Kerk & religie

Prof. dr. W. Balke leeft met een volle hooivork

„Lastig ben ik, hè”, merkt prof. dr. W. Balke gaandeweg het gesprek meelevend op. „”De me non libenter loquor”. Over mijzelf spreek ik niet graag.” De Calvijn- en Reformatiekenner laat zich niet snel verleiden tot het doen van persoonlijke of smeuïge uitspraken. Bovendien vindt hij de „nieuwsgierigheid van tegenwoordig” blijk geven van een gebrek aan beschaving. Een interview is tenslotte geen biecht.

26 October 2018 10:43Gewijzigd op 16 November 2020 14:28
Prof. dr. W. Balke. Beeld RD, Anton Dommerholt
Prof. dr. W. Balke. Beeld RD, Anton Dommerholt

Aan de rand van het Haagse Bos, niet ver bij Huis ten Bosch vandaan, staat appartementencomplex Château Bleu. Als prof. Balke de voordeur van zijn woning opendoet, galmt het geblaf van zijn Franse jachthond door de gang. „Bent u bang voor honden? Hij wil even kennismaken.”

Dol op publiciteit is de emeritus hoogleraar kerkgeschiedenis niet, integendeel. Het liefst zou hij interviews aan zich voorbij laten gaan, evenals de kerkdiensten waarin er speciale aandacht wordt geschonken aan zijn zestigjarig ambtsjubileum.

„Waarom moet je in het middelpunt staan? Dat is toch helemaal niet nodig. Als je terugkijkt, zeg je: Ik deed dingen die ik nooit had moeten doen en dingen die ik wel had moeten doen, liet ik na. Dus er is geen reden om eigen roem te zoeken.” Maar het is ook weer niet de stijl van prof. Balke om verzoeken van dien aard botweg af te slaan. „Als ze je zo hartelijk vragen, wil ik geen nee zeggen.”

Willem Balke groeide op in een hervormd gezin in Baarn. Zijn opa van vaders kant was ouderling geweest bij dr. Ph. J. Hoedemaker, in Amsterdam. Hij maakte daar de Doleantie mee. Balke haalt graag zijn grootvader aan, die zei: „Zolang God in de grote kerk is, kan ik er ook wel blijven.” Als de rechts-ethische gemeente in Baarn een tweede predikantsplaats krijgt, wordt Balkes vader als enige ouderling toegevoegd aan de arbeid van ds. I. Kievit.

Église reformée.

„Bent u hervormd?” vraagt prof. Balke, als de thee is gezet en de hond zich heeft neergevlijd op de bank. „Ik zeg altijd hervormd hoor. Dat je van 30 april op 1 mei ineens PKN wordt, doet me niets. Ik ben Nederlands hervormd en dat blijf ik. De hele naamgeving van de Protestantse Kerk in Nederland vind ik een jammer feit. De kerk van de Reformatie is geen nieuwe kerk, maar –zoals je in het Frans zegt– een église reformée.”

Preekt u nog ’s zondags?

„Als ik gevraagd word.”

Glimlachend: „In de zomermaanden is er veel vraag, dus dan beleef ik mijn hooibouwtijd.”

Op uw leeftijd, 85 jaar, is dat best bijzonder.

„Het is een wonder dat ik zo oud geworden ben en zo weinig te klagen heb, behalve dan over mijn gehoor. Als je blijft studeren, heb je nog zoveel stof om over te preken. De Bijbel is onuitputtelijk.”

In welke gemeenten preekt u?

„Waar ze me vragen. Dat varieert heel sterk.”

Meer wilt u liever niet zeggen, waarschijnlijk?

„Ik wil geen richtingswoord gebruiken.”

Waarom heeft u daar zo’n hekel aan?

„Aan die hokgeest? Dat hoort niet. De eenheid is zo een diep Bijbels gegeven dat we de verscheidenheid niet moeten opblazen, maar de eenheid moeten zoeken.”

U werd nooit lid van de Gereformeerde Bond.

„Ik ben geen partijman. Laat ik het zo zeggen: de gereformeerde belijdenis van de Hervormde Kerk, dáár sta ik achter. Van huis uit heb ik altijd gezocht naar de verbinding, niet naar afsplitsing.”

Wat betekent de kerkgang voor u?

„Ik ben meer als voorganger in de kerk geweest dan als ganger. Kijk, het wonder van de prediking is dat de Bijbel geen dode letter is. Dat Woord doet alle eeuwen kracht. Je kunt je geen geestelijk leven voorstellen zonder dat het levende Woord gepreekt wordt.”

Telegram

Na zijn theologiestudie in Utrecht trouwde Willem Balke met Jannetje Bomas en deed hij intrede in Langerak. Eerder dat jaar, 1958, overleed zijn oudste broer, die zendeling was in Rante Pao op Sulawesi. „Op een avond kregen we bericht. „Zeer ernstig ziek. Alle hoop opgegeven.” Veertien dagen later kwam er een telegram waarin stond dat hij was overleden. Dat vergeet je je leven niet meer”, zegt prof. Balke, terwijl hij uit het raam kijkt. „Zo’n gebeurtenis stelt je in staat mensen die leed kennen, pastoraal te begeleiden.”

De predikant stond na Langerak in de plaatsen Bodegraven (1962), Den Ham (1975), ’s-Graveland (1986) en Werkhoven (1993). „Het is gedenkwaardig dat een gemeente het aandurfde om met je te beginnen. En dat een andere gemeente je kwam ophalen. Daarvoor ben ik dankbaar.” De predikant kwam in voor hem totaal onbekende milieus terecht als die van boeren en arbeiders in de Alblasserwaard, de Rijnstrekers en de Saksers.

Vanaf 1991 was hij ook hoogleraar aan de universiteit in Amsterdam en de Karelsuniversiteit in Praag. In 1998 ging hij als predikant met emeritaat en van 2001 tot 2003 was prof. Balke hoogleraar geschiedenis van de Reformatie aan de Vrije Universiteit Amsterdam.

In het afgelopen decennium is zowel Calvijn als 500 jaar Reformatie herdacht. Heeft de kerk er haar voordeel mee gedaan?

„Dat zal de toekomst moeten uitwijzen. Op zich is een herdenking heel goed, maar het gaat erom wat je ermee doet. Kent u de Latijnse uitdrukking ”Ecclesia semper reformanda quia reformata?” De kerk moet steeds hervormd worden omdat zij hervormd is.”

In hoeverre is de gereformeerde gezindte daadwerkelijk reformatorisch in uw ogen?

Bedachtzaam: „Ik wil me daarover geen oordeel aanmatigen.” Na een stilte: „Je kunt je in het algemeen afvragen: Zijn we niet een heel eind ontzonken aan de kracht van de Reformatie? Bewust zeg ik dit vragenderwijs.”

U grijpt altijd weer terug op Calvijn. Waarom?

„Toch vanwege zijn uitzonderlijke begaafdheid. Er zijn allerlei Alpentoppen, maar er is slechts één Mont Blanc en één Matterhorn. Er is bijna niemand in de kerkgeschiedenis die zoveel van de hele Bijbel becommentarieerd heeft. Uiteindelijk ging het hem om de prediking. Calvijn is altijd enorm tekstgetrouw. Ik lees graag de preken over Timotheüs, die volledig bewaard zijn, en de preken over Galaten en Efeze. Ze zijn zeer exegetisch verantwoord en hebben toch een rijke uitstalling van het christologisch goud van het Evangelie.”

Hoeveel leest u erin?

„Ik lees er dagelijks in, ik ben er nooit in uitgelezen. In ”moyen Français” (middeleeuws Frans, EHvS) natuurlijk, anders kun je hem niet recht verstaan. Iemand die het Frans van Calvijn niet kent, kan hem niet recht verstaan.”

Ook niet met een goede vertaling?

„Een vertaling is altijd gebrekkig omdat we nooit over de goede equivalenten beschikken. Er gaat altijd iets verloren. Dat geldt ook voor de Bijbel. Sommige woorden zijn onvertaalbaar, dat moeten wij heel goed weten. We moeten dan ook met grote voorzichtigheid te werk gaan. Als de kennis van de grondtalen verloren gaat, is dat een ramp voor de kerk.”

Heeft u zich daarom in het verleden uitgesproken tegen de HBO-predikant?

„Niet tegen de mensen, maar tegen onvoldoende opleiding. Maar ik moet zeggen: soms is een HBO-opleiding nog beter dan een universitaire opleiding. Beter op de praktijk gericht. Daar ligt het dus niet aan. Wel maak ik me zorgen over een gebrek aan grondige kennis. Dat komt onder meer naar voren in mijn nieuwe boek dat begin volgend jaar verschijnt. De bundel is een verzameling van teksten die ik weleens geschreven of uitgesproken heb en waaraan nieuwe dingen zijn toegevoegd.”

Wat beoogt u met deze uitgave?

„Het is niet zo dat ik mijn eigen verzamelde werk moet uitgeven. Ik wil belangrijk werk uitgeven dat, naar ik hoop, nog van enig nut kan zijn.”

Wat zou u willen bereiken?

„Dat er ogen opengaan voor de waarheid van de Schrift.”

Mag ik u een persoonlijke vraag stellen?

„U kunt het altijd proberen.”

Vier jaar geleden overleed uw vrouw. Bent u bezig met uw levenseinde?

„We weten allemaal dat we moeten sterven, maar niet hoe en wanneer. Drie van mijn grootouders zijn aan een hartkwaal overleden. Zelf heb ik een hartstilstand gehad. Als je gaat slapen, weet je niet of je nog wakker wordt. Je moet volgen in de weg die God met je gaat. We zingen over een blij vooruitzicht en tegelijk weten we dat we een roeping te vervullen hebben, zolang we leven. Al moest ik ook vaststellen dat ik wel niet zal kunnen voltooien wat ik op mijn hooivork heb genomen.”

Zal er nog theologie zijn in de eeuwigheid?

„We kunnen ons er geen voorstelling van maken, maar we zullen nooit werkloos zijn. Alle werk zal strekken tot de eer van God.”

En het werk dat u in dit leven deed?

„Och, je laat wat na, maar er is ook heel veel wat tot stof vergaat. Dat moeten we overlaten aan God.”

Willem Balke

Willem Balke werd geboren op 10 april 1933 in Baarn. Hij studeerde theologie in Utrecht en werd in 1958 hervormd predikant in Langerak. Daarna stond hij in Bodegraven (1962), Den Ham (1975), ’s-Graveland (1986) en Werkhoven (1993). In 1991 werd hij hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam en aan de Karelsuniversiteit in Praag. In 1998 ging hij als predikant met emeritaat. Van 2001 tot 2003 was hij hoogleraar geschiedenis van de Reformatie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Balke promoveerde in 1973 op een onderzoek naar de verhouding tussen Calvijn en de doperse radicalen. Hij publiceerde veel over kerkgeschiedenis en schreef ook uitgebreide studies over de hervormde kerkorde van 1951. Samen met zijn vrouw Jannetje Bomas kreeg Willem Balke vier kinderen en tien kleinkinderen. „Een vierde achterkleinkind is op komst.” Sinds 2014 is hij weduwnaar.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer