Toch straf voor maker poederbrief
Het gerechtshof in Amsterdam heeft dinsdag de 38-jarige J. B. uit Ridderkerk toch een maand voorwaardelijke celstraf en twee jaar proeftijd opgelegd voor het versturen van een poederbrief in 2001.
Het hof in Den Haag sprak de man in 2003 vrij, maar de Hoge Raad besloot in februari dat de zaak over moest.
Sinds 1 januari 2003 mag het openbaar ministerie ook in cassatie gaan tegen vrijspraken. Het OM legde de zaak voor aan de Hoge Raad en die concludeerde dat het hof in Den Haag B. nooit had mogen vrijspreken.
B. liet in 2001 een brief met melkpoeder achter bij het kantoor van zijn baas. Hij had de brief zelf willen overhandigen als grap, maar zijn baas was in gesprek. Het melkpoeder had moeten doorgaan voor antrax, de bacterie die miltvuur veroorzaakt. De geadresseerde dacht meteen al dat het om een grap ging, maar belde voor de zekerheid toch de politie. Die nam de zaak erg serieus en zette de procedure voor poederbrieven in.
De politierechter in Rotterdam kon de grap niet waarderen en legde B. in 2001 een gevangenisstraf van een maand op. B. ging in hoger beroep en het gerechtshof in Den Haag concludeerde dat niet bewezen was dat B. zijn baas met de dood had bedreigd. De man wist immers meteen dat het om een grap ging en had zich nooit bedreigd gevoeld.
Volgens de Hoge Raad maakt dat niet uit en gaat het er alleen maar om dat de man zich bedreigd had kunnen voelen. Daarom moest de zaak over bij een ander hof, het Amsterdamse. Dat veroordeelde B. dinsdag conform de eis van de advocaat-generaal.