Economie

Bouwvakker kan vraag maar amper aan

Metselaar, wegenbouwer en stratenmaker kunnen de overvloed aan werk in de bouw maar nauwelijks bijbenen. De groei van de werkgelegenheid in de bouw in 2018 zet zich de komende vijf jaar door. Terwijl jonge aanwas pas vanaf 2021 zal instromen.

Redactie economie
21 November 2018 08:48Gewijzigd op 16 November 2020 14:41
beeld ANP, Freek van den Bergh
beeld ANP, Freek van den Bergh

Dat concludeert het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) in een woensdag gepubliceerde studie naar trends op de bouwarbeidsmarkt in de periode van 2018 tot en met 2023.

In 2018 nam de werkgelegenheid in de bouwnijverheid toe met 4 procent ten opzichte van 2017. Die groei stijgt duidelijk uit boven de groei van de werkgelegenheid in de totale economie, stellen de onderzoekers. Deze voorspoed op de bouwarbeidsmarkt is volgens het EIB een combinatie van meer instroom van vaklieden in de bouw en het kunnen vasthouden van bestaand personeel.

Toch loopt de spanning op in vraag en aanbod van arbeidskrachten. In 2017 steeg het aantal vacatures al, en in 2018 bleef dit aantal oplopen. Zo waren er in het tweede kwartaal van 2017 nog 37 vacatures per duizend werknemers; een jaar later bedroeg dit aantal 54 openstaande plaatsen op duizend werknemers. Als gevolg van het gebrek aan personeel lopen de werkvoorraden bij bouwbedrijven op. Het hoogst zijn de orderportefeuilles in de burgerlijke- en utiliteitsbouw. Daar ligt voor 11 maanden werk op de plank. De spanningen zijn minder merkbaar in de grond-, weg- en waterbouw, al nemen de belemmeringen sinds het voorjaar van 2018 in die tak ook toe. “De bouwsector kan de zeer sterke groei van de vraag naar bouwactiviteiten maar nauwelijks bijbenen”, aldus het EIB. Het gevolg is dat klanten langer moeten wachten.

De extra vraag vangt de sector onder andere op met zelfstandigen en uitzendkrachten. Ook onder zelfstandigen neemt echter de werkdruk toe. “Van de zelfstandigen stelt slechts 18 procent genoeg tijd te hebben om alle opdrachten aan te nemen”, aldus de rapporteurs.

De komende twee jaar zullen de kaarten nog wel zo liggen, verwachten de economen. De instroom van jonge arbeidskrachten zit weliswaar in de lift, het kost echter tijd om vanuit de vakopleidingen met ‘vers bloed’ de productie omhoog te krikken. De sector moet het werk voornamelijk zien te rooien met zij-instromers, zoals ook in het afgelopen jaar het geval was.

De vraag zal met name in 2019 en 2020 hoog zijn. In de periode 2019 tot en met 2023 zal de bouw 36.000 extra arbeidskrachten moeten aantrekken. Daarbij komt dat ook nog 58.000 krachten moeten worden vervangen, omdat die met pensioen gaan of arbeidsongeschikt zullen raken. Pas vanaf 2021 komt het aanbod van nieuwe gediplomeerden goed op stoom en neemt de groei af, zeggen de onderzoekers.

Voor alle beroepen in de bouw verwacht het EIB groei in de jaren 2019 tot en met 2023 [GRAPHIC]. Kabelleggers en stratenmakers zullen het meeste werk hebben. Ook metselaars, vloerenleggers, ijzervlechters, en wegenbouwers profiteren van de stijgende werkgelegenheid. Omdat projecten ingewikkelder zijn dan voorheen, kijkt de sector eveneens uit naar de instroom van hoogopgeleide specialisten.

Technische vernieuwingen in het bouwproces zoals prefabricage, robotisering en digitalisering zullen de bouwvakkers verlichting bieden. Hoewel de onderzoekers een globale verkenning hebben gedaan, konden zij al wel concluderen dat innovatie aanzienlijk scheelt in de inzet van mensen voor seriematig en repeterend werk. Vooral grote bouwbedrijven weten nu al kosten te besparen als gevolg van het benutten van vernieuwde technieken.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer