Mens & samenleving

Van hoogleraar naar taxichauffeur

Hussain Parwaz (63) woont in Nunspeet. Twintig jaar geleden vluchtte hij vanuit Afghanistan naar Nederland; drie jaar later reisden zijn vrouw en kinderen hem achterna. Als hoogleraar Perzische literatuur en letterkunde genoot hij aanzien in Kabul. Als taxichauffeur –met een standplaats in Zwolle– brengt hij regelmatig aangeschoten passagiers naar huis. Hoe vergaat het iemand die tussen twee culturen leeft?

Marianne Witvliet
7 December 2018 19:11Gewijzigd op 16 November 2020 14:48
beeld Sjaak Verboom
beeld Sjaak Verboom

Het land waar Hussain Parwaz in 1957 in een voorstad ten noorden van Kabul wordt geboren, bestaat voor driekwart uit bergketens. „Een gedeelte van de Himalaya loopt vanuit Noord-India naar het westen en bereikt via Pakistan Afghanistan. In de lente regent het. Dat zorgt voor een overdaad aan bloemen. De zomer is droog, vruchtbaar en vogelrijk, de herfst vol kleuren en de winter is wit”, vertelt Parwaz.

Hussain Parwaz groeit op in een landschap met moerbeibomen en wijngaarden. Op markten zijn honingmeloenen, watermeloenen, granaatappels en druiven te koop. Uit zijn jeugd herinnert hij zich een land van vrede en saamhorigheid, ondanks verschillen in religie.

Hij herinnert zich hoe dat langzaamaan veranderde. De Russische invasie in de jaren 70 volgde op een reeks staatsgrepen in het land. „Er was wanorde, er waren burgeroorlogen en vooral was daar ruimte voor de opkomst van het extremisme. Afghanistan is een poort naar het oosten, iedereen heeft belang bij ons land.”

Poëzie

Op de middelbare school komt een moment waarop leerlingen moeten kiezen tussen technische en sociale vakken. „Het was nieuw en onverwacht”, zegt hij. „Ik was die dag niet aanwezig. Mijn vriend vulde het formulier voor mij in en koos de sociale kant vanwege mijn interesse in poëzie. Het was niet mogelijk om achteraf de keuze te wijzigen. Toen dacht ik nog dat het niet belangrijk was.”

Parwaz studeert af in Perzische literatuur en letterkunde, volgt een master en krijgt als hoogleraar een leerstoel aan de universiteit van Kabul. Ondertussen trouwt hij met Humma, dat is nu 33 jaar geleden. „Ons huwelijk is door de familie gearrangeerd. Niet onder dwang, de families kenden elkaar goed. Gearrangeerde huwelijken zijn in het huidige Afghanistan overigens niet meer denkbaar.” Een jaar later wordt hun oudste zoon Shabir geboren.

Taliban

Op het schoolplein tegenover het huis in Nunspeet breekt het speelkwartier aan. De thee die Humma even daarvoor heeft ingeschonken, is intussen afgekoeld. Parwaz hield van zijn werk aan de universiteit, zegt hij. „Het doorgeven van kennis aan jongeren is buitengewoon inspirerend. Maar in 1996 komen de taliban aan de macht, mede gesteund door buurland Pakistan. Toen was het met de vrijheid van meningsuiting gedaan.”

Een kleine beweging van zijn hand onderstreept het definitieve. „Die wisseling van de macht heeft verstrekkende gevolgen gehad. Ik heb niets tegen de taliban of hun opvattingen. Waar ik op tegen ben, is dat zij mij hun principes opdringen. Ik heb een eigen mening en de taliban vechten tegen vrije meningsuiting.” Hij blijft terughoudend over wat dit precies voor hen betekende in het dagelijks leven.

Hussain en Humma zijn moslim, maar verzetten zich tegen het extremisme. „De taliban maken levens kapot. Mensen worden afgeperst. Als je niet volgens hun regels leeft, sta je onder enorme druk. Ik ben voor een democratie en ik vind dat vrouwen mogen werken. In die periode heeft Humma een carrière als literatuurdocente op de middelbare school.”

Het leven zoals Humma en Hussain dat voorstaan, wordt hun onmogelijk gemaakt. Ze duiken onder. „We trokken een paar jaar met ons gezin van de ene provincie naar de andere”, blikt Parwaz terug. „We huurden huizen van kennissen of vrienden. Tijdens een van die vluchten is onze jongste zoon Rahil geboren.”

Hussain Parwaz wil de pijn die de taliban hem persoonlijk aandeed, zelfs met enkele woorden niet aanraken. „Het was onmogelijk om op die manier verder te leven. Om mijn gezin te sparen, vluchtte ik alleen uit het land. Zonder mij waren ze veiliger, hoopte ik.”

Smokkelaars

„Ik heb twee maanden gereisd. Ontelbare kilometers gelopen. Soms stapte ik op een bus. Ik heb een gedeelte gevlogen. Ik ben door landen en over grenzen getrokken.”

Hij kan en wil niet dieper ingaan op zijn vluchtroute. Het laatste stuk regelt hij via smokkelaars. „Ik betaalde 8000 dollar (ruim 7000 euro, MW) om in Londen te komen. Ik reisde als passagier in een bestelwagen met geblindeerde ramen. Humma heeft maandenlang geen idee gehad waar ik was en hoe het met mij ging.”

Ergens aan de rand van een stad laat men hem uit de bus. Het is middag. Gedesoriënteerd loopt hij door straten in de richting van het centrum. Nergens herkent hij iets op verkeersborden wat naar de Engelse hoofdstad verwijst. Hij vindt een agent en vraagt hem of hij in Londen is. „Londen? Waar hebt u het over? Dit is Arnhem”, zegt hij.

„Dus terwijl ik denk dat ik in het Verenigd Koninkrijk kom, ben ik in Nederland. Ik wist dat Nederland bestaat, meer niet. De politie verwijst me naar een opvangcentrum in Zevenaar. Ik kan er met een paar kwartjes voor de bus naartoe.”

Daar begon een nieuw leven?

„Daar verliet ik mijn persoonlijkheid. Zo voelde het toen ik in Zevenaar asiel vroeg.” Er valt een lange stilte. „Een triest moment. Iemand die in een azc heeft gewoond, ontkomt niet aan weemoed en nostalgie.” Om het te kunnen vertellen, schakelt hij over naar de derde persoon. „Een asielzoeker moet alles opgeven. Hij komt uit moeilijke, complexe situaties, met een verleden van gevaren en angst. Een vluchteling verwacht geen respect. Als hij denkt dat hij veilig is, is het voor hem genoeg dat hij kan ademhalen en zijn angst loslaten.”

Na een nacht in Zevenaar vertrekt Hussain naar een azc in Hoogeveen. „Medewerkers waren streng. Ze moesten hun werk doen. Ze geloofden niet dat ik hoogleraar was, de meeste vluchtverhalen zijn verzonnen, er zijn er teveel die liegen. Er was in die tijd een journalist die vanuit Pakistan, het land dat de taliban steunt, in Nederland verslag deed over Afghanistan. Hij schetste het beeld van een veilig land. Het zorgde ervoor dat ik lang moest wachten op een verblijfsvergunning. Terwijl Afghanistan intussen het hoogste aantal vluchtelingen ter wereld heeft en het op twee na gevaarlijkste land ter wereld is.”

Hoe kijkt u terug op die periode zonder uw gezin?

„Ik kijk terug op jaren ellende. Op jaren vechten voor het leven. In Afghanistan waren Humma en de kinderen ondertussen ook op de vlucht. Ik besefte twee dingen: ik moet de taal leren en werk zoeken. Pas dan kan ik mijn vrouw en mijn kinderen hierheen laten komen.”

Hussain vindt onderdak bij een neef in Nunspeet. Na een maand of zes komt hij in contact met zijn gezin, maar het duurt nog 3,5 jaar voordat hij zijn vrouw en kinderen kan omarmen. „Pas toen ik op zoek ging naar werk, realiseerde ik mij hoeveel beter een technische studie was geweest, hoeveel meer kans ik dan had gehad om werk te vinden. Taalkunde heeft een maatschappelijke waarde, maar ik kan er hier geen geld mee verdienen. Ik vecht voor de toekomst van mijn kinderen. Dus ik heb een taxi gekocht en ben chauffeur geworden. In Zwolle heb ik een standplaats. ’s Nachts vervoer ik nogal eens dronken passagiers.”

Hoe is het om als moslim in een christelijk dorp te wonen?

„Ik ben blij dat ik hier leef. Ik respecteer andere religies en hier zal ik dus niet op zondag in mijn tuin werken. Ik vind het belangrijk om rekening te houden met anderen. Tegelijk wil ik me hier thuis voelen. Er zijn hier genoeg mooie mensen om dat mogelijk te maken.

Maar ik maak ook deel uit van een andere cultuur. Ik heb nog steeds contact met mensen van de universiteit in Kabul. Een van mijn studenten is nu hoogleraar. Dat doet me goed. Verder geef ik af en toe college voor een internationaal gezelschap, voor mensen die verspreid door Europa wonen.

Als je vraagt wat voor mij het zwaarste weegt, is het de toekomst van mijn kinderen. De oudste twee, Shabir en Eidjaz, zijn computerprogrammeur. Eidjaz doet een master aan de VU in Amsterdam. Mijn derde zoon Afshin studeert binnenkort af aan de Wageningen University, voeding en gezondheid. Onze enige dochter is 25 en studeert rechten in Groningen. Onze jongste zoon Rahil is net begonnen aan zijn studie econometrie aan de VU in Amsterdam.” Hij lacht. „Dat had ik destijds niet kunnen denken.”

Denkt u dat uw kinderen in Afghanistan andere studies hadden gekozen?

„Nee, dat denk ik niet. Het is mooi om te zien hoe ze hier hun eigen weg hebben gevonden. Maar voor Humma en mij is het moeilijk om ze vrij te laten. De Nederlandse cultuur is mooi, maar te los, te vrij. Ouders hebben te weinig invloed op hun kinderen. Als ze 18 zijn, zijn ze geestelijk nog niet volwassen. De gelukkigste jaren voor ons waren die toen de kinderen minderjarig waren. Dat was een periode in Afghanistan, maar ook in Nederland. De kinderen gingen naar school. Nu ze volwassen zijn, is het niet altijd gemakkelijk.”

Bent u wel eens teruggeweest?

„In 2005 gingen we voor het eerst terug, nadat Amerika de taliban grotendeels had verdreven. Het was moeilijk om daar te zijn. Er woont nog veel familie. De ontvangst was warm. Maar het was niet meer als toen. Ik heb hier een andere identiteit gekregen, net als mijn kinderen, die hier een eigen leven hebben. Je gaat anders denken. Hier kunnen we ademen. We hebben hier alles, water, elektriciteit, technologie, welvaart.”

Op foto’s zit de familie in een grote kring op de grond. Ze dragen kleurige gewaden, ook Hussain en Humma dragen traditionele kleding. Op het tapijt staan schalen met eten. Rijst en tarwe. Humma’s vader leeft dan nog. Een markante man met een witte tulband. Op een van de foto’s draagt Rahil, hun jongste zoon, de tulband van zijn opa. „Toen de ouders van Humma overleden, kon ze er niet naartoe. Mensen worden in de islamitische cultuur binnen een dag begraven.”

Wat mist u het meest?

„Dit is wat ik mis, behalve mijn familie en mijn cultuur: mijn land. Ooit was er zoveel moois te zien dat toeristen er massaal naartoe gingen. Veel kunstschatten zijn door de taliban met dynamiet opgeblazen. Toeristen zijn er allang niet meer. Al komen er genoeg buitenlanders. Soldaten, diplomaten, politieke kopstukken. De bodem zit vol ongebruikte schatten in de vorm van edelstenen, gas, heel veel koper en olie. De oorlog vertraagt alles. Het doet pijn. Mijn land is kapot, er zijn aanslagen, er is onveiligheid. Alle familie van Humma is daar, drie broers en vier zussen, neven en nichten. Mijn twee zussen. En de meesten van hen wonen in Kabul.”

Welke droom hebt u voor Afghanistan?

„Mijn stam is daar. Sommige wortels kun je niet verwijderen. Iets van jezelf blijft altijd daar waar je bent opgegroeid. Je vlucht, maar je stem blijft achter.

In de ontvangsthal van het gebouw van de VN in New York is van de Perzische dichter Sa’di een tekst aangebracht. Die komt erop neer dat de schepping zo volmaakt is dat als van het menselijk ras één lid getroffen is, al de anderen lijden.

Als ik een wens voor Afghanistan mag doen, is het deze: ik hoop dat alle wapens in gereedschap worden omgesmeed. Ik hoop dat Afghanistan zo rustig en vredig wordt dat ik jou zou kunnen laten zien hoe mooi mijn land is.”

Migranten in Nederland

Bijna een op de vier inwoners van Nederland (23 procent) heeft een migratieachtergrond. Iets minder dan de helft van deze groep is hier geboren en behoort daarmee tot de tweede generatie, meldt het Centraal Bureau voor de Statistatiek (CBS) in het in november verschenen Jaarrapport Integratie 2018.

In de categorie niet-Westerse migranten nemen mensen met een Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse achtergrond de grootste plek in. Circa 48.000 Afghanen vormen samen 0,3 procent van de bevolking van Nederland. Zij kwamen veelal als asielzoeker of via gezinshereniging hierheen.

Vluchtelingen zijn, aldus het CBS, relatief vaak afhankelijk van een bijstandsuitkering. Migranten uit Afghanistan en Iran hadden in 2016 relatief gezien het vaakst een eigen inkomen: respectievelijk 54 en 53 procent (mannen) en 30 en 42 procent (vrouwen). Deze migranten wonen vaak al geruime tijd in Nederland. De tweede generatie uit zowel Afghanistan als Irak heeft met 50 procent hoogopgeleiden een relatief hoog opleidingsniveau.

Burgeroorlog in Afghanistan

Afghanistan wordt al jaren geteisterd door een burgeroorlog. Eind november nog vielen in de Afghaanse provincie Helmand tientallen doden bij gevechten tussen militanten en veiligheidstroepen van de regering, terwijl bij een zelfmoordaanslag in Kabul ten minste tien mensen om het leven kwamen. In dezelfde week had in Genève een VN-top plaats, waar de Afghaanse president Ashraf Ghani meldde dat hij twaalf personen heeft geselecteerd voor een team dat over een vredesverdrag met de taliban moet onderhandelen.

Vanwege de situatie in Afghanistan zijn veel inwoners het Centraal-Aziatische land ontvlucht. Wereldwijd zijn er ruim 2,6 miljoen Afghaanse vluchtelingen, van wie de meesten in Pakistan en Iran verblijven. Nederlandse asielzoekerscentra telden begin december 1487 Afghanen, blijkt uit recente cijfers van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA).

Niet alle Afghaanse asielzoekers krijgen een verblijfsvergunning. Twaalf organisaties, variërend van Amnesty International tot Kerk in Actie, voeren al maanden protest tegen het gedwongen terugsturen van mensen naar het islamitische land. „Afghanistan is onveilig. Volgens de Global Peace Index is Afghanistan na Syrië het meest gewelddadige land ter wereld. Het is daarom onverantwoord om mensen terug het gevaar in te sturen”, zei woordvoerder Karel Jungheim van Kerk in Actie eerder dit jaar.

‘’Een uitgebreidere versie van dit artikel werd gepubliceerd in het RD-Magazine’’

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer