Het mededogen van Kees Timmer
Een stoeipartij in zijn jeugd veroorzaakte bij kunstenaar Kees Timmer een hersenbeschadiging. Het beperkte hem de rest van zijn leven. Misschien dat de kunstschilder daarom altijd gekooide mensen en dieren schilderde.
Kees Timmer (1903-1978) was een typische ”kunstenaarskunstenaar”: al waardeerden collega’s hem, toch bracht hij het amper verder dan regionale roem. Museum MORE in Gorssel wil Nederland nu herinneren aan deze half vergeten dierenschilder, die overigens ook beeldhouwer, graficus en monumentaal kunstenaar was. Dat doet MORE nu met de expositie ”Kees Timmer. Mens & dier”.
Mededogen is de stille leidraad van de expositie. Timmer schildert mensen aan de zelfkant van de samenleving: verwaarloosde bejaarden, prostituees. Mensen met wie het overduidelijk niet goed gaat. De ”Bedelaar in Pretoria”, zijn tanden ontblotend in een geforceerde grijns. Hardvochtige zelfportretten als oude man: holle ogen, ongeschoren kaken.
Zijn tijd vooruit
Maar vooral schilderde Kees Timmer dieren, zijn hele carrière lang. Achteraf bezien was hij met zijn visie op onze medeschepselen zijn tijd vooruit. Frappant is de aandacht voor dieren in gevangenschap. Vaak zat hij te tekenen in Diergaarde Blijdorp. Zijn identificatie met die gekooide wezens is onontkoombaar.
Hij was zelf ook beperkt in zijn bewegingsvrijheid. Bij een stoeipartij in zijn jeugd boorde zich een griffel in zijn schedel en veroorzaakte een hersenbeschadiging. Levenslang kampte Kees Timmer met epilepsie en was hij veroordeeld tot suf makende medicijnen. Autorijden was geen optie, een glas wijn evenmin.
Gissen
In het Museum MORE confronteert hij ons met het lot van honden, beren, tijgers, apen. Oké, de illustratieve ”Circusstal” (1949) had niet misstaan in een Gouden Boekje. Maar in een drieluik van zinkografieën, ”Zonder titel”, lijkt de gekooide beer letterlijk ten hemel schreiend. ”Berenkooi” (1944) toont een roerloze oppasser in de blauwe schemering; met z’n handen in de zakken bekijkt hij twee geketende beren, een gevlekt hondje naast zich.
Aangezien we de man half van opzij zien, kunnen we slechts gissen naar zijn gelaatsuitdrukking. Verderop houdt de ”Berentemmer” (het zwart jacquet onderstreept zijn dominantie) een willoos dansende beer aan de lijn, op de achterpoten even groot als de man zelf. Eind jaren vijftig schildert Timmer de ”Beer in diergaarde” die, met de rug tegen de muur, op zijn ketting knauwt. Een rauw schilderij, rechtlijnig neergekwast in bruin, zwart en grijs.
Gekromde rug
„Dit is mijn favoriet”, wijst Marguerite Tuijn, kunsthistorica en samensteller van de expositie, naar de ”Hazewindhond 51”. Met gekromde rug en zijn staart tussen de benen symboliseerde het dier voor Timmer de Rotterdamse bevolking na het bombardement: schichtig, radeloos, ontredderd. Feller gekleurd, meer gedeformeerd maar even ongemakkelijk is de serie ”Hondententoonstelling”. Hond en baas zijn tot nummers gedegradeerd, ontdaan van hun individualiteit; ze staren met lege, nietsziende ogen door je heen. Bij Timmer staat de stilering in dienst van de expressie. Zonder boodschapperig te worden, roept hij een geladen sfeer op die tot nadenken dwingt.
Beter in hun vel
Gelukkig zijn er ook dieren die beter in hun vel zitten. Het naturalistisch ”Vosje” in steen, de etnisch gestileerde ”Cheeta” (1947) in hout. In 1950 maakte Kees Timmer een studiereis naar Zuid-Afrika. Die leverde bekoorlijke natuurtaferelen op, in zowel zwart-witte grafiek als water- en olieverf. Sierlijke antilopen, fraai gepenseeld in roodbruin en oker. Een blonde aquarel van een ”hartebeest”.
Timmer stierf in het decennium dat de industrialisering van de veeteelt op gang kwam. Je vraagt je af of hij, bij voldoende tijd van leven, ook de amechtige plofkip of de zeug in haar nauwe kraamkooi had vastgelegd. Het zou zomaar kunnen.
”Kees Timmer. Mens & dier” is tot en met 6 januari 2019 te zien in Museum MORE in Gorssel. museummore.nl