„Zelfs zendingswerk kan zonde worden”
Hij zit in oosterse vechtsporten: judo, jiu-jitsu, karate. En in fitness. Wim van Doorn runt een christelijke sportschool in Rhenen. Een groeiend deel van zijn 900 klanten komt uit reformatorische kring. Maar Van Doorn worstelt met een principieel probleem. „De Judobond verplicht ons de mat te groeten. Dat doe ik dus echt niet. Misschien moet ik het hele spul wel verkopen.”
Naast de deur prijkt een poster met een oproep om een jongerendienst te bezoeken: ”Wie kies jij? Lijsttrekker Jezus of lijsttrekker satan?” Een kruis en een doodlopende weg maken het thema, met een knipoog naar de actualiteit deze week, aanschouwelijk. Verderop in de gang hangen platen met bijbelteksten. Van Doorn (44) maakt er geen geheim van dat hij christen is. Evangelisch christen.
Zijn sportschool, met vestigingen in Rhenen en Tiel, groeit als kool. Na een artikel in Terdege kon Van Doorn vele ’refo’s’ als klant noteren. Lachend: „Zo’n verhaal lijkt als een soort vrijbrief te werken; nu mógen de mensen sporten.”
Als geen ander kent Van Doorn de gevaren van sport. Toch heeft hij behoefte aan een nuancering. „Kinderen leren op school hun verstand te trainen. Daar heeft niemand moeite mee. Waarom zouden we dan niet ons lichaam mogen trainen? Het lichaam is een tempel van de Heilige Geest, staat er in de Bijbel. We moeten goed voor ons lichaam zorgen. Daar is God blij mee. Maar zodra we ons hart erop gaan zetten, is het fout.”
Genieten van sport strijdt niet met de Bijbel, vindt Van Doorn. „God vraagt van ons niet sober, maar gehoorzaam te leven. Spreuken zegt: Alles is ijdelheid. Dat moet je niet beperken tot sport. Als ik in een BMW van een ton rijd terwijl ik ’m niet nodig heb, is dat ook zonde.”
De sportschooldirecteur schenkt twee glazen bitter lemon in en wijst op de fles: „Hoeveel eten en drinken we? Kunnen we dat verantwoorden? Als ik bij de Makro loop, dan voel ik me niet thuis. Waarom niet? Het is allemaal zo op de materie gericht. Voel je wel? Alles kan zonde worden. Zelfs zendingswerk, als mensen gaan zeggen: Kijk eens wat een bekeringen, en dat allemaal door onze inzet.”
Topsporters kunnen echte christenen zijn, zegt Van Doorn. „Als God iemand op die plaats zet om van Hem te getuigen, dan zeg ik daar geen kwaad woord over. Ik denk aan een christenmeisje dat won bij de Olympische Spelen. Na de wedstrijd vertelde ze: Ik heb drie jaar geleden een ongeluk gehad en God beloofd dat ik Hem de eer zou geven als Hij me beter zou maken. Die belofte maakte ze op dat moment publiekelijk waar. De tranen schoten in m’n ogen toen ik het hoorde.”
Van Doorn onderscheidt zich van collega-sportscholen. Op zondag is hij dicht, harde muziek ontbreekt, geen platen met gespierde lichamen aan de muur en ter voorkoming van sportverdwazing laat hij zijn klanten niet vaker dan twee keer per week trainen. „Dan kom je nooit in de top”, verklaart hij simpelweg.
Vooral het werken met kinderen en jongeren geeft hem veel voldoening. „Je krijgt een nauwe band met de mensen. Daardoor is er ook wel eens gelegenheid om over de diepere dingen te praten: Wat is het doel van mijn leven? Waar ga ik naartoe? Ben ik gered? Daar gaat het uiteindelijk om.” Geroerd: „Als ik zie hoeveel mensen alleen al in Rhenen nog onbekeerd zijn, dan zou ik de hele dag wel willen getuigen van Jezus Christus.”
De sportschooldirecteur sluit niet uit dat die mogelijkheid zich op korte termijn, zij het langs een kromme weg, voordoet. „Als de Judobond mij geen ontheffing geeft voor het groeten bij de mat, dan heb ik een probleem. Dan kan ik hier wel lesgeven, maar mogen mijn leerlingen niet meer met toernooien meedoen. Dan worden ze geschorst. Dat is al gebeurd met iemand die weigerde te groeten.”
Het lijkt een onschuldige handeling, maar pas op, waarschuwt Van Doorn. „Judo is in het boeddhisme ontstaan. Het groeten heeft duidelijk een religieuze lading. Die grens wil ik absoluut niet over. Dan verkoop ik het hele spul liever. Misschien heeft God met dit alles wel een bedoeling. Misschien wil Hij dat ik iets anders ga doen. Ik leg die vraag elke dag in gebed voor Hem neer.”
Van Doorns broer Mans komt binnen. Hij heeft lesgegeven in Tiel en sport nog een poosje in Rhenen mee. „Judo is zo mooi”, zegt Mans. „Drukke kinderen kunnen hun energie erin kwijt en verlegen kinderen komen uit hun schulp. Prachtig om te zien. Ik krijg vaak ouders bij me die zeggen: Wat is mijn kind veranderd sinds hij op judo zit. En dat bedoelen ze altijd positief.”
Dit is de vierde aflevering in een serie over sport en spel in de gereformeerde gezindte. Morgen deel 5.