Mettie de Braal: opvoeden met de rafelrandjes van het leven
Ze leek alles perfect in orde te hebben. Drie kinderen, het huis schoon en opgeruimd. Maar ondertussen worstelde Mettie de Braal-Prins (nu 60) uit Kapelle zich door de dagen heen. Toen haar postnatale depressie achter de rug was, wilde ze één ding: eerlijk zijn. Dat doet ze nog steeds, tijdens lezingen, workshops of in de opvoedartikelen die ze schrijft. „Juist in de kerk zou je de schone schijn niet hoeven ophouden.”
Ze komt zo wel. Waarschijnlijk één minuut voor de afgesproken tijd. De jongste zoon van de negen kinderen van Mettie de Braal is er zeker van. Hij doet de deur verder open en zet thee. Na enkele minuten komt zijn moeder binnen. Exact op de tijd die hij had gedacht. „Ze heeft altijd nog wel wat te doen.”
Mettie de Braal lacht erom. „De kinderen kennen me aardig.” En inderdaad, op de valreep kwam er nog iemand op haar weg met een vraag. En ze haalde nog gauw even bolussen. Zeeuwse uiteraard.
Haar werk als intern begeleider op de reformatorische school voor speciaal onderwijs in haar woonplaats heeft haar hart. „Ik werk met kinderen in soms heel heftige situaties. Daarin zie ik de gevolgen van de zonde, maar ook van ons handelen als mens. Er komt zoveel op kinderen af.”
Ze wil ook het mooie zien. „Een kind is meer dan zijn stoornis of probleem. En het is mijn drive om ook die goede kant naar boven te halen. Als dat lukt, kan het echt een groot verschil maken. Voor een kind zelf, maar ook voor zijn omgeving.”
Hoewel ze enorm van haar werk geniet, heeft ze haar carrière tijdens de eerste 22 jaar van haar huwelijk bewust op een laag pitje gezet. Ze bleef die tijd thuis om voor de kinderen te zorgen.
Zou u diezelfde keuze nu weer maken?
„Het was in die tijd vrij gangbaar dat je als moeder thuisbleef. De tijdgeest was toen anders dan nu. Maar ik zou het zo weer doen. Zeker nu ik in gezinnen zie dat de combinatie van veel buitenshuis werken en opvoeden van kinderen onrust kan geven.”
Toch vond u het niet altijd even gemakkelijk om thuis te blijven.
„Dat klopt. Zeker de eerste jaren, toen de kinderen nog klein waren, vond ik het best lastig. Ik ben gezegend met een grote dosis energie. Wij hadden vroeger een winkel en ik heb thuis altijd meegeholpen. Het huishouden deed ik daarom zó. Daar had ik echt geen dagen voor nodig. Dus zat ik daar, in huis, niks te doen. Ik werd daar heel onrustig van.
Ik was ook echt niet altijd een leuke moeder. Ik weet nog dat ik een van de kinderen hoorde zeggen: „Stil zijn, anders wordt mama verdrietig.” Dat kwam binnen. Je beseft dan opeens dat die negatieve houding je kinderen beschadigt. En dat er echt iets moet veranderen.”
Voor de buitenwereld bleef ze de schijn ophouden dat alles goed ging. Ook toen ze na de komst van de derde een postnatale depressie kreeg, speelde ze mooi weer. „Achteraf gezien niet handig. Juist het erover zwijgen, veroorzaakte een stuk eenzaamheid.”
Ze bleef de Heere smeken om haar onrust weg te nemen. Dat gebeurde. En daar is ze nog altijd dankbaar voor. „Ik heb moeten leren om van mijn gezin te genieten. Hier lag de taak die God voor mij had. En daar kreeg ik vrede mee. Maar daar was wel overgave aan Zijn wil voor nodig.
Ik kreeg meer oog voor de nood van mensen om me heen. Dat werkte helend. En door ons gezin ook open te stellen voor pleegzorg had ik zelf meer omhanden. Ook dat was fijn.”
Nu de kinderen inmiddels bijna allemaal uitgevlogen zijn, vindt ze het nog altijd belangrijk om elkaar eerlijke verhalen te vertellen. Dat doet ze zelf heel bewust tijdens lezingen of in de vele artikelen die ze schrijft of heeft geschreven voor bladen als Gezinsgids, Terdege, DRS en EigenWijs. „Ik schrijf gerust hoeveel bekers met melk er bij mij over tafel gingen, of dat ik soms verkeerd reageerde. Fouten maken hoort bij het leven. En opvoeden is niet altijd makkelijk.”
Sommige mensen zullen zeggen: je hoeft de vuile was toch niet buiten te hangen?
„Dat is wat anders. Bij het buitenhangen van de vuile was, ga je heel bewust je fouten etaleren. Dat is naar mijn idee niet nodig. Maar wil je een boodschap overbrengen, dan is het goed om naast mensen te gaan staan. En niet van bovenaf te zeggen hoe het moet. Die herkenning haalt de kramp eraf. Van daaruit kunnen mensen verder.
In de Bijbel zie je hiervan ook voorbeelden. Paulus deed dat bijvoorbeeld toen hij in Jeruzalem aan de Joden vertelde dat hij ooit de gemeente van Christus had vervolgd. Door dit te zeggen, liet hij zien dat hij een met hen was. Hij won het vertrouwen. En de mensen luisterden naar de Boodschap die hij te vertellen had.”
Welke boodschap vindt u belangrijk om te vertellen rond opvoeding?
„Een van de belangrijkste lessen vind ik dat je als ouders samen bewust moet opvoeden. Probeer één lijn te trekken. Mijn man heeft me altijd gesteund, ook al waren we het soms niet met elkaar eens. Bedenk waar je uiteindelijk naartoe wilt met je kind. En werk daar naartoe.”
Ze pakt een Bijbel uit de kast en zoekt psalm 78 op. „In vers 7 staat: „Dat zij hun hoop op God zouden stellen.”
„Dat is mijn grootste verlangen voor mijn kinderen.”
Het is even stil.
„Kinderen kijken vooral naar de manier waarop je als opvoeder met Hem omgaat. Ze zullen de boodschap dat God te vertrouwen is, minder snel oppakken, als je zelf heel angstig leeft. Dat is confronterend. Want het raakt ons persoonlijke leven met Hem.”
Even later: „Onze taak is om te zaaien. God doet het werk. Dat geeft ontspanning. Al blijft de opdracht Zijn woorden in te scherpen bestaan.”
Bij de lancering van het platform gemeenteengezin.nl, afgelopen oktober, reageerde u op LinkedIn met: „Een lang gekoesterde wens gaat in vervulling.”
„Ik hoor in veel gezinnen veel vragen. Er is een enorme behoefte aan goede informatie over opvoeden en relaties onderhouden. Op dit adviesplein zijn artikelen en contactgegevens nu goed geordend te vinden. Dat is winst. Daarnaast hoop ik dat het platform zich nog verder zal uitbreiden, met bijvoorbeeld herkenbare blogs of columns. Dat zal de jongere generatie sneller naar de site toe trekken.”
In april ontving u een lintje in de Orde van Oranje Nassau.
„Ja, dat was me wat. Dat hadden m’n man en kinderen geregeld. Ik had echt geen flauw idee. Dat is maar goed ook, want anders had ik het vast tegengehouden. Ik hou er niet zo van in de belangstelling te staan. En wat ben ik nu anders dan anderen?”
Toch zullen ze er wel een reden voor hebben gehad u aan te melden.
„De burgemeester grapte dat hij vond dat iedereen die negen kinderen opvoedt wel een lintje zou mogen krijgen. Maar dan denk ik er gelijk achteraan: maar u zou eens moeten weten, dat het echt niet altijd goed ging. Ook mijn jarenlange inzet voor diverse bestuursfuncties werd genoemd. Maar dat ik graag actief bezig ben, is mede te danken aan mijn energielevel. Ik kan veel aan. En dan rijst gelijk de vraag: Verdienen mensen die dat allemaal niet lukt, omdat ze eerder moe zijn, geen lintje?”
Uw dochter gaf al aan dat u makkelijker geeft, dan ontvangt.
„Dat klopt. Ik voel me heel ongemakkelijk als ik zelf iets krijg. Bij complimenten heb ik dat ook.”
U zou gewoon ”Dank u” kunnen zeggen.
„Natuurlijk. Maar dan nog denk ik aan alles wat fout ging of het geheel relativeert.”
Het lintje kreeg u mede vanwege uw jarenlange bestuurswerk voor vrouwenverenigingen van de Gereformeerde Gemeenten. Waarom heeft het werk voor vrouwen uw hart?
„We leven als vrouwen in een tijd waarin enorm veel op ons af komt. Hoe gaan we daarmee om? We zitten wat dat betreft allemaal in hetzelfde schuitje. Het is mooi als we elkaar daarin kunnen bemoedigen. Niet op een belerende toon, maar door naast elkaar te staan. Samen kom je verder. Ook in het bestuderen van de Bijbel.
Juist in de kerk zou je in elkaars hart moeten kunnen kijken. Daarvoor is het nodig om je echte ik te laten zien, zonder schone schijn op te houden. Het leven zit vol rafelrandjes. Geloven kan een strijd zijn. Opvoeden is soms best lastig. Die lastige kant hoef je voor elkaar niet weg te polijsten.”
Gebeurt dat te veel?
„Vrouwen kunnen elkaar maken of breken. Als bij-het-hek-moeder heb ik gezien dat een opmerking of een blik hard binnenkwam. Maar ook hoe blij iemand werd van even een praatje. De opluchting als de ander liet merken sommige situaties even lastig te vinden. Het zou mooi zijn als vrouwen zich bewust worden van hun invloed op anderen. Ook in positieve zin. Daarom zijn vrouwenochtenden en moedergroepen zo belangrijk.”
U houdt workshops en lezingen voor onder meer de Hervormde Vrouwenbond. Verder schreef u ooit een column voor het interkerkelijke magazine Zij in Zeeuws. U deinst er niet voor terug om over kerkmuren heen te kijken?
„Als ik voor dit soort activiteiten word gevraagd, zie ik geen reden om nee te zeggen. En eerlijk gezegd kan het omgaan met allerlei soorten kerkmensen soms wel een verrijking zijn.”
Op welk gebied?
„Vrouwen die wat meer naar de evangelische kant neigen, hebben me er bewuster van gemaakt dat God zeggenschap heeft over elk klein detail van het leven. Door gesprekken met hen ben ik me gaan verdiepen in de puriteinen. Dat heeft me veel zegen gebracht.”
Ziet u ook een gevaar in het over kerkmuren heenkijken? Kan het bijvoorbeeld vervreemding geven binnen de eigen gemeente?
„De stelling dat het eng zou zijn om over de kerkmuur heen te kijken, komt voort uit angst. En waarom zou je bang zijn? Inderdaad, ik zie dat mensen in mijn omgeving de kerk verlaten omdat een andere gemeente hen meer aanspreekt. Dat zal ik niet zo snel een drama noemen. Maar het doet wel pijn dat te signaleren, ook al begrijp ik soms hun reden.
Anderen weten door contact met mensen uit andere kerken duidelijker waarom ze juist blijven. En krijgen het besef: Het is overal wel iets.
Ik vind het heel belangrijk trouw te zijn aan je eigen gemeente. Voor mij persoonlijk is de gereformeerde gemeente de kerk waar de Heere tot mij gesproken heeft. Die zal ik daarom niet zomaar verlaten.”
Laurens Kroon van de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten (JBGG) roept gemeenteleden op te vertellen wat God deed en doet. Hoe geeft u dit handen en voeten in uw eigen gezin?
„Onze kinderen zijn heel recht op de man af. Die willen precies weten hoe alles zit. Ook op geloofsgebied. Een van hen kwam laatst naar me toe en zei: „Mam, nu wil ik wel eens weten hoe het bij u vanbinnen zit.” Op die manier zei hij dat ook. Ik moest best even slikken, maar heb uiteindelijk een stoel gepakt. En we hebben een fijn gesprek gehad, van hart tot hart.
Ook al merk ik bij mezelf een bepaalde schroom over deze zaken te vertellen, juist ook tegen degenen die dichtbij me staan, zoals onze kinderen. Het is wel belangrijk.
Mijn zoon concludeerde: Ik hoor vertrouwen, worsteling en strijd. En ja. Dat klopt.”
Waren die worstelingen er ook toen uw zoon op dertienjarige leeftijd botkanker bleek te hebben?
„Die waren er toen zeker. Wat is er veel gebeden. Binnen de familie en in de gemeente. Ik ben zo bang geweest hem kwijt te raken. Twee jaar lang was hij ziek. Ziekenhuisopnamen, chemokuren. Het was een heel heftige tijd. En ik snapte het gewoon allemaal niet meer. Toch mag ik nu achteraf zeggen: De Heere was erbij.”
Inmiddels bent u behalve moeder ook oma. Een van de taken van het grootouderschap was lange tijd het overdragen van ervaring, wijsheid en vaardigheden aan de volgende generatie, schreef u ergens. Is dat inderdaad ook uw rol nu?
„Ik ben inmiddels oma van acht kleinkinderen. Een heel nieuwe fase in mijn leven. Ze wonen allemaal in de buurt, dat is bijzonder. Ik vind het geweldig om oma te zijn. Maar het is best zoeken naar mijn rol. Ik heb 22 jaar gezorgd. De opvoedingstaak ligt bij de ouders, vind ik. Een vaste oppasdag zie ik in dat kader dan ook niet zitten. Bovendien heb ik nu ook m’n eigen werk. Aan de andere kant zie ik dat mijn kinderen die vader of moeder zijn, soms tegen grenzen aanlopen. En ”nee” verkopen vind ik lastig. Dat zijn dilemma’s waar ik nog niet meteen uit ben.
Het overdragen van vaardigheden, zoals vroeger gebeurde, is door de snel veranderende maatschappij ingewikkeld. Mijn kleinkinderen zijn me op digitaal gebied ver vooruit. Ik heb er wel bewust voor gekozen om hen mijn liefde voor boeken over te dragen. Ik wil hen laten weten dat boeken leuk zijn. Ik lees graag voor als daar de gelegenheid voor is. En op verjaardagen of tijdens andere gelegenheden krijgen ze van mij altijd een boek. Natuurlijk weet ik dat hen aan het lezen krijgen een moeilijke strijd kan worden, maar het is de moeite waard.”
Mettie de Braal
Mettie de Braal werd geboren op 5 februari 1958 in ’s Gravenzande. Ze groeide op in Katwijk aan Zee. Na de havo volgde ze de lerarenopleiding aan De Driestar in Gouda. Daar ontmoette ze Dick, sindsdien haar steun en toeverlaat. Voordat haar kinderen geboren werden, stond ze twee jaar voor de klas. Daarna was ze 22 jaar fulltime thuis, hoewel ze er altijd wel klussen bij had. Zo vulde Mettie zeven jaar lang als Tante Diecke de zaterdagse puzzelrubriek op kinderpagina Claxon van het RD. Daarnaast schreef ze artikelen voor Daniel, GezinsGids en Terdege. Verder is ze redacteur voor het onderwijsblad DRS en werkt ze als scribent mee aan het opvoedblad EigenWijs van de Gereformeerde Gemeenten. Mettie en haar man Dick hebben negen kinderen en acht kleinkinderen.