Verzetsverhalen in Madurodam
Wat doe je om de verveling –en misschien ook de angst– te verdrijven tijdens een lange dag in een gevangeniscel? Een muis vangen en... aankleden. Het verhaal van oud-verzetsvrouw M. Verbraeken-Blommaart (97) zorgt voor hilariteit onder de schoolkinderen in Madurodam.
Tot lang na de oorlog viel er voor haar echter weinig te lachen. „Heeft u trauma’s?” wil een leerlinge weten. „Niet meer”, zegt Verbraeken. „Toen we tien jaar bevrijd waren, was iedereen blij, maar ik lag op de psychiatrische afdeling van een ziekenhuis, drie maanden lang. Later heb ik het van me afgeschreven, in een boekje. Nu heb ik er geen moeite meer mee.”
De vroegere verzetsvrouw uit Zeeuws-Vlaanderen was woensdag een van de sprekers tijdens de afsluiting van het Jaar van Verzet. Platform WO2 –koepel van organisaties voor oorlogsherdenking en vredeseducatie– vroeg met een groot aantal exposities en andere activiteiten een jaar lang aandacht voor het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Honderden kinderen, uit alle provincies, werden uitgenodigd voor de slotbijeenkomst.
Dreigement
Verbraeken –toen nog Marie Blommaart– vervoerde onderduikers, bonkaarten en boodschappen. Haar vader was bakker, en in het verzet zat ze in de Bakkergroep. Als koerier onderhield ze de route tussen Goes en Hulst. Totdat ze werd verraden.
Of ze het opnieuw zou doen, wil een leerling weten. Jawel, „maar minder naïef; ik zou veel meer op mijn hoede zijn.” Waarom ze het risico nam? „Mijn moeder hielp ook altijd anderen. Dus we dachten niet na; we deden het gewoon. Later dringt tot je door hoe gevaarlijk het was.”
Ze zat gevangen in Haaren en Vught. „Ik was bang dat er iets met mijn familie zou gebeuren. Toen ik werd verhoord, zei een Duitser: Als je niets zegt, zit vanavond je moeder in de cel.” Dat is niet gebeurd. Andere erge dingen wel. „In Vught werden 74 vrouwen opgesloten in een bunker zonder ventilatie. De volgende morgen waren er tien gestikt.”
Wie besliste dat Marie op 9 mei 1944 werd vrijgelaten? „Dat weet ik niet. En er werd ook niet gezegd waarom.” Maar ze kreeg haar vrijheid terug, in tegenstelling tot tal van anderen.
Van de Nederlanders die in strafgevangenis Haaren zaten, leven er nog drie. „Van hen zijn er twee dement.” De derde staat nu hier. „Jonge mensen van nu moeten zorgen dat er geen oorlog komt”, is haar boodschap. Met klem: „Ik zeg het nog eens: Je moet geen mensen haten.”
Welkom in Urk
Rudi Hemmes kreeg argwanende reacties toen hij zijn medestudenten in Utrecht opriep tot verzet. „Ze dachten: Wat een rare vent! Misschien wil hij ons wel verraden.” Via België, Frankrijk en Spanje wist hij –het duurde wel negen maanden– Engeland te bereiken, waarna hij in de Prinses Irenebrigade deelnam aan de bevrijding van het Europese vasteland. Nu laat Hemmes (95) zich erover bevragen door een groep kinderen.
Leerlingen uit Leeuwarden en Lelystad luisteren naar Jack de Zwart, die acht jaar was toen de oorlog uitbrak van wie de dokter zei dat hij het niet zou overleven. Dat laatste gebeurde toen hij met een kindertransport vanuit het hongerende westen aankwam in het Groningse Marum. Jack overleefde wel. En nu vertelt hij over de tocht per schip en het warme welkom dat ze kregen toen ze aanlegden in Urk. „De bevolking stond klaar met eten. Brood, melk, vis.”
Angst in de ogen
De Zwart laat een foto zien van zijn vader toen hij rond de 25 was –„ik vind het een knappe vent”– en één uit de oorlog, toen vader al „ver in de vijftig” was; „ik had een oude vader.” Op die laatste foto is zijn vader vermagerd en ligt er „angst en zorg” in zijn ogen. Onder druk van zijn vrouw verrichtte hij werk voor de Duitsers, zodat het gezin Den Haag niet behoefde te verlaten. Maar als hij stond te schilderen, zag hij gevangenen weggevoerd worden naar de Waalsdorpervlakte, en even later hoorde hij het knallen van geweren. De gevangenen kwamen niet terug. Eenmaal thuis legde vader De Zwart zijn hoofd op zijn armen en huilde, omdat hij nu werkte voor de vijand die zijn Nederlandse medeburgers ombracht.
Het eten werd schaarser; de mensen stonden er lang voor in de rij, niet zelden tevergeefs. De Zwart laat het zien aan de ademloos luisterende leerlingen. Uit een zakje haalt hij een klein boterhammetje, „nauwelijks gebakken, met zaagsel en as.” Het was zijn dagrantsoen in december 1944. Toen hij, hongerig als hij was, zo’n broodje een dag te vroeg opat, gaf zijn moeder hem haar rantsoen. Zelf had ze die dag niets.
De leerlingen bekijken filmbeelden van kinderen –hun leeftijd– tijdens de oorlog. Zoals Truke Korpershoek, die als jong meisje nietsvermoedend thuiskwam met het verhaal dat ze bij een Duitser op schoot had gezeten, waarop ze van haar oudere zussen een veeg uit de pan kreeg omdat die Duitser tot de vijanden behoorde. Henk Kamp vertelt dat zijn vader als bootwerker in de havens niets meer te doen had en toen werd ingezet om puin te ruimen in de Rotterdamse binnenstad. In de ravage die door diezelfde vijand was aangericht.
Route door Madurodam
Na de verhalen trekken de schoolklassen langs ”De route van verzet” die in Madurodam is uitgezet langs dertien gebouwen, één per provincie en één uit Nederlands-Indië. De kinderen krijgen het Groot Verzet Kwartet cadeau: 13 kwartetten, met in totaal 52 voorbeelden van verzet in Nederland en Indië.
Later die woensdagmiddag valt het duister over Madurodam, symbolisch voor die bange jaren, driekwarteeuw geleden. In die donkerte worden de verzetsstrijders van de ”Erelijst van Gevallenen 1940-1945” geëerd met een lichtprojectie bij de miniatuur-Ridderzaal. Zij maakten niet mee dat het licht van de vrijheid weer opging.