Duitsland omarmt eindelijk de 20e juli 1944
Lange tijd moest Duitsland niets van hem hebben en gold hij als een verrader: Stauffenberg, de man die zestig jaar geleden een aanslag op Hitler pleegde. Maar vandaag lijkt er aan de controverse wat Stauffenberg en zijn medewerkers betreft een einde te zijn komen. De reeks tv-programma’s en de boeken die de afgelopen maanden verschenen, laten er geen twijfel over bestaan: Stauffenberg en zijn mannen waren verzetshelden.
Dat standpunt wordt vandaag in Berlijn temeer benadrukt door een herdenking van de aanslag van de 20e juli 1944 in het voormalige hoofdkwartier van het nazi-leger in Berlijn, waar Claus Graf Schenk von Stauffenberg en drie anderen enkele uren na de mislukte aanslag op Hitler standrechtelijk werden geëxecuteerd. Op deze bijeenkomst is premier Balkenende gastspreker.
In het Herdenkingscentrum voor het Duitse Verzet, dat er nu is gevestigd, probeert gids Elisabeth Heidöffing-Shah aan schoolklassen uit te leggen waarom Stauffenberg gezien moet worden als een lichtpunt op een van de zwarte bladzijden van de Duitse geschiedenis. „Deze man beschouwde zichzelf eerst als een mens en dan pas als officier”, zegt zij.
Stauffenberg, die een oog, een hand en twee vingers verloor bij gevechten in Noord-Afrika, is voor de meeste Duitsers het symbool geworden van het militaire verzet tegen Hitler. Hij nam de gevaarlijke taak om Hitler te liquideren op zich en plaatste een met explosieven gevulde koffer vlak bij de Führer, die op 20 juli in de Wolfsschanze, zijn hoofdkwartier in Oost-Pruisen, met militairen vergaderde. De bom ging af, doodde vier mensen en verwondde er elf, maar miste zijn doel. De Führer was slechts lichtgewond.
Nadat bekend werd dat Hitler de aanslag had overleefd, bleek de poging tot een staatsgreep niet meer te redden. Nazi-getrouwe officieren namen het legerhoofdkwartier weer in en Stauffenberg en zijn belangrijkste handlangers werden terechtgesteld. In de maanden na de aanslag werden andere medeplichtigen aan de aanslag op Hitler in showprocessen veroordeeld en uiteindelijk geëxecuteerd.
Twee hoge generaals die vanaf de zijlijn bij de aanslag en de coup betrokken waren, kregen de kans zelfmoord te plegen. Slechts een van hen, de populaire veldmaarschalk Erwin Rommel, maakte daar gebruik van. Rommel, die verschillende keren kritiek had gehad op de militaire capaciteiten van Hitler maar niet rechtstreeks betrokken was bij de aanslag, slikte in oktober 1944 cyaankali om aan vervolging te ontkomen.
Terwijl de Duitsers in de jaren ’50 hun verwoeste land herbouwden, herbewapenden en uit zijn isolement haalden, was het eren van de weinigen die zich wel hadden verzet tegen de nazi’s wel het laatste waar zij zich mee bezig wilden houden. „De mensen die de oorlog hadden overleefd, wilden gewoon niet erkennen dat er personen waren geweest die dapper genoeg waren om in opstand te komen”, zegt Harold Marcuse, een Amerikaanse hoogleraar geschiedenis. In Oost-Duitsland werd vooral het communistische verzet tegen de nazi’s bejubeld.
Toen in de jaren ’60 in Duitsland de generatieconflicten ontstonden, begonnen West-Duitse jongeren zich in het verhaal van Stauffenberg en de zijnen te verdiepen en hun ouders ermee te confronteren. Tegelijkertijd ontstond er echter een tegenstroming onder historici die stelde dat Stauffenberg en zijn handlangers aartsconservatief waren en na de val van het nazi-regime helemaal geen democratisch Duitsland voor ogen hadden. Anderen vonden dat de aanslag wel erg laat kwam en vooral was beraamd omdat Duitsland door Hitler de oorlog verloor en niet om bijvoorbeeld de massamoord op miljoenen Joden te stoppen.
Maar in tv-programma’s werden de afgelopen maanden de scherpe kantjes aan de discussie rond de aanslag en de coup netjes weggevijld. De spannende tv-film ”Stauffenberg”, die de publieke omroep onlangs uitzond, bracht 23 procent van de Duitsers voor de buis. De vierdelige documentaire ”Zij wilden Hitler vermoorden” vertelt het verhaal van al het Duitse verzet tegen de nazi’s, volgens de regisseur omdat er verder erg weinig in die periode is waar Duitsland met trots op kan terugkijken.
Hoewel Stauffenberg in de media inmiddels salonfähig is, gaat de discussie over hem in de wetenschap nog steeds door. Volgens de Duitse historicus Joachim Fest, wiens boek over de aanslag op Hitler sinds februari in de boekhandels ligt, begon Stauffenberg zich al in 1938 tegen het nazi-regime te keren en beraamde hij een aanslag en een coup tegen de Führer vanaf 1942. De Amerikaan Marcuse zegt echter dat bijvoorbeeld de uitroeiing van de Joden op het moment van de aanslag al bijna voltooid was en dat het redden van hen onmogelijk het hoofddoel van de samenzweerders kan zijn geweest. Weer andere historici menen dat het maar goed is dat de aanslag is mislukt, zodat er op Duitse bodem geen tweede ”dolkstootlegende” wortel kon schieten. Door een dolkstoot in de rug van het leger hadden revolutionairen in 1918 immers, zo heette het, het lot van Duitsland bezegeld en daarmee de verantwoordelijkheid voor de Duitse nederlaag afgeschoven op de revolutie van 1918. In 1945 leed Duitsland een echte nederlaag.