Dirk Mulder: slechts een radertje uit Prediker
Hij is wars van eigen eer. Gegeven talenten gebruiken en je plicht doen, is zijn devies. Niet voor niets spreekt het Bijbelboek Prediker hem daarom bijzonder aan. Dirk Mulder: „We moeten ons niet zo op de borst roffelen. We zijn maar een radertje in het grote geheel.”
De najaarszon strijkt over voormalig kamp Westerbork. De tinten beginnen hard, alsof ze het hooghartige blauw van de lucht willen overtreffen. Verschieten dan langzaam van kleur als ze de herfstbladeren raken. Goudglanzend dringen ze ten laatste in het Drentse landschap.
Westerbork. Een leeg veld, onderbroken door rijen kloeke bomen. En door rechthoekige aarden heuvels, waar ooit de barakken stonden. De weidsheid is beklemmend. Het gras is keurig gemaaid.
„Van wie is deze plek nu eigenlijk hè?”, mijmert Dirk Mulder. Hij knoopt zijn jasje dicht tegen de novemberkou en steekt een van zijn onafscheidelijke sigaretten op. Na bijna drie decennia directeur van Westerbork te zijn geweest, heeft hij nog geen definitief antwoord op die vraag.
„Er moet natuurlijk aandacht zijn voor de massamoorden van de Tweede Wereldoorlog. Daar is deze plaats voor altijd onlosmakelijk mee verbonden. Maar Westerbork heeft ook een andere geschiedenis. De Molukkers hebben hier jarenlang gezeten. Ook zij moeten kunnen terugzien op die interneringsperiode. En wat doe je met de kinderen van foute ouders? In 2008 hebben we een themadag voor nazaten van NSB’ers in het kamp georganiseerd. Ook zij proberen met een geschonden historie om te gaan. De collaborateurs hebben hier vastgezeten, hoewel hun situatie niet te vergelijken was met het lijden ten tijde van de nazitijd. We wisten dat de reacties op dat initiatief niet zouden uitblijven, maar ik had niet gedacht dat het zó heftig zou zijn.”
In de winkel van Westerbork ligt ook de heruitgave van het boek van Hitler ”Mein Kampf”.
„Dat klopt. Wij vinden dat daar ook aandacht voor moet zijn. Met alle begeleiding die er bij deze uitgave is geweest, zowel in het boek zelf als rond de publicatie. Een verbod op de verkoop van Mein Kamp is wat mij betreft achterhaald.”
Moest u als directeur vaak op eieren lopen?
„Dit werk is uitdagend, maar ook heel zwaar. Je moet je altijd realiseren welke gevoelens deze plek bij mensen oproept. Je kunt mensen heel gemakkelijk beschadigen of achterstellen.”
Ondanks de controverses is het herinneringscentrum Westerbork geworden tot wat het nu is. De bezoekersaantallen zijn verveelvoudigd, om maar één ding te noemen. U hebt wel wat bereikt.
„Dat zeggen meer mensen: Je hebt wél wat neergezet. Onder iemand anders was dat ook gebeurd. Ik heb altijd geleerd dat het je plicht is je talenten in te zetten, niet alleen voor jezelf, maar ook ten nut van het algemeen. We moeten ons niet zo op de borst roffelen. We zijn maar een radertje in het geheel.
Natuurlijk ben ik er ook wel een klein beetje trots op. De voldoening overheerst na ruim dertig jaar hier werkzaam te zijn geweest. Mijn functie heeft me veel gebracht. Ik heb in gesprekken met overlevenden ontzettend veel geleerd over de veerkracht die mensen kunnen hebben. Zij poetsen het verleden niet weg, maar laten het ook niet bepalend zijn voor het nu. Tegelijkertijd besef ik dat het me slechts gegeven is wat ik hier mocht doen.”
Hebt u die bescheidenheid in uw opvoeding meegekregen?
„De christelijke waarden zijn ons in het gezin als basis meegegeven. Ik groeide op in een behoudend gereformeerd milieu. Christelijk onderwijs, dagopening, kerk, catechisatie. Die waarden zijn later in mijn studieperiode verder ontwikkeld: stel je talenten ten dienste van naastenliefde en rentmeesterschap.
Tegelijkertijd groeide ik op in een turbulente periode. Ik ben geboren in 1953. Daarna volgden de roerige jaren 60: lang haar, spijkerbroek, muziek en lawaai. Ik heb mijn ruimte bevochten en gekregen. Dat hoorde bij de jeugdcultuur van die tijd, maar het paste ook bij mij. Ook later heb ik altijd geprobeerd mijn eigen ruimte te creëren. Maar wél met verantwoordelijkheid.”
Grinnikend: „Mijn broers zeiden later dat ik als nakomertje –mijn oudste broer is vijftien jaar ouder dan ik– ben verwend, vooral in de laatste periode, toen ik nog als enig kind thuis was. Ik heb veel vreugde en liefde in mijn jeugd ervaren. Maar er waren ook duidelijk botsingen. Vooral met mijn vader. Hij was een ouderwetse schoolmeester. Hij had de kweekschool gedaan en beschikte over een enorm brede kennis. Met hem heb ik heel wat discussies gevoerd. Met mijn moeder niet: zij had een heel basaal geloof: laat de kinderen tot Mij komen. Dat bedoel ik zeker niet negatief.
Thuis werd de zondagsrust in acht genomen. Naar het zwembad was er op die dag niet bij. Maar zondagmiddag met vriendjes voetballen op het schoolplein naast ons huis mocht wel. Daar waren mijn ouders dan weer ruimhartig in.”
Van die opvoeding is in elk geval de kerkgang niet gebleven. U omschrijft zichzelf als gelovig, maar niet kerkelijk.
„Toen de kinderen klein waren, gingen we nog gewoon naar de kerk. Geleidelijk aan ervoer ik dat alles erg sterk op de leer was gericht. Er was te weinig vertaling naar het dagelijks leven. Dat stuitte me destijds ook zo tegen de borst toen de ARP in het CDA opging. Ik vond het CDA veel te algemeen. Tot ik een toespraak van Willem Aantjes hoorde waarin hij de Bergrede van Jezus heel concreet naar de praktijk overbracht.
Desondanks dreven we langzaam maar zeker van de kerk af. Toen we verhuisden hebben we ons uitgeschreven. Maar ik heb zeker geen negatieve gedachten over die periode. Ik ga nog af en toe naar de kerk, als ik een goede preek wil horen. Ik sluit ook niet uit dat ik me ooit weer inschrijf. Als je naar de kerk gaat voor een goede preek, moet je ook zo flink zijn om lidmaat te worden.”
Niet kerkelijk, maar wel gelovig. Wat betekent dat?
„Ik geloof dat er een God is. Ik geloof ook dat de Bijbel Gods Woord is. Het is het richtsnoer voor mijn handelen, hoewel ik daar niet veel van terechtbreng.
Ik heb veel mensen gesproken die in Auschwitz hun geloof hebben verloren. Dat kan ik begrijpen. Maar als men begint over de Holocaust als straf van God, dan steiger ik. Daar heb ik helemaal niets mee. God legt de vraag juist altijd terug: Wie heeft dat nu gedaan? Auschwitz was mensenwerk. Dus nee, niet kerkelijk. Maar mijn Godsbeeld is nooit veranderd.”
Welk Godsbeeld is dat dan?
„Dat vind ik moeilijk in woorden uit te drukken. Ik ervaar God in de schepping. Ik geloof in een leven na de dood. Hoe dat eruit zal zien? Ik heb geen flauw idee. Ik zou het wel heel mooi vinden om nog eens met mijn vader te spreken. Hij is helaas overleden voor ik in Westerbork kwam. Hij zou dat werk heel waardevol hebben gevonden.”
Uw moeder heeft nooit zo begrepen waarom u dit werk doet.
„Mijn moeder, maar ook mijn ex-vrouw zeiden altijd: Wat moet jij toch met die oorlog?”
In april 2016 stond u zelf op de kansel om in Grolloo een lekenpreek te houden. Hoe was dat?
„Ik ben toen begonnen met te zeggen dat het natuurlijk de ultieme droom van een goed opgevoede gereformeerde jongen was om eens de kansel te mogen bestijgen. Tegelijkertijd heb ik –wellicht enigszins cynisch– benadrukt dat dit niet de beloning van een godvruchtig leven was, maar een gevolg van mijn bekendheid als directeur van het Herinneringscentrum Voormalig Kamp Westerbork.
Toch voelde het voor mij niet zo. Het was echt een zoektocht naar mezelf; ik heb me in mijn eigen persoon verdiept. Ik moet vaak lezingen geven. Dan knutsel ik soms wat in elkaar. Maar dat ging hier niet. Ik heb er echt hard aan gewerkt.”
Waar preekte u over?
„Ik wilde preken over de uitverkiezing. De predestinatie heeft me altijd gefascineerd. Ik geloof wel dat God alles bestuurt, maar ook dat we zelf geroepen zijn om richting aan ons leven te geven. Ik heb daar met de predikant over gesproken. Maar hij vertelde me dat predestinatie nergens als begrip in de Bijbel voorkomt. Blijkbaar had ik toch niet zo goed opgelet in de kerk en tijdens de catechisatie. Uiteindelijk heb ik een verhaal gehouden over het bestaan van God en het banale van het kwaad. Over de psychische autonomie om iets wel of niet te doen. Over gewone mensen die toch in staat waren verschrikkelijke dingen te doen. Als mens kun je ongelooflijk diep zinken als je onderdeel wordt van een vernietigingssysteem.”
Waar zou u nu over preken?
„Ik denk toch over Prediker. Over het feit dat we allemaal maar een klein radertje in het geheel zijn. Dat het allemaal nou ook weer niet zo veel voorstelt wat we doen. Dat houdt je niet alleen nederig, maar leert je ook onze arbeid te relativeren.”
Naast hoogtepunten waren er ook dieptepunten, zoals uw burn-out, bijna twintig jaar geleden.
„Begin jaren 90 raakte ik overspannen. Ik kreeg last van alle mogelijke vormen van fobieën. Het overviel me in één keer, tijdens een vakantie in de bergen. Alles kwam op me af. Ik wilde maar één ding: terug naar huis. Zo snel mogelijk. Daarna ging het van kwaad tot erger. Ik durfde niet meer in de lift of in het vliegtuig. Ik kreeg paniekaanvallen tijdens vergaderingen. Ik dacht alleen maar: weg van hier.”
Alleen haptonomie hielp. Paste dat wel bij zo’n uitgesproken rationeel mens als u?
„Het was ongelooflijk moeilijk. Toen bleek eens te meer dat ik absoluut niet goed was in het uiten van gevoelens. Dat is me in mijn opvoeding nooit sterk bijgebracht. Uiteindelijk was haptonomie een openbaring en heb ik er erg veel baat bij gehad. Het heeft me geleerd dat je moet accepteren dat er dingen zijn die je zelf kan beïnvloeden, maar ook zaken waar je geen invloed op hebt. Dan is het dus ook zinloos die te bestrijden.”
Ik zie nu een druk gesticulerende Mulder die bepaald geen moeite heeft zijn gevoelens te uiten.
„Ik ben nog altijd ongelooflijk rationeel ingesteld. Ik moet ook nog steeds leren dat het glas niet halfleeg, maar halfvol is. Aan de ene kant heb ik er geen moeite mee over mezelf te praten. Zeker niet als het erom gaat te laten zien wie ik ben, wat me drijft en wat me bezighoudt. Maar nu vraag ik me alweer af: Hmm…, die vragen heb ik me niet eerder gesteld. Heb ik niet te snel geantwoord?”
Een ander dieptepunt was uw echtscheiding. U omschreef dat ooit als uw grootste mislukking.
„Het was een slopende tijd en héél negatief. Erg verdrietig ook. We waren op een gegeven moment zó uit elkaar gegroeid, dat ik het besef kreeg dat we niet samen oud zouden worden. We hadden het idee: zo lang de jongens thuis zijn, blijven we bij elkaar. Uiteindelijk was het verstandig dat we er een punt achter hebben gezet, hoewel ik het nog altijd betreur dat mijn ex er met zoveel wrok in zit. Er moet een moment komen dat je jezelf herpakt en weer iets van je leven probeert te maken.”
Wat is uw belangrijkste bijdrage aan Westerbork?
„Tja…” Mulder denkt lang na. „Het neerzetten van een heldere visie waar je als herinneringscentrum voor dient te staan. In het besef dat je dat op heel uiteenlopende manieren kunt bereiken, omdat je met heel verschillende mensen te maken hebt. Maar er moet door alles wel een rode draad lopen.”
Wat is die rode draad?
„Bij de receptie van het bezoekerscentrum hangt een heel mooi kunstwerk van Ralph Prins. Een zwarte afbeelding met een kaars in het midden. Als het licht erop valt, verschijnt de tekst: ”Je kan de nacht niet bestrijden, maar je kunt wel een kaarsje aansteken”. Het is aan de mens zélf dat kaarsje aan te steken. Iets bijdragen aan een wereld waarin mensen nadenken.”
Dirk Mulder in drie zinnen?
„Een man die zich ervan bewust is dat er werk te doen is, op basis van naastenliefde en rentmeesterschap, maar ook mag genieten van wat de schepping heeft gebracht. En die inziet dat er geen reden is om je niet kwetsbaar op te stellen.”
Volgend jaar neemt u afscheid als directeur. Geen zwart gat daarna?
Heel stellig: „Géén zwart gat. Daar ben ik totaal niet bang voor. Ik heb nog zo veel andere dingen te doen. Klusjes in de tuin, schrijven. Dat lukt me nu gewoon niet.”
Dirk Mulder
Dirk Mulder (1953) werd geboren in het Groningse Vriescheloo. Hij kwam uit een onderwijzersgezin en werd zelf ook leraar geschiedenis en Nederlands.
Na tien jaar te hebben lesgegeven, solliciteerde hij in 1986 bij Herinneringscentrum Westerbork. Daar werkt hij vier jaar als educatief medewerker en coördinator. Vanaf 1990 bekleedde Mulder de functie van directeur. In oktober kondigde hij zijn vertrek aan. Volgend jaar zomer neemt hij afscheid.
Mulder is getrouwd geweest en heeft twee zoons.