Muziekdocent Ton van Driel: De vonk moet overspringen
Een leerkracht die niet zingt met de klas, doet én de kinderen én zichzelf schromelijk tekort, stelt Ton van Driel (65). Daarom is muziekles aan pabostudenten volgens de docent van Driestar hogeschool van het grootste belang. Zaterdagmiddag 29 september nam Van Driel na ruim 42 jaar afscheid van Gouda. „Ik wil de vonk laten overspringen.”
Het komt meermalen terug in het gesprek met Ton van Driel: de vonk moet overspringen. Op de basisschool moet de leerkracht zó zingen en musiceren dat het vonkt. „Dat kan dus niet met een digibord. Bij het zingen gaat het juist om de interactie tussen leerkracht en leerlingen. Om het contact, om een gezamenlijke ervaring. Dat is iets unieks.”
Bij psalmboek.nl, een site waarop alle psalmen op orgel zijn ingespeeld en die veelvuldig wordt gebruikt in het basisonderwijs, heeft Van Driel dan ook een dubbel gevoel. „Het positieve is dat de toonhoogte en het tempo goed zijn. Maar voor de ontwikkeling van de kinderstem vind ik het echt slecht. Je moet kinderen niet leren méézingen, je moet hun leren zingen!”
Vooral de psalmen. „Die staan bij mij veruit bovenaan. Juist de psalmen moeten goed gezongen worden; we hebben op dat punt een hoge roeping. Laat de psalmen dwars door de ziel van de kinderen gaan. Als ze die in de klas goed leren zingen, wordt de zang in de kerk daar ook beter van.”
Comfortzone
Tijdens de opleiding aan de pabo moet het eveneens gaan vonken, aldus de muziekdocent. En dat heeft hij regelmatig zien gebeuren. Studenten die het muzieklokaal binnenkwamen en onderuitgezakt op een stoel gingen zitten vanuit de gedachte: ik kan toch niet zingen. „En dan zag je hen met Kerst in de Sint-Jan staan, bij de uitvoering van het schoolkoor, en actief meedoen. Prachtig toch?”
De vraagt dringt zich op of iedere student kan leren zingen. Van Driel: „Een aantal durft het niet. Daarom is de eerste stap om hen uit hun comfortzone te halen, hen uit te dagen. Vervolgens ga je hun vaardigheden bijbrengen. Ten slotte moeten ze zelf ervaren hoe in de muziekles bij de kinderen de vonk overspringt.”
In de meer dan veertig jaar heeft hij misschien vijf studenten gehad bij wie het echt niet lukte, zegt de muziekdocent uit Asperen. „Ik heb altijd aangeboden om apart met hen te oefenen. Er zijn allerlei trucjes. Maar als de student op het afgesproken tijdstip niet op kwam dagen, ging ik hem niet opzoeken.”
Dat er studenten waren die de lessen als minder plezierig ervoeren, weet hij. „Je kunt de stok laag houden, en dan springen ze er met gemak overheen. Maar mijn ervaring is dat als je de stok hoger houdt, ze er ook overheen komen.”
En als het voorzingen in de klas écht niet lukt? „Dan kan een leerkracht de melodie met een instrument voorspelen. Of desnoods de eerste twee dagen het digibord gebruiken, en de andere dagen wél zelf zingen. Er gaat niets boven de menselijke stem.”
Kleuterleidster
Van Driel groeide op in Utrecht. Al tijdens zijn studie schoolmuziek aan het Utrechts conservatorium –met als bijvakken orgel, piano, zang en koordirectie– ging hij parttime lesgeven. Eerst aan de toen nieuwe Van Lodensteinschool in Amersfoort, en vanaf 1976 aan de Driestar in Gouda. Hij was aanvankelijk werkzaam op de mavo en de havo, maar al in 1978 startte hij aan de Opleidingsschool voor Kleuterleidsters van de Driestar.
Hij spreekt met enthousiasme over die tijd. Samen met Kees Kramp was hij verantwoordelijk voor het muziekonderwijs aan de kleuterleidsters. „Wekelijks hadden we drie contacturen met de studenten, iets wat van groot belang is bij muziekonderwijs. De studenten vormden in die tijd blokfluitkwartetten die moderne muziek speelden. En ze konden zo van blad lezen. Dat hoef je studenten nu echt niet te vragen.”
Van Driel is nog steeds van mening dat het afschaffen van de opleiding tot kleuterleidster een verkeerde keus is geweest. „Omdat deze studenten zich alleen op kleuters richtten, konden zij helemaal focussen op de ontwikkeling van het jonge kind. En in die fase is juist de vorming van de kinderstem heel belangrijk.”
Trompetteren
Ook tegen andere veranderingen in het onderwijs heeft hij geprotesteerd. Bijvoorbeeld dat voor muziek het aantal contacturen met studenten drastisch verminderde. Vroeger was dat 240 uur in de hele opleiding, nu 24 keer één uur, als studenten niet voor muziek als verdiepingsvak kiezen. Dat is voor een vak als muziek, waarbij je vaardigheden moet trainen, veel te weinig, vindt Van Driel. „Ik heb er hard tegen gevochten. Maar ik heb ook geleerd dat je in zulke situaties, met het oog op je gezondheid, voor 20 procent moet trompetteren en voor 80 procent gewoon met plezier je werk moet doen.”
Intussen spreekt hij met veel waardering over de Driestar en over zijn collega’s. De pabo in Gouda onderscheidt zich wat muziekonderwijs betreft dan ook positief ten opzichte van de andere 27 pabo’s in ons land, zegt Van Driel, die als bestuurslid actief is in het Netwerk Muziekdocenten Pabo. „Nog niet zolang geleden bleek uit onderzoek dat slechts 11 procent van de afgestudeerde pabostudenten zich bekwaam voelde om muziekles te geven in het basisonderwijs. Dus 89 procent niet! Bij de Driestar was dat gelukkig geen 11, maar ruim 60 procent. Wij hebben ook altijd de koorzang in ere gehouden; bijna alle andere pabo’s hebben die afgeschaft.”
Máxima
Niet alleen op pabo’s, ook op basisscholen heeft Van Driel het muziekonderwijs zien devalueren. „Het was tien jaar geleden dramatisch, hoewel de christelijke scholen beter scoorden. Maar het vak wordt op dit moment in het basisonderwijs niet meer getoetst.”
Toch zijn er ook positieve ontwikkelingen. Bijvoorbeeld het Leerorkest, waarbij kinderen de kans krijgen om onder schooltijd een instrument te leren bespelen. Ook het project ”Méér Muziek in de Klas”, waarvoor een bedrag van 50 miljoen euro beschikbaar is, juicht Van Driel toe. „Het feit dat koningin Máxima haar naam aan dit project heeft verbonden, is heel positief. Zij draagt het muziekonderwijs een warm hart toe.” Hij plaatst tegelijk ook een kanttekening: „Nu er subsidie is, zie je de muziekmethoden als paddenstoelen uit de grond schieten. Maar een deel ervan biedt muziek via het digibord aan, waarbij de leerkracht de afstandsbediening hanteert. Dat is geen goede ontwikkeling.”
Geestelijke lied
Vanaf begin jaren 80 was Van Driel betrokken bij de Stichting Geestelijk Lied Gereformeerde Gezindte. De stichting, waarin predikanten, neerlandici en musici participeerden, had als doel goede geestelijke liederen te selecteren voor de kerken, om buiten de eredienst te zingen. Dit resulteerde in 1988 in de bundel ”Uit aller mond”.
Daarna werkte Van Driel mee aan een project om geestelijke kinderliederen te selecteren en te maken voor de basisschool. Dit mondde uit in drie bundels ”Ook uit de mond der kinderen…”. De muziekdocent schreef voor de bundels een groot aantal nieuwe melodieën.
Voor het muziekonderwijs zette Van Driel, samen met collega Sjaak Bezemer, zijn schouders onder de methode ”Meer met muziek!”, die in 2008 werd uitgegeven. „Een gigantische klus.” De methode zou op de scholen wat meer gebruikt mogen worden, vindt de docent. Inmiddels heeft hij op een aantal plaatsen nascholingscursussen gegeven om schoolteams vertrouwd te maken met de leerlijn.
Compliment
Intussen genoot Van Driel de achterliggende vier decennia vooral van het werken met studenten: in de klas, met het schoolkoor en tijdens kerst- en cantatediensten in de Sint-Jan. „Studenten helpen hun grenzen te verleggen door onbekende muziek in te studeren met het schoolkoor, hun vaardigheden leren zodat ze goede muzieklessen kunnen geven: dat deed ik het liefst.”
Met een brede glimlach: „Nog niet zo lang geleden zong ik bij een pabo 1-klas een kleuterliedje voor. Ik hoorde een student tegen een ander zeggen: „Volgens mij vindt hij het zelf nog leuk.” Een mooier compliment kun je me niet geven.”
Van Driel kijkt met dankbaarheid terug op de achterliggende periode. Wat gaat hij doen nu hij met pensioen gaat? „Ik hoop te blijven zingen bij het vocaal ensemble Cantate in Gorinchem. Verder wil ik een cursus Italiaanse renaissancemuziek volgen. Heb ik een goede reden om eens samen met mijn vrouw naar Italië te gaan. Daar ben ik nog nooit geweest. En ik hoop meer tijd te krijgen voor onze vijf kleinkinderen. Zingen met hen, spelletjes doen, uitdagen: het is een feest om met hen bezig te zijn!”
Laatste cantatedienst
Met een cantatedienst in de Goudse Sint-Jan nam muziekdocent Ton van Driel zaterdagmiddag 29 september afscheid van Driestar hogeschool. Op het programma stond de huwelijkscantate BWV 196 van Johann Sebastian Bach: ”Der Herr denket an uns”. Verder voerde het projectkoor onder leiding van Van Driel het ”Gloria” uit ”Dixit Dominus” van Händel uit en een ”Kyrie” dat Van Driel speciaal voor deze gelegenheid schreef. Als solisten traden Loes van Schothorst (sopraan), Arjen J. A. Uitbeijerse (tenor) en Niels Kuijers (bas) op. Het geheel werd begeleid door het Delphi Consort en door Geraldine van Gelder (orgel). Dr. A. J. Kunz verzorgde de overdenking. De cantatedienst begon om 16.00 uur. De toegang was gratis.
Vakspecialist muziek
In juni heeft Driestar hogeschool van het Fonds voor Cultuurparticipatie een subsidie gekregen voor structurele verbetering van het muziekonderwijs op de pabo. Met het geld is de hogeschool onder andere een samenwerking aangegaan met de opleiding Master Music Education according to the Kodály Concept van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Docenten van het conservatorium worden ook ingezet bij de stagebegeleiding van studenten van pabo 1, 2 en 3. Daarbij startte de Driestar in samenwerking met Den Haag de opleiding vakspecialist muziek. Het betreft een tweejarig traject waarbij studenten buiten het gewone curriculum zo’n twintig dagdelen per jaar extra les krijgen in solfège, zingen, spelen en muziekdidactiek. Na twee jaar krijgen ze het diploma vakspecialist muziek en zijn ze in staat om binnen de basisschool waar ze gaan werken het team te coachen voor het vak muziek. Op dit moment volgen elf studenten het nieuwe traject, aldus Van Driel.