Optimisme na val Berlijnse Muur was prettig, maar naïef
Soms verlang ik terug naar de jaren negentig van de vorige eeuw, toen het optimisme hoogtij vierde en de gedachte postvatte dat de economie eindeloos zou blijven groeien.
Onlangs hoorde ik mezelf hardop zeggen dat ik weleens heimwee heb naar dat bewuste tijdvak. In die jaren krabbelde de woningmarkt eindelijk op na de huizencrash van 1979 en herstelde de aandelenmarkt zich voortvarend van de beurskrach in 1987. Het resultaat was een decennium vol voorspoed waar pas een kentering in kwam toen de internetbubbel plofte rond het jaar 2000. Daar hadden vooral beleggers last van, terwijl de rest van de westerse wereld op ruwe wijze uit de droom werd geholpen door de aanslagen in New York.
Wie die tijd bewust heeft meegemaakt, kan terugblikken op een unieke periode, die begon met de val van de Berlijnse Muur in november 1989 en eindigde met de ineenstorting van de Twin Towers in september 2001.
Het is me niet bekend of er al eens een studie is verschenen die deze markeringspunten expliciet met elkaar verbindt, maar het is geen toevalligheid dat het in beide gevallen ging om het neerhalen van een belangrijk bouwwerk met een sterke symbolische waarde. De Berlijnse Muur was een uiting van machtsvertoon, en dat was het 714 meter hoge World Trade Centre in het hart van de vrije wereld ook.
De val van de Berlijnse Muur beloofde niet alleen economische voorspoed voor de inwoners van de voormalige Oostbloklanden, maar leidde ook tot speculaties over het ‘einde van de geschiedenis’. Daarmee werd niet zozeer het einde van de beschaving bedoeld als wel de definitieve triomf van de liberale kapitalistische democratie. In het kielzog daarvan vatte de gedachte post dat er sprake was van een soort ‘nieuwe economie’ waarin de aandelen alleen maar zouden blijven stijgen en de huizenprijzen ook alleen maar omhoog konden.
De keerzijde van dat optimisme is dat het leidde tot overmoed, overdaad en ongelijkheid. Huizenbezitters werden ertoe verleid de gestegen waarde van hun woningen te verzilveren en te beleggen op de beurs met de belofte slapend rijk te worden zonder daarbij enig risico te lopen. Er werden massaal woekerpolissen en aflossingsvrije hypotheken verkocht zonder dat iemand besefte dat de collectieve welvaart daarmee feitelijk op drijfzand was gebaseerd. Het was rijkdom op krediet, terwijl er nog nooit iemand miljonair is geworden door bij de bank een miljoen te lenen.
Zelf begon ik deze nieuwe eeuw met een forse aflossingsvrije hypotheek, een aandelenspaarplan dat op de einddatum minder zou uitkeren dan de totale inleg en een tweede huis waar ik maar een paar weken per jaar kwam. De schade viel daarmee nog te overzien, maar die financiële situatie staat in schril contrast met de wijze waarop ik niet veel later de bezem zou halen door mijn boekhouding en orde op zaken zou stellen.
Gevolg is dat ik met gemengde gevoelens terugkijk op dat decennium en zo mijn bedenkingen heb bij de richting die de wereld toen is ingeslagen. Tegelijk mis ik soms het grenzeloze optimisme van de jaren negentig en het gevoel dat de wereld op weg was naar een toekomst waarin alles beter zou worden of als vanzelf zou worden opgelost. Het bleek echter niet het einde van de geschiedenis maar slechts het einde van een tijdperk.
De auteur is schrijver en publicist. Reageren? hormann@refdag.nl