Politiek

Topman OM: Euthanasiewet voor artsen geen bedreiging

Voor het eerst sinds lange tijd moet in Nederland weer een arts terechtstaan wegens euthanasie. Toch zouden artsen de euthanasiewet niet in de eerste plaats moeten zien als een bedreiging maar als een baken, betoogde OM-topman Rinus Otte maandag.

13 November 2018 11:31Gewijzigd op 16 November 2020 14:37
beeld ANP, Robin van Lonkhuijsen
beeld ANP, Robin van Lonkhuijsen

Otte is procureur-generaal en in de top van het OM degene die beslist of artsen vanwege levensbeëindigend handelen moeten worden vervolgd. Maandag was hij gevraagd te reageren op het boek ”Staat en taboe” van prof. dr. Paul Frissen, dat gaat over de rol van de staat bij het bewaken van de grenzen tussen leven en dood. Otte betrok een heldere stelling: bij het wel of niet inwilligen van een euthanasieverzoek moeten artsen niet hun eigen morele kompas volgen, maar de wet.

Dat het handelen van artsen deels wordt genormeerd door het strafrecht is volgens Otte een bewuste keus van de wetgever geweest. Die afweging is mede gemaakt met het oog op de centrale rol die artsen bij het beoordelen van euthanasieverzoeken vervullen. Artsen die denken zelf de wet te kunnen stellen, tasten volgens Otte mis en doen zichzelf tekort. Hij vergeleek hen met de krakers die enkele decennia geleden vrijuit dachten te gaan door tegen de rechter te zeggen: Uw rechtsorde is de onze niet.

Nieuwe kaders

De drempel voor artsen om te mogen doden, is in Nederland lager geworden, stelde Otte vast. „We hebben nieuwe zingevingskaders ontwikkeld waarbinnen we het lijden bestempelen als onmenselijk of onwaardig en waarin de arts degene is die de patiënt daaruit komt verlossen.” Veel artsen ervaren de nieuwe rol die ze krijgen opgedrongen volgens hem echter in toenemende mate als een maatschappelijke last. Juist wanneer de euthanasieverzoeken die zij moeten beoordelen complex zijn, biedt de wet hun houvast, zo merkte Otte op.

In zijn nieuwe boek stelt Frissen dat actieve levensbeëindiging in Nederland door het van kracht worden van de euthanasiewet te gemakkelijk uit de taboesfeer is gehaald. Ook bekritiseert hij de gemaakte, beleidsmatige keus om, ter voorkoming van een felle politieke strijd, via het instellen van allerlei adviescommissies toe te werken naar een zogenaamde „nette” regeling. Frissen vreest dat het delegeren van de bevoegdheid om te doden aan een medische beroepsgroep ertoe leidt dat de grens tussen wat wel en niet is toegestaan steeds meer vervaagt.

Invalshoek

D66-Tweede Kamerlid Pia Dijkstra benadrukte dat de euthanasiewet in Nederland volgens haar zorgvuldig tot stand is gekomen, maar dat Frissens boek door de politiek-filosofische invalshoek daaraan voorbijgaat. Niet de wens om taboes te doorbreken stond bij de grondleggers van de wet voorop, aldus Dijkstra, maar het belang van de patiënt.

Volgens SGP-Kamerlid Van der Staaij blijft Frissens „waardevolle” invalshoek juist te vaak onderbelicht. Voor elke politicus, christelijk of niet, zou het een uitdaging moeten zijn om uit te leggen waarom de wetgever euthanasie in 2002 bewust niet als een recht verankerde, aldus Van der Staaij. Hij verwees naar een citaat van politiek filosoof Michael Sandel: „Eerbied voor het leven is iets wat je moet koesteren. Niet iets waar je op grond van een levensbeschouwing al dan niet voor kiest.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer