Ook in Jemen is de een z’n dood de ander z’n brood
Kinderen met broodmagere armpjes en beentjes, ribben die bijna door het vel steken en opgezwollen buikjes van de honger. Jemen lijdt. En toch is er eten in het land.
It’s the economy, stupid! Die kreet werd beroemd toen Bill Clinton in 1992 de Amerikaanse presidentsverkiezingen won van George Bush. De economie als drijvende kracht achter rust en vrede in een land: het is een even simpele als krachtige metafoor.
De uitspraak gaat voor een belangrijk deel ook op voor de verwoestende oorlog in Jemen. Van de 27 miljoen inwoners van het land hebben er meer dan 22 miljoen dringend hulp nodig. Meer dan 22 miljoen!
Wat is de oorzaak van de opeenstapeling van ellende waaronder dit Arabische land nu al jaren gebukt gaat? Het meest eenvoudige antwoord is: de oorlog. En dat is natuurlijk waar. Sinds Saudi-Arabië in 2015 met enkele geallieerden een oorlog begon die sjiitische rebellengroepen in het land (met name de Huthi’s) moest verdrijven, is de leefsituatie er in Jemen nog beroerder op geworden.
Maar eerlijk is eerlijk: daarvoor was het óók geen paradijs. De reden? Niet alleen de oorlog, maar zeker ook de economie. Die is in Jemen totaal ingestort. De Jemenitische rial is geen cent meer waard. Daardoor is de prijs van dagelijkse levensbenodigdheden zoals brood en brandstof enorm gestegen.
Vergelijk dit: in maart 2015, toen het conflict begon te escaleren, kreeg je voor 1 Amerikaanse dollar 215 rial. Dat was al niet geweldig, maar het was voor de meeste mensen nog te doen. Gedurende de jaren die volgden, steeg de koers steeds een beetje. Afgelopen juli was diezelfde Amerikaanse dollar 497 Jemenitische rial waard. Ofwel: in Jemen was de inflatie meer dan 100 procent over de afgelopen drie jaar.
Maar toen begon het pas echt. Begin deze maand had je maar liefst zo’n 780 Jemenitische rial voor een dollar nodig: een nieuw record. Met je rials kun je dus nauwelijks nog iets beginnen. Vooropgesteld dat je ze hebt, want honderdduizenden Jemenieten hebben al jarenlang geen salaris meer gekregen.
Sinds twee maanden is het dus moeilijker dan ooit voor de gewone Jemeniet. Niet voor niets horen en lezen we sindsdien over de dreigende hongersnood in het land. Het is dus niet zo dat de eerste levensbehoeften niet aanwezig zijn in Jemen; het probleem is dat de gewone Jemeniet ze niet langer kan kopen.
Dus is Jemen het toneel geworden van smerige spelletjes die met zo’n economische crisis verband houden. Over de rug van hongerlijdende gezinnen worden handelaren op de zwarte markt schatrijk. Hele regio’s profiteren van de oorlog, zoals de provincie al-Jawf in het noordwesten. Vóór de oorlog was die regio het buitenbeentje van Jemen, maar mede met Saudische hulp is de welvaart er toegenomen.
Die spiraal van overweldigende armoede enerzijds en discutabele rijkdom anderzijds laat zich moeilijk doorbreken. Beëindigen van het conflict is één. Maar drastische economische maatregelen zoals het uitbetalen van achterstallige salarissen en het toelaten van buitenlandse valuta zijn zeker zo belangrijk. Toch is niet iedere leider in Jemen daarvoor te porren, want die oorlog verdient best lekker.
En zo heeft de honger van het broodmagere kind en de rijkdom van de stammenleider deels dezelfde oorzaak: it’s the economy, stupid! Het verschil is alleen dat die stammenleider daar best mee kan leven.