Cultuur & boeken

Ondergedompeld in de wereld van vluchtelingen

Ze logeerde in een opvanghuis voor alleenreizende minderjarige vluchtelingen op Sicilië en bij Syrische vrouwen in een tentenkamp in Libanon, vlak bij de Syrische grens. Met haar boek ”Wie is mijn naaste?” geeft Rosita Steenbeek vluchtelingen een gezicht. „Ik wilde hun verhalen van binnenuit vertellen.”

17 October 2018 19:36Gewijzigd op 16 November 2020 14:23
Rosita Steenbeek verbleef twee keer een paar weken in een vluchtelingenkamp in Libanon, 5 kilometer van de Syrische grens. Ze ontmoette er onder andere kinderen uit Aleppo. beeld  Rosita Steenbeek
Rosita Steenbeek verbleef twee keer een paar weken in een vluchtelingenkamp in Libanon, 5 kilometer van de Syrische grens. Ze ontmoette er onder andere kinderen uit Aleppo. beeld Rosita Steenbeek

Een oud kerkje in Rome is al jaren haar huis. Rosita Steenbeek verblijft echter ook geregeld in Nederland. Op de bank in de bungalow van haar moeder in Amersfoort praat ze gedreven over haar recent verschenen boek ”Wie is mijn naaste? Mijn verhaal over de vluchtelingenopvang”.

Hoe is uw betrokkenheid op vluchtelingen ontstaan?

„Ik volgde het nieuws over vluchtelingen al lange tijd, maar raakte er meer bij betrokken toen de CPNB mij in 2017 vroeg een essay te schrijven over compassie. Hoewel ik met iets heel anders bezig was, wist ik meteen: dit wil ik doen. Het is een mooi onderwerp dat me na aan het hart ligt. Ik wilde het concreet maken en vertelde daarom mijn persoonlijke verhaal: wanneer kwam ik compassie tegen in mijn leven? Dat verbond ik met de actualiteit. Ik zag een documentaire over Pietro Bartolo, de arts die zich op het Italiaanse eiland Lampedusa al 25 jaar ontfermt over vluchtelingen –dode en levende– die hij uit zee haalt. Ik bezocht hem om te vragen wat compassie voor hem betekent.

2018-10-19-pkFLE2-rosita-5-FC-V_web.jpg
Rosita Steenbeek verbleef twee keer een paar weken in een vluchtelingenkamp in Libanon, 5 kilometer van de Syrische grens. Ze ontmoette er onder andere kinderen uit Aleppo. beeld Rosita Steenbeek

Behalve hem ontmoette ik veel andere hulpverleners, maar ook vluchtelingen. Midden in de winter was ik om halftwaalf ’s avonds aanwezig bij de aankomst van een bootje. Ik zag de mensen blootsvoets, rillend van de kou en met een gedesoriënteerde blik uitstappen. Als je hen in de ogen kijkt, voel je vanzelf compassie. Ik sloeg hen thermische dekens om, sprak met hen en werd geraakt door hun verhalen.”

Op Lampedusa maakte u een herdenking van omgekomen migranten mee. Wat deed dat met u?

„Protestanten, rooms-katholieken en moslims zaten bij elkaar in een kerk op Lampedusa voor de herdenking van honderd mensen die een maand eerder in de Middellandse Zee waren verdronken. Dat ontroerde me diep. De priester hield een overdenking en noemde voor zover bekend de namen van degenen die waren omgekomen. Mij werd gevraagd zijn woorden te vertalen voor een paar jongens van een jaar of zeventien die naast me zaten met de ”Holy Bible” op schoot. Zij hadden het meegemaakt dat de boot omsloeg en nog een keer omsloeg. Medeopvarenden verdronken, terwijl zij zich ergens aan konden vastklampen en het overleefden. Vanaf dat moment liet het thema me niet meer los. Dat leidde ertoe dat ik na het essay over compassie dit boek schreef waarmee ik vluchtelingen een gezicht wil geven.”

2018-10-19-pkFLE2-rosita2-3-FC-V_web.jpg
Rosita Steenbeek verbleef twee keer een paar weken in een vluchtelingenkamp in Libanon, 5 kilometer van de Syrische grens. Ze ontmoette er onder andere kinderen uit Aleppo. beeld Rosita Steenbeek

U trok op met vele tientallen ontheemden. Wat was een onvergetelijke ontmoeting?

Na een korte stilte: „Ismaël uit Sierra Leone heeft diepe indruk op me gemaakt. Ik ontmoette hem in de opvang voor alleenreizende minderjarigen op Sicilië, waar ik twee keer twee weken heb gelogeerd. Terwijl we spaghetti aten, vertelde hij me zijn verhaal. Zijn ouders werden vermoord toen hij één jaar was. Hij werd opgevoed door een tante, maar moest het meeste zelf doen omdat haar beide armen waren afgehakt tijdens de burgeroorlog. Zij overleed toen hij veertien was. Ismaël zwierf door Afrikaanse landen en kwam in Libië terecht, waar hij werd gemarteld en misbruikt. Hij wilde niet naar Europa, maar belandde toch op een boot, waardoor hij uiteindelijk in Italië terechtkwam. Dat vertelde hij allemaal in alle rust, bij de spaghetti. Op Sicilië sloot hij vriendschap met Rocco, een invalide jongen met wie niemand uit het dorp optrok. De moeder van Rocco –zij was eerst heel kritisch over migranten– zei: „Ik hoop dat Ismaël nooit meer weggaat, want nu heeft mijn zoon eindelijk een vriend.” Dat is een verhaal waar zo veel aspecten aan zitten en dat me diep heeft geraakt.”

U beschrijft talloze uiterst schrijnende situaties. Hoe representatief is het beeld dat u schetst?

„Dit soort situaties komt veel voor, zeker in Libanon, waar mensen onder de meest primitieve omstandigheden in kampen bivakkeren. Ik zat er in een tent bij een gezin waarvan de man, 36 jaar, kanker had en terminaal was. Van een vriendin had ik een gift meegekregen, waarvan morfine voor hem kon worden gekocht. Ik denk ook aan een jongetje van 7 dat in Aleppo een muur over zich heen had gekregen en aan een botziekte leed.

In Libanon verblijven 1,5 miljoen Syrische vluchtelingen. Ik ben onder de indruk van wat de kerken daar voor hen doen. Zo raakte ik betrokken bij de situatie van een Syrische jongen van 11. Hij was heel ziek en bleek leukemie te hebben. Ik was erbij toen het bericht per telefoon bij een vrijwilliger van een christelijke organisatie binnenkwam, en ging mee naar een aantal ziekenhuizen. Artsen zeiden: „We kunnen niets doen als er geen geld is.” Een vrijwilliger heeft bloed voor die jongen gegeven en de waldenzen zorgden voor geld, zodat hij kon worden behandeld.

Ook was ik aanwezig bij het vertrek uit Libanon van mensen die gebruikmaakten van een humanitaire corridor. Dit is een initiatief van de protestantse kerken en de rooms-katholieke organisatie Sant’Egidio, waarbij de meest kwetsbaren met een humanitair paspoort naar Italië reizen. De kerken betalen voor hen de vliegtickets, opvang, scholing en medische zorg, en maken afspraken met de staat over een verblijfsvergunning. Zo gaan er jaarlijks duizend kwetsbare mensen naar Italië.”

2018-10-19-pkFLE2-rosita3-4-FC-V_web.jpg
Rosita Steenbeek verbleef twee keer een paar weken in een vluchtelingenkamp in Libanon, 5 kilometer van de Syrische grens. Ze ontmoette er onder andere kinderen uit Aleppo. beeld Rosita Steenbeek

Rond alle opvanglocaties zijn vrijwilligers actief. Wat drijft hen?

„Ik had veel contact met christelijke organisaties. De drijfveer van hun vrijwilligers is het Evangelie: we zijn op aarde om de ander te helpen. Ik denk aan Alessandro, een gedreven vrijwilliger in een kamp op 5 kilometer van de grens met Syrië. Daar werkte hij al drie jaar. Hij zag dat hij concreet iets kon betekenen voor de vluchtelingen en leefde vanuit het motto van de rooms-katholieke organisatie waarvoor hij actief was: Waarom zou mijn leven meer waard zijn dan dat van een ander? Ik ontmoette ook mensen die zeiden: Ik word er gelukkig van als ik anderen help. Vluchtelingen geven je veel. Je kunt je verwarmen aan de ongelooflijke gastvrijheid die je bij hen in de tent ervaart.”

Er zijn ook kritische burgers die vrezen voor de islamisering van Europa. Terecht?

„Dat vind ik een moeilijk punt. Ik heb me er niet genoeg in verdiept. Zelf ervoer ik bij islamitische jongeren op Sicilië één en al respect voor het christendom. Ismaël, die moslim is, vertelde dat hij in Sierra Leone regelmatig naar de kerk ging en daar blij van werd. Zowel christenen als moslims hoorde ik zeggen: „We zijn allemaal broeders en zusters.” Dat geeft mij het gevoel dat we niet bang hoeven te zijn voor moslims, zo lang ze niet radicaliseren.

In Libanon ontmoette ik christelijke vluchtelingen uit Syrië, maar ook moslima’s. In het begin irriteerden de hoofddoeken van die laatsten mij. Ik had er een gevoel van dwang bij. Maar bij die vrouwen in hun tent ging ik inzien dat ze het gewoon gewend zijn die te dragen. Het waren vrouwen zoals ik en het was alsof ik bij mijn zussen logeerde. Ze wilden foto’s van mijn familie zien en vonden dat prachtig. Ik ervoer er veel warmte.”

U ontmoette ook moslims die christen werden. Wat bleef u daarvan bij?

„In een buitenwijk van Beiroet bezocht ik een opvanglocatie van een baptistenkerk. Ik zat er in een grote kring met voornamelijk vrouwen. Om de beurt deden ze hun verhaal. Sommigen hadden een moslimachtergrond en zeiden dat ze huiverig waren geweest toen ze van deze plek hoorden, omdat die christelijk is. Maar ze kwamen onder de indruk van de hulp die christenen boden en voelden zich op geen enkele manier gedwongen om zich te laten dopen. De meesten hebben dat wel gedaan, omdat ze het zelf wilden. Sommigen zeiden: „Het is in het geheim gebeurd, mijn familie mag het niet weten.”

Er was ook een man, die vertelde: „Ik heb m’n dochter en schoonzoon vermoord.” Ik dacht: Hoor ik dat goed? Ja, het ging om eerwraak. Hij zei: „Hier heb ik geleerd wat berouw en vergeving is. Ik ben de moeder van mijn schoonzoon, die mij met haat bezag, gaan opzoeken en heb haar om vergeving gevraagd.” Dat was een indrukwekkend moment.

Een van de vrouwen, die moslim was geweest, zei: „We bidden hier voor elkaar. Nu willen we dat ook voor jou doen. Waar zullen we voor bidden?” Dat overviel me. Ik zei: „Dat het goed gaat met jullie.” Maar ze wilden voor míj bidden. „Bid dan maar dat ik de weg vind die bij me past”, antwoordde ik. Ik moest in het midden gaan staan. Die vrouwen legden hun hand op mijn schouders en hoofd en zeiden: „We bidden voor Rosita en haar familie, dat ze geen oorlog hoeven mee te maken.” Dat zijn geen loze woorden, maar woorden van mensen die zelf uit de oorlog gevlucht zijn. „En dat zij de weg vindt die bij haar past.””

2018-10-19-pkFLE2-tellabbas-3-FC-V_web.jpg
„In Libanon bivakkeren Syrische vluchtelingen onder de meest primitieve omstandigheden in tentenkampen.” beeld Rosita Steenbeek

Waarom gaf u uw boek de titel ”Wie is mijn naaste?” mee?

„De Bijbel is mijn inspiratiebron. De titel verwijst naar de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. De priester en de leviet hielpen de gewonde man langs de weg niet, maar de Samaritaan, de vijand, deed dat wel. Mensen met een andere huidskleur en een ander geloof zijn eveneens mijn naasten. In theorie wist ik dat, maar door het optrekken met donkere Afrikanen en vrouwen met hoofddoek ben ik dat sterker gaan ervaren.”

In hoeverre heeft uw ontdekkingstocht uw kijk op vluchtelingen veranderd?

„Ik ben scherper gaan zien hoe schizofreen onze wereld is. Je kunt via allerlei winkels met luxe parfums en bonbondozen in een vliegtuig stappen, en even later zit je in een kamp waar mensen niets hebben. Het drama van de vluchtelingen is sterker dan ooit tot me doorgedrongen. Daar moeten we in ons rijke Westen de ogen niet voor sluiten.”

U doet de suggestie scholieren, in plaats van trips naar Rome of Berlijn, een week tussen vluchtelingen te laten verkeren. Waarom?

„Van een bezoek aan Rome of Berlijn kun je veel leren, maar dat geldt op een andere manier ook van ontmoetingen in een vluchtelingenkamp. Daardoor kunnen jongeren hun kijk op de wereld verbreden. Je gaat er nadenken over je eigen bevoorrechte positie, beseft dat het niet vanzelfsprekend is dat je naar school kunt. Ik gun het scholieren om de warmte te ervaren van een ontmoeting in zo’n tent. Waarbij ze zelf de vluchtelingen het gevoel kunnen geven dat deze gezien worden.”

2018-10-19-pkFLE2-libanonkamp-4-FC-V_web.jpg
„In Libanon bivakkeren Syrische vluchtelingen onder de meest primitieve omstandigheden in tentenkampen.” beeld Rosita Steenbeek

Is voor uzelf het hoofdstuk vluchtelingen na de verschijning van uw boek afgesloten?

„Ik ga eerst verder met een boek waarmee ik al bezig was. Dat speelt in de oudheid. Maar ik blijf contact houden met diverse personen en families die ik heb ontmoet en hoop hen later nog eens te bezoeken, zoals Ismaël, die nu op Malta woont en daar in een winkel werkt. Hij is trots en blij dat hij een baan heeft. Ik kan me voorstellen dat ik nog eens met een vervolg kom. Het onderwerp vluchtelingen laat me niet los.”

Rosita Steenbeek

Rosita Steenbeek (Utrecht, 1957) studeerde een jaar theologie in Utrecht, maar stapte over op moderne letterkunde in Amsterdam. Sinds 1995 publiceerde ze onder meer (historische) romans. In 2015 verscheen ”Rose, een familie in oorlogstijd”. Dit werd geïnspireerd door de liefdesbrieven die haar oma indertijd aan haar opa schreef. „Ik kende mijn oma, die mij de kerk binnenbracht toen ik werd gedoopt en die in mijn armen is gestorven, als een toegewijde domineesvrouw. Ze was echter opgegroeid in een Joodse familie. Nadat ze in 1929 in Heidelberg mijn opa ontmoette, is ze christen geworden en heeft ze zich laten dopen.”

In 2017 schreef Steenbeek voor de CPNB ”Heb uw vijanden lief”, een essay over compassie. Recent verscheen bij uitgeverij Prometheus haar boek ”Wie is mijn naaste? Mijn verhaal over de vluchtelingenopvang”. Steenbeek noemt het christelijk geloof „mijn grote inspiratiebron.” In haar woonplaats Rome bezoekt ze geregeld een rooms-katholieke mis en soms diensten van de waldenzen. „Jezus is voor mij belangrijk. Als je leeft naar Zijn woord –Heb uw naaste lief, heb uw vijanden lief, vergeef–, dan komt het koninkrijk der hemelen dichterbij.”

„We zijn alles kwijt”

In Libanon ontmoet Rosita Steenbeek de Syrische vluchteling en oogarts Mary.

„„We hadden een goed leven”, zegt ze. „We waren zeven jaar getrouwd, we waren gelukkig, hadden een fijn huis, een fijne vriendenkring.” Haar man was anesthesist. Ze kenden elkaar van de universiteit.

„In maart 2013 viel de stad in handen van het Vrije Syrische leger van de jihadistische groepen. Ik vluchtte met mijn dochters. Mijn man zou later komen, hij wilde zijn werk blijven doen.”

Toen ze bij haar ouders was werd de stad omsingeld door de rebellen, er braken zware gevechten uit. Ze hebben met zeventig mensen geschuild in een kelder, een week lang, zonder licht, eten en drinken.

„Ik was heel bang maar het troostte me dat mijn man veilig was. Toen we eindelijk naar buiten konden belde ik hem, maar ik kreeg geen gehoor. Intussen was IS Raqqa binnengevallen. Na weken hoorden we dat mijn man dood was. Ze hadden hem gevonden langs de weg. IS had daar intussen de macht overgenomen, daarom kon er niks worden uitgezocht, ook niet door moslimvrienden. Waarschijnlijk is hij gedood omdat hij christen was. Ze doodden ook artsen. Toen ze hem vonden, werd hij door niemand herkend en hebben ze hem een islamitische begrafenis gegeven. We zijn alles kwijt, ons huis, ons geld. Mijn medische apparatuur heb ik stukje bij beetje verkocht. Van de opbrengst heb ik tot nu toe kunnen leven, maar de laatste tijd stuurt mijn broer geld. (…)

We leefden ons leven alsof het vanzelfsprekend was. Nu zijn we alles kwijt, maar elke dag is een geschenk. Ik ben zo gelukkig met mijn dochters. Nog meer besef ik wat ik heb.””

Uit ”Wie is mijn naaste?”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer