Broers uit Oekraïne mogen worden uitgezet
Twee minderjarige broers uit Oekraïne mogen worden uitgezet naar hun thuisland. Dat heeft de voorzieningenrechter in Utrecht vrijdag in een spoedprocedure besloten. De uitzetting is gepland op zaterdag.
Afgelopen zomer werd het hele gezin - met hun ouders en zusje - al uitgezet naar Oekraïne, na jarenlang tevergeefs procederen voor een verblijfsvergunning. De broers kwamen echter na een paar weken weer terug. Ze wilden de uitslag van een beroepsprocedure in Nederland afwachten. Die dient volgende week, maar de rechter in Utrecht vindt toch dat ze zaterdag mogen worden uitgezet, zoals staatssecretaris Mark Harbers (Justitie en Veiligheid) had bepaald. Volgens de rechter maakt het beroep op dit moment geen kans van slagen.
De ouders zijn naar eigen zeggen in 2001 naar Nederland gekomen maar hadden nooit een verblijfsvergunning. De drie kinderen zijn in Nederland geboren. Sinds 2013 probeerde het gezin een legale status te krijgen maar alle verzoeken werden afgewezen. Ook een aanvraag op humanitaire gronden is begin juli afgewezen, waarna het gezin werd uitgezet. Een bezwaar tegen deze afwijzing heeft Harbers op 8 november ongegrond verklaard. Het beroep op deze laatste afwijzing dient dinsdag 18 december.
De voorzieningenrechter stelde vrijdag dat uitzetting na een langdurig verblijf risico’s kan opleveren, maar dat niet blijkt dat de kinderen hier ook last van hebben. Ook krijgen ze geen verblijfsvergunning alleen omdat de omstandigheden in Oekraïne slechter zijn. Verder is er geen schrijnende situatie, vanwege een stoornis bij een van de broers, omdat hij ook begeleiding kan krijgen in Oekraïne, aldus de rechter.