Samenwerken met je politieke ‘vijand’? Verwacht er niet té veel van
In de politiek werkt iedereen met iedereen samen. VVD met SP, SGP met D66. Wie iets concreets wil bereiken, moet wel. Toch is er een grens aan wat je via een monsterverbond tot stand kunt brengen.
Het was geen slechte week voor de christelijke politiek. Dinsdag aanvaardde de Kamer een motie van SGP en D66, die van het kabinet verlangt dat zij in de wet vastlegt dat ondernemers op generlei wijze via contracten gedwongen kunnen worden hun winkel op zondag te openen.
Voor dit punt heeft de SGP lang gestreden. Aanvankelijk tevergeefs. Tot zich deze week een ruime Kamermeerderheid, goed voor 113 zetels, aftekende. Pikant gegeven: de motie was mede ingediend door D66, die vanuit het antidiscriminatiebeginsel vindt dat christelijke ondernemers niet buiten winkelcentra gesloten mogen worden.
Nog een opvallend succes: een ruime Kamermeerderheid steunde woensdag het initiatief van CDA-Kamerlid Van Helvert om het kabinet te vragen een gezant voor geloofsvrijheid aan te stellen. Die persoon moet op internationale podia ondermeer de vervolging van christenen aan de kaak gaan stellen.
De twee genoemde zaken lijken in twee opzichten op elkaar. Om te beginnen gaan beide verlangens van de Kamer in tegen de wens van het kabinet. Vervolgens gaat het in beide gevallen om opmerkelijke bondgenootschappen tussen christelijke en seculiere partijen. Soms zelfs om partijen die ideologisch gezien nauwelijks iets gemeen hebben.
Wonderlijk? Wel een beetje, maar op het Haagse strijdtoneel niet uitzonderlijk. RPF-voorman Van Dijke smeedde achttien jaar geleden al een monsterverbond met PvdA-politica Bussemaker. Samen loodsten zij een initiatiefwet door het parlement die werknemers het recht gaf zondagswerk te weigeren.
Beide Kamerleden hadden daarmee een verschillend oogmerk. Van Dijke wilde christenen de gelegenheid geven ’s zondags naar de kerk te gaan. Bussemaker vond dat de zondag een collectieve rustdag moest blijven, waarop mensen hun familie konden bezoeken, een sport konden beoefenen of naar het theater gaan.
Met zulke vormen van politieke samenwerking is niets mis. Integendeel, voor kleine christelijke partijen is dit haast de enige manier om in een geseculariseerd politiek krachtenveld nog iets te bereiken.
Let wel: íéts bereiken. Want aan bovenstaande stelling moet meteen een stevige relativering worden gekoppeld. Jazeker, het klopt dat christelijke en niet-christelijke partijen soms op een verrassende manier kunnen samenwerken, zelfs op principieel gevoelige terreinen zoals de zondagsrust of het levenseinde. Maar daarbij past de kanttekening dat het meestal om tamelijk kleine bijsturingen van het beleid gaat. Grote stappen richting een door christenen gewenst einddoel kunnen níét worden gemaakt.
Sterker nog: juist doordat de seculiere meerderheid op ethisch gebied al zulke grote overwinningen heeft behaald en er op het terrein van abortus, euthanasie, homohuwelijk en zondagsrust in het verleden al zulke fundamentele wissels zijn omgezet, ontstaat er nu weer enige ruimte om ten aanzien van onvoorziene consequenties van het nieuwe beleid enigszins bij te sturen, te remmen of te corrigeren.
Jawel, laten christenpolitici hun zegeningen tellen, maar de successen tegelijk niet mooier maken dan ze zijn.