Pastoraal werker Teunis Rijneveld leerde lessen van Afrikanen
„Eens een zendeling, altijd een zendeling?” Teunis Rijneveld aarzelt. „Ja, ik denk dat dit wel voor mij geldt.” Na zijn terugkomst uit Afrika gaat hij in 2002 aan de slag als pastoraal werker bij stichting Ontmoeting. „Ik ben zo dankbaar voor deze plek. De Heere is een God van wonderen.”
Een halve Afrikaan. Zo wordt hij door sommige collega’s omschreven. Deze middag bevestigt Teunis Rijneveld (66) dat beeld. Tijd lijkt nauwelijks een rol voor hem te spelen. Urenlang is de pastoraal werker aan het woord. Met zachte stem.
Niet dat Rijneveld zichzelf graag op de voorgrond plaatst. Liever vertelt hij over de wonderen van God, die hij ziet gebeuren in levens van mensen. Zijn werkkamer op de eerste verdieping in het dienstencentrum van Ontmoeting aan de Rotterdamse ’s Gravendijkwal oogt sober. De hoekbank en de bijpassende stoel zijn door hun rode kleur de enige frivole elementen in het vertrek.
Teunis wordt geboren in Mijdrecht. Hij is de op een na jongste. „Mijn ouders kregen zestien kinderen. Twee van hen zijn overleden toen ze één en twee jaar waren, lang voordat ik werd geboren. Mijn ouders mochten na veel strijd geloven dat ze juichen voor Gods troon.”
Het is thuis geen vetpot. Soms ontbreekt geld om eten te kopen. „Dan zorgde God dat er eten bij de voordeur stond. Mijn ouders hadden geen middelen om de begrafenis van mijn zusje te bekostigen. Tijdens de begrafenis gaf een onbekende vrouw mijn vader een envelop. De inhoud ervan bleek precies genoeg te zijn om de kosten te dekken.”
Als Rijneveld elf is, verhuist het gezin naar het Gelderse Dieren. Zijn vader lijdt aan astmatische bronchitis en hoopt dat de gezondere Veluwse lucht hem goed doet. „Hij knapte gelukkig op en kon zijn werk weer oppakken.”
Er klinkt een bel. Rijneveld staat op. „Dat is vast voor mij. Het is hier vaak een huis van zoete inval.” Even later klinkt een luide lach vanuit de gang. Een Surinaamse man komt Rijneveld gedag zeggen. „Deze man bezocht gisteravond de kerkdienst in onze gemeente, de gereformeerde gemeente van Rotterdam-Alexanderpolder. Na de dienst hebben we nagepraat met de dominee.”
Rustig vervolgt Rijneveld zijn verhaal. „Mijn ouders hadden een groot hart. Ze zagen eens een advertentie waarin een kosthuis werd gevraagd voor een negenjarig meisje dat aan astmatische bronchitis leed. Hoewel ons huis vol was, ruimden mijn ouders plek voor dat meisje in. De Veluwse lucht deed haar goed. Nu is ze mijn schoonzus.”
Als Rijneveld vijftien is, overlijdt zijn vader. „Een klap. Mijn moeder was een stille, godvrezende vrouw die altijd met liefde voor iedereen klaar stond. Pas op mijn 32e ben ik het huis uit gegaan, eerder had ik geen tijd om te trouwen. Ik werkte in een supermarkt, wilde een eigen groentezaak beginnen en volgde daarom cursussen. En ik was druk met het verenigingswerk en in de politiek.”
Of was u de ware nog niet tegengekomen?
„Dat klopt. Ik ontmoette Jenny, nu mijn vrouw, in 1982 toen ik een reis van Amicitia leidde. Ze vertelde over haar wens om de zending in te gaan. Dat herkende ik. Toen de Heere in mijn leven kwam, ontstond het verlangen om in Zijn koninkrijk te dienen in plaats van een eigen zaak te beginnen. Jenny en ik spraken elkaar vaker tijdens die vakantie en de vonk sloeg over.”
Waarmee kan uw vrouw u verrassen?
Lachend: „Op die vraag heb ik niet gerekend. Ik kan haar verrassen door een extra bezoek aan familie en door samen de natuur in te trekken. Zelf houd ik van een mooi boek. Het laatste boek dat ik las is ”De natuur van de mens in zijn viervoudige staat” van Thomas Boston. Het laatste hoofdstuk greep mij erg aan. Daarin wordt de verschrikking beschreven van mensen die de Heere niet kennen en het hemelse geluk van Gods kinderen. Als ik dat lees, denk ik aan de zondagse diensten van Ontmoeting. Hoe leg ik de ernst van het leven eerlijk en begrijpelijk voor aan de bezoekers? Met die diensten –ik leid er drie per maand– proberen we een brug te slaan tussen de straat en de kerk.”
Welk Bijbelgedeelte spreekt u aan?
„Het lijdensevangelie. De tekst ”Het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde” heeft veel voor mij betekend. Tegelijk is Psalm 86 vers 6 mijn lievelingspsalm, waarin gebed en belofte elkaar afwisselen: „Leer mij naar Uw wil te hand’len, ’k Zal dan in Uw waarheid wand’len.” Ik raak er steeds meer verwonderd over dat God zo groot is. Hij heeft niet alleen Zijn Zoon gegeven, maar houdt Zich elk moment met ons bezig en weet van ons doen en laten. ”
U was van 1988 tot 2001 evangelist in Nigeria. Heeft het leven in Afrika u gestempeld?
„Zeker, in diverse opzichten. Afrikanen leven vaak dichter bij de Heere dan westerlingen. Bij ziekte krijg je hier meestal de vraag of je medicijnen hebt genomen of de dokter hebt gebeld. In Nigeria vragen mensen eerst of je hebt gebeden. Voordat Afrikaanse christenen op reis gaan, bidden ze. Voordat ze een paracetamol innemen, gaan ze in gebed. Westerlingen, en ikzelf ook in het verleden, denken daar veelal pas aan bij een ernstige ziekte. Voor mij ligt dat nu anders.”
Hebt u iets van de Afrikaanse omgang met tijd overgenomen?
„Ik heb in Afrika vooral geleerd hoe belangrijk het is om een relatie met mensen op te bouwen. Daar moet je de tijd voor nemen. Dan kun je hun hart pas bereiken. Maar zonder de zegen van de Heere is mijn werk niets waard. Tegelijkertijd heb ik de verantwoordelijkheid om mijn werk zo goed mogelijk te doen.
De gastvrijheid van Afrikanen heeft mij ook vaak ontroerd. Wij vinden het lastig als er iemand aan de deur staat terwijl we zitten te eten. Afrikanen nodigen je direct aan tafel. Schermen met een afspraak of een vergadering is er ook niet bij als er een Afrikaan langskomt, zoals dat soms wel honderd keer per week gebeurde in Abakaliki, de stad waar wij als enige westerlingen woonden. „Ik heb een uur gelopen om je te spreken. Ben ik dan niet belangrijk voor je?” zal de reactie zijn als je zou aangeven geen tijd te hebben.
Ik liep eens in Nigeria over het gevangenisterrein van Abakaliki. Vanuit een cel met tientallen gevangenen klonk mijn naam. Ik gebaarde dat ik geen tijd had en op weg was naar een volgende afspraak. De gevangenen gaven niet op en riepen: „Heeft u geen tijd om met ons te bidden?” Toen brak mijn hart en ben ik naar hen toe gegaan. Natuurlijk, zonder het maken van afspraken zou het een rommeltje worden, maar we laten ons in het Westen wel teveel door de tijd regeren.”
Is het gelukt iets van de afhankelijkheid die u bij Nigerianen zag vast te houden?
„Mijn gebedsleven is concreter geworden. Ik probeer ook in kleine dingen de hand van God op de merken. Na een gesprek met iemand uit mijn kerkelijke gemeente of met een cliënt van Ontmoeting gebeurt het regelmatig dat ik wat er gezegd is, teruglees in de Bijbel of een boek of naar voren hoor komen in een preek. Dat is bemoedigend.”
In februari woonde u met vier broers in Nigeria de bevestiging van uw ”zoon in de Heere” tot predikant bij. Een bijzonder moment?
„Het ontroerde mij toen Chukwuma knielde onder een opengeslagen Bijbel. Hij was vroeger opgepakt voor een roofoverval en wapenbezit. In Nigeria staat daar de doodstraf op. Chukwuma wilde niet luisteren toen hij mij hoorde preken in de gevangenis en hij ging door met zijn spel. Hij kende God niet en was opgegroeid in een heidense omgeving. Ik heb toen gevraagd: „Waarom luister je niet? Ik kom niet voor mijzelf, maar ik breng het Woord van de levende God. De preek was hem tot zegen. Er groeide een geestelijke band tussen ons. Chukwuma noemt mij zijn vader in de Heere.
Jaarlijks kwam er een rechter naar de gevangenis in Abakaliki en sprak dan enkele gevangenen vrij. Daarbij mochten een Nigeriaanse vriend en ik een lijst met namen indienen, omdat wij veel gevangenen kenden. Twee jaar weigerde de rechter Chukwuma los te laten. De derde keer ging hij overstag met de opmerking: „Als er slachtoffers door Chukwuma vallen, is hun bloed op jullie hoofd.”
Chukwuma volgde eerst de opleiding tot evangelist en later de opleiding tot predikant. Drie dagen na zijn bevestiging liepen Chukwuma en ik de rechter –die we 17 jaar niet gezien hadden– tegen het lijf op de markt in het grote en drukke Abakaliki, waar nu zo’n 230.000 mensen wonen. Een besturing van God. We spraken met die rechter over het werk van de Heere. Enkele weken geleden kreeg ik het bericht dat de rechter is overleden. Dat raakte me opnieuw.”
In Afrika bezocht u gevangenen. Bij Ontmoeting spreekt u verslaafden, criminelen en daklozen. Houdt dat u een spiegel voor?
„Ja, vooral tijdens de zondagse diensten van Ontmoeting voel ik mij één met de cliënten. Wat onze achtergrond ook is, voor God zijn we allen gelijk: zondaren die Gods genade niet kunnen missen.
Toen ik een keer op zondag bij de gevangenis in Nigeria aankwam om te preken, bleek er geen water meer te zijn. Met hese stem smeekten de gevangenen mij om vocht. Ze kregen elke dag nog slechts een half kopje bruin water uit een vies meer. Toen heb ik rechtsomkeert gemaakt, thuis alle beschikbare vaten met schoon water gevuld en dit water vervolgens uitgedeeld. Uit veel cellen steeg een dankgebed op tot God.
Ik bezocht in Nigeria een verdachte, die met schotwonden in het ziekenhuis lag. Agenten die voor zijn deur postten, vroegen verbaasd: „Wij krijgen geen contact met die man omdat hij in coma ligt, maar u wel. Hoe kan dat? De laatste keer dat ik hem voor zijn overlijden bezocht, sprak ik over Christus’ bloed dat reinigt van alle zonden. Er kwam een blijde glans op zijn gelaat. Verwonderd liep ik naar buiten. Dat mijn motor een lekke band had en dat ik door de modder moest ploeteren, deerde mij niet. Ik had weer mogen ervaren dat de Heere een God van wonderen is.”
Ook vandaag?
„Ja, God blijft Dezelfde. Ik denk aan de man die een liter whisky per dag dronk en daarmee is gestopt. Inmiddels bezoekt hij iedere zondag de dienst van Ontmoeting. Deze man kwam in het ziekenhuis terecht en raakte in coma. Familie werd opgeroepen. Zij stonden allen met het ziekenhuispersoneel om zijn bed en wisten niet wat te doen. Een vrouw die met hem onze zondagse diensten bezoekt, besloot geestelijke liederen te gaan zingen. Bij het derde gezang sloeg hij zijn ogen op en begon te praten, tot grote verbazing van het ziekenhuispersoneel. Daarvan mocht God de eer ontvangen.
Een andere cliënt van onze stichting werd neergestoken. Toen ik hem in het ziekenhuis bezocht en vroeg hoe het was, citeerde hij de Bijbeltekst ”Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij”. Verwonderd ben ik naar huis gegaan.”
Krijgt u ook met teleurstellingen te maken?
„Ja, en dat houdt mij dicht bij de grond. De zuigkracht van de zonde is groot en de kracht van een verslaving is verschrikkelijk. Alleen door een wonder kun je daar los van komen. Het doet pijn als cliënten terugvallen. Ook als het mensen betreft die veel met de Bijbel bezig waren.
In Nigeria werd ik eens geroepen om een ex-gevangene een mes afhandig te maken, waarmee hij een ander bedreigde. Ik had eerder ontzettend veel moeite gedaan om hem vrij te krijgen. Dat was na jaren gelukt. Met een bloedend hart heb ik hem bij de politie gebracht. Dergelijke gebeurtenissen schuren. Op die momenten begrijp ik niet welke bedoeling God daarmee heeft.”
Waar kunt u wakker van liggen?
„Dat gebeurt gelukkig weinig, al kunnen gebeurtenissen mij diep raken. Zo heb ik in Nigeria in enkele jaren tijd vijf leden uit één gezin begraven, onder wie een meisje dat jarenlang als pleegdochter op onze compound had gewoond.
Bij Ontmoeting kreeg ik binnen een halfuur van een bezoeker te horen dat hij drie moorden had gepleegd. Eens bezocht ik een cliënt in de gevangenis. Ik had een Bijbel bij me voor hem. Toen ik naar zijn welstand vroeg, antwoordde hij: „Niet best, want mijn slachtoffer leeft nog. Zodra ik vrijkom, maak ik die klus af.”
Op dit moment behandel ik tijdens de zondagse diensten de Psalmen, één voor één. Daarbij stuit je soms op lastige tekstgedeelten, maar ik wil die moeilijkheden niet uit de weg gaan. We zijn nu bij Psalm 78 en ik worstel soms al met Psalm 137, waarin staat dat kinderen tegen de rotsen te pletter worden geslagen.”
Het is bijna Kerst. Na de kerstbijeenkomst van Ontmoeting gaat u naar uw huis en uw familie. Voor veel bezoekers wacht de straat. Wat doet dat met u?
„Deze donkere dagen zijn zwaar voor veel bezoekers. Je zult maar op straat of in een nachtopvang moeten slapen. Tijdens onze kerstbijeenkomst gaat de Bijbel open. We gebruiken een Chinese maaltijd en iedereen krijgt een tas met levensmiddelen mee. Zo proberen we hen wat warmte te bieden. Daarna leg ik hen in Gods handen.”
Wat hebt u met mensen met een beperking?
„Jaarlijks ga ik mee met de integratieweek voor jongvolwassenen met en zonder een lichamelijke beperking, die een commissie van de vrouwenbond van de Gereformeerde Gemeenten organiseert. Iedereen, ook mensen met een beperking, heeft behoefte aan contact. Ik ben dankbaar dat ik daarin iets mag betekenen. Tijdens de integratieweek ervaar je verbondenheid. Mensen kijken elkaar in het hart, vertellen over hun afhankelijkheid van de Heere en delen hun levensvragen.”
U geniet volop van uw werk. Ziet u op tegen uw pensionering?
Lachend: „Ik ben op 3 september met pensioen gegaan toen ik 66 werd. Maar ik heb twee jaar geleden al gevraagd of ik bij gezondheid door mocht werken. Dat verzoek is gelukkig gehonoreerd. Ik hoop, als de Heere het geeft, nog een aantal jaren door te mogen gaan.”
Teunis Rijneveld
Teunis Rijneveld (1952) gaat in een supermarkt werken met het doel om later een eigen groentezaak te beginnen. Als God hem stilzet, groeit het verlangen om in Zijn koninkrijk te dienen. Van 1988 tot 2001 is Rijneveld voor de zending van de Gereformeerde Gemeenten werkzaam als evangelist in de Nigeriaanse stad Abakaliki. Rijneveld en zijn vrouw keren met hun gezin terug naar Nederland vanwege de studie van hun kinderen. Sinds 2002 is hij pastoraal werker bij stichting Ontmoeting. Rijneveld is getrouwd met Jenny. Ze kregen vier kinderen en hebben zeven kleinkinderen. Het echtpaar is lid van de gereformeerde gemeente in Rotterdam-Alexanderpolder, waar Rijneveld ouderling is.