Romeinen 9 doelt op bevoorrechte positie Israël en kerk
Op de vraag naar het waarom van persoonlijk geloof of het achterwege blijven daarvan geeft Romeinen 9 geen antwoord, maar dit hoofdstuk spreekt van een collectieve uitverkiezing.
Dr. Henk Post stelt dat het in Romeinen 9 niet gaat om uitverkiezing tot persoonlijk eeuwig behoud, maar om verkiezing tot het dienen van God (RD 29-10). Dat is dan equivalent aan het geroepen worden tot het dienen van God.
Nu is het in de Bijbel duidelijk dat zalig worden in de weg van persoonlijk geloof gaat. Maar gaat het bij uitverkiezing ook om dat individuele? Altijd weer wordt dan Rom. 9:10-13 aangehaald: de individuele mens Jakob tegenover de individuele mens Ezau.
Het is dan de vraag of Romeinen 9 doelt op het al dan niet persóónlijk zalig worden van Jakob en Ezau. Wat zegt de Schrift in Gen. 25:23 over de zwangerschap van Rebekka? Niet dat er twee mensen of kinderen in haar buik zijn, maar twee vòlken (accentuering F.M.). Ook in Romeinen 9 gaat het over volksgewijze verkiezing! Niet Ismaël, maar Izak zal de tweede aartsvader van het volk Israël zijn. Niet Ezau, maar Jakob zal de derde aartsvader zijn.
Dat is ook de strekking van het in dit verband vaak aangehaalde Exodus 33. Dit beschrijft de vreselijke zonde met het gouden kalf. Heel Israël zou moeten omkomen door Gods heilige toorn. Dan zegt God niet: Ik zal Mij over individuele gelovigen in Israël ontfermen. Nee: Hij zal zich over Israël als Zijn uitverkoren volk ontfermen.
Uitverkoren volk
Dr. M. Klaassen noemde Rom. 9:15 („Ik zal Mij ontfermen diens Ik Mij ontferm en zal barmhartig zijn dien Ik barmhartig ben”) als argument dat God zich ontfermt over een enkelvoud (RD 9-11). En dat zou volgens hem slaan op individuele mensen. Dat argument lijkt mij niet juist, omdat dit enkelvoud (”diens” en ”dien”) slaat op ”volk”. Dat is een collectief.
Romeinen 9 is wel de plaats in de Bijbel waar Gods genade als verkiezing allermeest schittert! Maar let goed op: die verkiezing is niet gericht op individuele gelovigen, maar op het volk Israël als geheel. Dat is ook de context van Romeinen 9.
Wat te denken van het volk Israël? Is het nog steeds Gods uitverkoren volk, ja of nee? Dat is de vraag waar het in dit hoofdstuk om draait. Naar de verkiezing der genade is en blijft Israël Gods uitverkoren volk, hoewel het de Christus niet aanvaardt.
Omdat, zodat, opdat?
Algemeen wordt het vraagstuk van de uitverkiezing uitgelegd aan de hand van de volgende tegenstelling: Heeft God mensen uitverkoren omdat zij zaligmakend geloven? Of geloven mensen zaligmakend omdat ze zijn uitverkoren? De remonstranten gaven het eerste antwoord, de contraremonstranten het tweede. Of nog anders geformuleerd: Zijn mensen uitverkoren òmdat ze geloven (remonstranten) of zódat ze geloven (contraremonstranten)?
En als het om de keus tussen die twee gaat, kies ook ik persoonlijk voor de kant van de contraremonstranten. Maar naast de voegwoorden ”omdat” en ”zodat” is er nog een derde voegwoord: ”opdat”. Ik kom daarop vanwege een Bijbeltekst. Niet zomaar een tekst, maar een tekst die spreekt over de uitverkiezing, namelijk Ef. 1:4. Daar staat: „Omdat Hij ons voor de grondlegging van de wereld in Hem uitverkoren heeft, opdat wij heilig en smetteloos voor Hem zouden zijn in de liefde.” Het gaat me dus om dat woordje ”opdat”.
Remonstranten zouden het zo lezen: God heeft ons uitgekozen òmdat Hij wist dat wij heilig en smetteloos voor Hem zouden zijn in de liefde. Contraremonstranten zouden het zo lezen: God heeft ons uitgekozen zódat wij (eeuwig) heilig en smetteloos voor Hem zouden zijn in de liefde.
Is de zaak van de uitverkiezing nou niet juist weergegeven met ”opdat”!? Dat bedoelde ook, vermoed ik, prof. dr. W. J. Ouweneel met een door hem voorgestane derde weg (RD 8-11). Verkiezing betekent dat je door God in een begenadigde, bevoorrechte positie bent geplaatst. Zo is het volk Israël en zo is de kerk in zo’n bevoorrechte positie geplaats boven de algehele mensheid. En wat is het doel van dat voorrecht? Dat wij God zouden leren kennen en liefhebben, òpdat (niet zódat) dit voor ons persoonlijk ook daadwerkelijk zal gebeuren. Wat een voorrecht als je in die positie bent.
Soevereiniteit
En wat te zeggen als de één wel en de ander niet persoonlijk zaligmakend gelooft? Dat is een zaak van Gods soevereiniteit. Het punt van mijn bijdrage is dat we in Romeinen 9 geen antwoord vinden op de vraag naar het waarom van persoonlijk geloof of het achterwege blijven daarvan. Romeinen 9 spreekt van de collectieve en blijvende uitverkiezing van het volk Israël.
De auteur is predikant van de hervormde gemeente Oude Kerk te Zwijndrecht.