonder, maar ook hier hebben we weer genoeg mensen voor om dat te regelen. We hebben nooit om hulp hoeven vragen.”
De Graaf bakt 12 miljoen oliebollen
Voorzichtig vallen 32 bolletjes beslag tegelijk in de gloeiend hete olie. De Graaf Bakeries bakt ze bruin. Oliebollen. Pakweg 12 miljoen stuks. „Ambachtelijke kwaliteit.” Kan zo’n fabrieksbol écht lekker zijn?
Bezoekers krijgen niet zomaar toegang tot de bakkerij van de oliebollenfabriek in Bunschoten. Eerst omkleden. Witte jas, geel haarnetje, blauwe schoenen. Een roterende borstel in een hygiënesluis verwijdert vuil van de rubberen schoenen.
De Graaf Bakeries bakt dit jaar maar liefst 12 miljoen oliebollen en 20 miljoen appelflappen. Voor groothandels, supermarkten en tankstations. De bakkerij mag van directeur Aart de Graaf (31) gerust een oliebollenfabriek worden genoemd. Als maar duidelijk is dat de kwaliteit niet onderdoet voor de bakker op de hoek. Recept, olie en baktijd zijn hetzelfde. „Wij bakken alleen op grote schaal.”
Dikke brij
Langzaam kneedt een mixmachine olieollenmix, gist, bloem, suiker, krenten en rozijnen tot een dikke brij. Snufje zout erbij. En een beetje kaneel. De exacte samenstelling houdt De Graaf zorgvuldig achter z’n kiezen. „Geheim recept.”
Het oliebollenbeslag verdwijnt in een 150 liter grote, groene kuip op wielen achter twee deuren van roestvaststaal. Om te rijzen. Alleen de theedoek van oma over de emmer ontbreekt. Luchtvochtigheid 77 procent, temperatuur 28 graden. Een kwartier lang.
Een medewerker rijdt de kuip vervolgens naar een frituurpan van 1500 liter. Een hefboom kiept de inhoud in een doseerunit. Langzaam zakt het beslag door openingen naar beneden. Tsjak! Een mes snijdt de gewenste hoeveelheid af. Voorzichtig plonzen 32 bollen beslag tegelijk in de olie.
De olie schommelt op een temperatuur van 170 tot 180 graden. Gloeiend heet. De frituurpan kent drie warmtezones. Voorin iets heter, achterin iets kouder. „We schroeien de oliebollen eerst dicht”, legt De Graaf uit. „Net als een biefstuk.”
Acht minuten dobberen de oliebollen rond. Een medewerker keert ze met een spatel om. „Elk kwartier wegen we een oliebol.” Langzaam drijven ze naar achteren. Een oliebollenlift tilt de lekkernijen –automatisch– op en deponeert ze op een lopende band.
Dan wacht de ijzige kou. Elke oliebol krijgt een diepvriesbehandeling. In een reusachtige stikstoftunnel zakt de temperatuur van de oliebollen in 25 minuten van plus 170 graden naar min 20 graden. „Wij bevriezen de kwaliteit.”
De oliebollenfabriek bakt met anderhalve man 258 oliebollen per minuut, dik 15.000 per uur. Het seizoen begint al in september. „In november en december bakken we 24 uur per dag, zes dagen in de week.” Zondags lig het proces stil. Het personeel verdient ook rust. „De frituurpan gaat deze zaterdag om 20.00 uur uit.”
Het familiebedrijf levert aan alle supermakten in Nederland. Namen mag De Graaf niet noemen. „Iedere klant krijgt zijn eigen recept.” Verschil moet er zijn.
Tijd voor een test van zo’n fabrieksbol. Ambachtelijk? Eerlijk is eerlijk. De oliebollen smaken naar meer. Warm, luchtig en smeuïg.