Kamer kritisch over financiering onderwijs
Partijen in de Tweede Kamer zijn niet tevreden over de manier waarop onderwijs in Nederland wordt gefinancierd. Maar wat er dan anders moet aan de zogenoemde lumpsum, daarover verschillen de meningen.
De Tweede Kamer debatteerde dinsdag over de begroting van het ministerie van Onderwijs. De lumpsum is de bijdrage die scholen vanuit het Rijk krijgen, ze gaan zelf over het uitgeven ervan.
Rudmer Heerema (VVD) vindt de huidige methode „een groot goed”, maar tegelijkertijd „veel te vrijblijvend”. Hij hekelt dat vergelijkbare scholen zeer uiteenlopende resultaten behalen. Hij wil goed presterende scholen meer vrijheid geven en bij ‘slechte’ scholen „de teugels aanhalen.”
Maar wat de VVD dan wil veranderen is onduidelijk, wierpen onder meer Paul van Meenen (D66) en Farid Azarkan (DENK) tegen. „Collega Heerema prijst de lumpsum, maar wil er ook meer grip op. Wat wil hij nou?”, vroeg Van Meenen. Azarkan was feller. „Meer grip, dat is toch geen idee? Dit is een loze kreet.”
Door scholen te straffen voor slechte prestaties, komen dat soort scholen alleen maar verder in de problemen, luidde een ander punt van kritiek. Frank Futselaar van de SP sprak zijn zorgen uit over de toename van het aantal internationale studenten in Nederland, en de gevolgen daarvan voor de financiering van het onderwijs.
Minister Ingrid van Engelshoven stelde in september een commissie in om de financiering van het hoger onderwijs onder de loep te nemen. Het rapport van de commissie komt in april, Van Engelshovens reactie volgt voor de zomer.
SP’er Futselaar vindt dit dat dit veel te lang duurt en dat de minister haar verantwoordelijkheid afschuift op de commissie. „Alsof je een vriend stuurt om het uit te maken met je verkering omdat je zelf het slechte nieuws niet wilt brengen.”
Van Engelshoven en minister Arie Slob, die over het primair en voortgezet onderwijs gaat, komen donderdag aan het woord.