Synodegebed
Psalm 51:17
„Heere, open mijn lippen, zo zal mijn mond Uw lof verkondigen.” Almachtige, eeuwige God, Fontein van alle wijsheid, goedheid en barmhartigheid, goedertieren Vader in Christus! Wij bidden U dat Gij onze lippen wilt openen, opdat onze mond uw lof verkondigt. Wij zijn onwaardig al Uw ontfermingen, die Gij aan het werk en maaksel van Uw handen mild hebt besteed. Want Gij hebt ons geschapen naar Uw beeld, maar ook, hoewel door de zonde kinderen des toorns van nature, naar Uw beeld herschapen. Indien wij in alles wat wij zijn U schuldig zijn, omdat Gij ons gemaakt hebt, wat zullen wij U vergelden dat Gij ons zo vrijgekocht hebt? Want indien het wonderbaarlijk en groot geweest is als mens geboren te worden naar Uw beeld, veel groter is het geweest dat Degene, Die het geen roof geacht heeft Gode gelijk te zijn, Zich verwaardigd heeft mens te worden naar ons beeld, en de gedaante van een dienstknecht aangenomen hebbende, ons van God geworden is tot wijsheid, gerechtigheid, heiligmaking en verlossing. Maar met deze weldaden niet tevreden zijnde (want een onbekende schat is niet van nut), hebt Gij ons, een volk dat zit in de duisternis en schaduw des doods, zonder hoop der zaligheid, in de smaadheid geworpen en onze zielen, door openbaring van de Zonne der gerechtigheid en waarheid, verlicht. Zonder die openbaring zouden wij in de dwalingen eeuwig zijn omgekomen, niet wetende welke weg wij bewandelen moesten.
Balthasar Lydius, predikant te Dordrecht (”Openingsgebed Nationale Synode”, 1618)
De plaatselijke predikant Balthasar Lydius (1576-1629) leidde op 13 november 1618 –precies vier eeuwen geleden– in de Grote Kerk in Dordrecht de openingsdienst van de Nationale Synode. Hij preekte over Handelingen 15. Op dezelfde dag opende Lydius de eerste zitting met een toespraak en gebed in het Latijn.