Werkvloer op de kop door chips en bits
De postbode handelt de pakketbezorging af via zijn telefoon, de monteur bestelt zijn producten à la minute via een app en kantoormensen overleggen via de chat. Lekker makkelijk. En snel. Dat is het idee erachter. Maar helpen die digitale snufjes wel? En wat doen ze met de werkvreugde?
Leren fotoshoppen met gehackte pasfoto’s
Marco Schippers (29) uit Wekerom is illustrator. Hij maakt zijn creaties sinds negen jaar niet meer met potlood en papier, maar op de computer.
„Ik teken al zo lang als ik een potlood vast kan houden. Als ik op school iets voor mezelf mocht doen, was ik altijd met een potlood in de weer. Blijkbaar redelijk succesvol, want de juf van groep 5 vroeg of ik bij iemand in de leer was. Behalve tijdens het vak tekenen op de middelbare school, het Van Lodenstein College in Amersfoort, heb ik er echter nooit les in gehad.
In de derde klas kwam ik in aanraking met Photoshop. Een vriend en ik wisten het computersysteem van de school binnen te dringen en konden zo bij alle pasfoto’s. Die gebruikten we om te oefenen met het bewerken van foto’s. Leerlingen kregen grote ogen of een gekke neus. Dat werk. We hebben ze nooit verspreid, hoor.
Na de middelbare school begon ik met de studie industrieel ontwerp. Ik leerde veel tekenvaardigheden bij. Maar na een paar maanden kwam daar om gezondheidsredenen een einde aan. Wat ik precies mankeer, is onduidelijk. Ze denken aan het chronisch vermoeidheidssyndroom.
Ik kwam dus thuis te zitten, maar had daardoor wel veel tijd om te tekenen. Ik schafte een tekentablet aan. Dat is een soort groot touchpad. Die sluit je aan op de computer, je krabbelt er met een speciale pen op en ziet de lijnen op je beeldscherm verschijnen. In die tijd begon ik ook wat illustratieopdrachten te doen. Nu ben ik samen met mijn zusje bezig aan een nieuwe boekenserie. Zij schrijft, ik houd me vooral bezig met de platen.
Overschakelen op digitaal tekenen vereiste veel oefening. Het gevoel is zo anders dan bij potlood en papier. De hand-oogcoördinatie is lastiger, want je kijkt niet naar je hand maar naar het scherm.
Toch wil ik niet meer zonder. Digitaal illustreren biedt namelijk veel extra mogelijkheden. Behalve eigen tekeningen kun je bijvoorbeeld bestaande foto’s gebruiken en met meerdere lagen werken. Te ingewikkeld om uit te leggen, maar die technieken maken het illustreren makkelijker en sneller. De tekentablet geeft ook minder troep. Dat scheelt bij het opruimen, al hoort rommel maken er bij creatief bezig zijn ook wel een beetje bij.
Als je Photoshop onder de knie hebt, is digitaal illustreren makkelijker. Maar het is ook niet meer dan gereedschap. Zaken als anatomie en perspectief blijven net zo belangrijk als bij traditioneel tekenen. Je moet alsnog een kunstenaar zijn om iets moois te kunnen maken.”
Papierwinkel in een app gepropt
Maarten Steunenberg (32) richtte in 2011 Hevotec op; een verkoop- en servicebedrijf voor heftrucks, hoogwerkers en reinigingsmachines. De onderneming telt inmiddels dertien medewerkers. Papieren facturen, werkbonnen en agenda’s zijn sinds 2016 verleden tijd voor het Rijssense bedrijf. De aansturing van het personeel en de afhandeling van klussen gebeuren nu per app.
„Onze monteurs maakten voorheen gebruik van papieren werkbonnen. Als ze bij een klant waren geweest, vulden ze er één in. Het aantal gewerkte uren, de gebruikte onderdelen; zulke zaken stonden op dat papiertje. Veel monteurs vonden het invullen ervan maar gedoe. Maar het was nodig. Met behulp van die bon maakten we namelijk de factuur voor de klant.
Twee jaar geleden bood onze softwareontwikkelaar de werkbonapp aan. De monteurs van de buitendienst hebben hem op hun tablet staan. Werkbonnen en facturen worden nu automatisch opgesteld.
Dat werkt zo: in de app verschijnt per monteur iedere dag een overzicht van de klussen die hij moet doen. Die planning heeft onze administratieman via zijn computer gemaakt. Vroeger ging dat met een groot planbord. Gaat een monteur bij klant 1 aan het werk, dan drukt hij op start. Is de klus geklaard, dan geeft hij dat ook aan op zijn tablet. Het aantal gewerkte uren wordt zo automatisch bijgehouden.
Op kantoor kunnen we de collega’s live volgen. We zien waar ze bezig zijn, of dat ze onderweg zijn naar een volgende klant. Bij een spoedklus zien we dus snel wie van de monteurs zich het dichtst in de buurt van de bewuste klant bevindt.
Wat ook handig is: de app weet precies welk type heftruck iedere klant heeft. Is er bijvoorbeeld een nieuwe hefketting nodig, dan kan de monteur met zijn tablet in een mum van tijd exact de goede bestellen. En het verschijnt ook automatisch op de digitale werkbon.
Het digitale systeem maakt je soms kwetsbaarder. Een paar weken geleden was er een grote stroomstoring in Rijssen. Toen hingen we. Gelukkig was de storing snel verholpen.
Het is niet zo dat onze werknemers nu een soort robots zijn geworden, hoor. Maar onnodig bellen en overleggen doen we niet meer.
Als ik geen digitale werkbonnen had, moest er op de administratie iemand bij om de papierwinkel de baas te blijven. Het bespaart dus ook veel geld. Na drie jaar appervaring zeg ik: hoe meer je kunt digitaliseren, hoe beter.”
Gedigitaliseerd door versleten enkel
Hans Burgers (50) is technisch tekenaar en sinds ruim een jaar eigenaar van architectenbureau DBL Lunteren. Hij maakt zijn ontwerpen sinds 1994 niet meer op papier, maar met de computer. Het bouwadviesbureau waar hij destijds werkte, was er als een van de eersten bij. Noodgedwongen. Burgers had door het voetballen een versleten enkel, waardoor hij niet meer langdurig achter de tekentafel kon staan. Digitaal, zittend, ontwerpen was de enige oplossing.
„Begin jaren 90 ging ik als technisch tekenaar aan de slag. De architect tekende een schets waarop de vorm en kleur van een gebouw zijn te zien. Ik maakte er een gedetailleerd ontwerp van. Dat gebeurde op kalkpapier en met inkt.
Als dat precieze ontwerp klaar was, ging het per post naar de constructeur. Die berekende of de bouwconstructie haalbaar en veilig was. De uitkomsten moest ik in het ontwerp verwerken. Als je wijzigingen moest aanbrengen, krabde je eerst met een mesje de inkt van het kalkpapier. Een snertklusje.
De overstap van papier naar digitaal was heel groot. De computers van toen waren niet optimaal. Dat er soms een crashte en je hele ontwerp verdween, hoorde erbij. Langzamerhand werden de pc’s en de tekenprogramma’s beter.
Een groot voordeel is dat het ontwerp nu niet meer per post, maar via de mail naar de constructeur, de elektricien en andere betrokken partijen gaat. Zij kunnen in hetzelfde document werken. De technisch tekenaar hoeft het ontwerp niet steeds aan te passen. Het tekenprogramma geeft ook aan of er fouten in de constructie zitten. Dat scheelt veel geld en tijd; vroeger kwamen die gebreken pas tijdens de bouw aan het licht.
Aanpassingen maken in een digitaal ontwerp is simpel. Klanten weten dat. Ze zijn daardoor wel iets veeleisender geworden. Maar dat is alleen maar goed. Zo zijn ze nóg tevredener met het eindresultaat. Wij kunnen tegenwoordig ook een 3D-ontwerp maken, al is dat vrij prijzig. Klanten kunnen dan alvast virtueel door hun huis lopen om te kijken hoe het wordt. Zoiets was vroeger ondenkbaar.
Bij een gemiddeld huis duurde het proces van architect tot aanvraag van de bouwvergunning vroeger zo’n honderd uur. Dankzij de digitalisering is dat nu nog maar zestig uur. Maar ondanks alle voordelen blijft ontwerpen mensenwerk. Hoe intelligent de computer ook is; als je verkeerde informatie invoert, sluipen er fouten in.”
Computer zal de juf nooit vervangen
Leny Speksnijder (61) begon 42 jaar geleden als kleuterjuf op de Eben-Haëzerschool in Teuge. Nog steeds staat ze twee dagen per week voor de klas, sinds 2007 in de Apeldoornse vestiging. Van digibord tot leerlingvolgsysteem: Speksnijder maakte de digitalisering van het onderwijs volledig mee.
„Het digibord is echt geweldig. In het begin was ik er een beetje huiverig voor. Zo’n groot scherm in de klas, wat moet je daarmee? Maar na vier jaar zou ik het lastig vinden om zonder te moeten.
Bij de introductie van het digibord kregen we alle foefjes ervan uitgelegd. Veel van wat me toen verteld is, ben ik alweer vergeten. Bij de kleuters hoef je natuurlijk ook geen moeilijke lesmethodes te gebruiken, maar zet je bijvoorbeeld een digitaal prentenboek aan. Daarbij zie je de afbeeldingen uit het originele boek, een stem leest voor en soms beweegt er iets in een plaatje. Dat vinden de kinderen reuze boeiend.
De blik op de wereld wordt ook breder door een digibord. Vertel je over bijvoorbeeld een beer, dan hebben sommigen geen idee hoe zo’n beest er in het echt uit ziet. Nu zoek ik er snel een foto van en laat die levensgroot aan de kinderen zien. Het leeft dan veel meer voor ze dan wanneer je een plaatje uit een boek laat zien.
Hoewel de voordelen van het digitale bord groot zijn, had een krijtbord ook z’n charme. En je hebt nu de verantwoordelijkheid voor wat er op het scherm komt. Als je een filmpje laat zien, moet je eerst checken of het wat betreft identiteit geschikt is.
Bij de kleuters vullen we sinds zo’n vijf jaar een leerlingvolgsysteem in. Een heel karwei. Het idee is dat we zo de ontwikkeling van een kind beter kunnen volgen. Op zich is het goed als leerproblemen vroeg worden gesignaleerd, maar bij de kleuters zegt zo’n ontwikkelingscurve minder dan bij hogere groepen. Jonge kinderen ontwikkelen zich sprongsgewijs. Soms staan ze even stil om daarna grote stappen te zetten.
We kregen vier jaar geleden ook iPads in de klas. Leerlingen konden er in tweetallen verschillende opdrachten op doen. Maar dat zorgde voor teveel onrust. Andere kinderen werden erdoor afgeleid. Daar zijn we dus al snel mee gestopt.
Het digibord vind ik wel een succes. Maar het gaat in het onderwijs vooral om het aanleren van normen en waarden, het sociaal-emotionele contact tussen kinderen en de verhouding met de leerkracht. Daar helpt een scherm niet bij. Digitalisering kan de juf dus nooit vervangen.”
Stelling: Digitalisering heeft in alle beroepsgroepen een toegevoegde waarde
EENS
Bob de Wit (61), hoogleraar strategisch leiderschap aan de Nyenrode Business Universiteit: „Digitalisering neemt ons veel arbeid uit handen. Robots klaren fysieke klusjes, computers doen het denkwerk. Daardoor hoeven bedrijven minder personeel aan te nemen. En dat levert lage consumentenprijzen op. Het loon van de arbeider is nu namelijk een grote kostenpost voor werkgevers.
De uitvinding van de stoommachine zorgde eind 18e eeuw voor een revolutie. Het werk van veel mensen werd ineens door één machine gedaan. Computer, internet en chips zijn nu verantwoordelijk voor een vergelijkbare, maar veel ingrijpender golf. En de ontwikkelingen zullen de komende jaren onverminderd hard doorgaan.
Werken is nu nog noodzakelijk om geld te verdienen en daarmee in je levensonderhoud te voorzien. Maar als robots en computers dat kunnen, valt die noodzaak weg. Er zal dan dus een nieuw economisch model moeten worden ontwikkeld dat niet gebaseerd is op arbeid. Misschien komt er wel een basisinkomen en krijgen we extra geld voor maatschappelijke bijdragen, zoals het bezoeken van eenzame ouderen.
De samenleving zal door digitalisering sterk veranderen. Neem bijvoorbeeld de zorg. Die zal zich minder richten op herstelwerkzaamheden in grote ziekenhuizen en meer op persoonlijke preventie. Nú al meet allerlei apparatuur, zoals slimme telefoons en horloges, hoeveel je beweegt. Als het aan Google ligt krijgen we zelfs een chip in ons lijf die gegevens over je fysieke gesteldheid doorstuurt. Met al die info wordt ingeschat wat je kunt gaan mankeren. Zit je teveel, dan liggen spataders op de loer en worden daar preventieve behandelingen voor aangeboden. Het is de vraag of dit vanuit privacyoverwegingen wenselijk is. Ik vind het zorgelijk dat er over al die gevolgen van digitalisering geen maatschappelijk debat wordt gevoerd.
Of je nu voor of tegen digitalisering bent: het gebeurt sowieso. In landen als China en Japan gaat het ontzettend hard, dus het heeft geen zin om je ervoor af te sluiten. Je erop voorbereiden is wél nodig.”
ONEENS
Peter Roest (35), robotprogrammeur en voorzitter van de Vereniging zonder internet: „Het is maar net wat je verstaat onder toegevoegde waarde. Het idee van digitalisering is dat processen sneller, makkelijker en goedkoper worden. Maar zijn dat per definitie aspecten die de waarde van iets bepalen?
Leden van de Vereniging zonder internet willen het wereldwijde web buiten de privésituatie houden; zakelijk gebruik veroordelen wij niet, maar moet je er rücksichtslos aan meedoen? Het installatie- en onderhoudsbedrijf waar ik werk, maakt bewust geen gebruik van het web. Ik ben robotprogrammeur, maar heb op mijn computer geen internet. Bestanden verzend ik per post of via de fax. En in plaats van te mailen, bel ik.
Telefonisch contact werkt beter, merk ik. Stel: er gaat een robotslang kapot. Bij ons bedrijf bellen we dan met de leverancier, maken een persoonlijk praatje en overleggen hoe die slang zo snel mogelijk van A naar B kan. Veel bedrijven doen dat anders. Zij vragen per mail of de slang zo snel mogelijk geleverd kan worden. Zo schuiven ze het probleem op het bord van de leverancier die het zo snel mogelijk moet oplossen. Daardoor ontstaat een jachtige, gespannen sfeer. Dat is schadelijk voor werknemers, want intermenselijke contacten verwateren.
Een gezin hebben is prima, maar eigenlijk mag het niet ten koste gaan van je baan. Door de digitalisering wordt die individualisering en zelfontplooiing gestimuleerd. Je kunt tegenwoordig namelijk altijd en overal werken. Ook als je op de kinderen past. De job staat daardoor blijkbaar naast of boven het gezin.
Door het internet zijn we onafhankelijker geworden. Een monteur die een bepaald onderdeel nodig heeft, regelt met een paar schermaanrakingen dat het product de volgende ochtend geleverd wordt. Er komt geen mens meer aan te pas. Moeten we dat willen? Stel dat het lukt om alles te digitaliseren en zaken zo snel, makkelijk en goedkoop mogelijk af te handelen. Zouden we daar gelukkig van worden? Hebben we dan ons doel bereikt? Is dat waardevoller dan hoe we het voorheen deden?”