Over kurken en slimme flessenopeners
Pilsjes, breezers en glazen frisdrankflesjes worden meestal afgesloten met een kroonkurk. Een vinding die al meer dan een eeuw oud is en desondanks nog steeds eerste keus om smaak niet verloren te laten gaan en bubbels maandenlang in de fles te houden. Een nadeel is er ook. Eenmaal geopend, moet de fles in één keer leeg.
1 Kroonkurken verdwijnen meestal na openen achteloos in de prullenbak – of in de struiken. Toch zijn ze het waard eens beter bestudeerd te worden. Dan valt op dat ze altijd 21 inkepingen hebben. Dat aantal is niet willekeurig, uitvinder William Painter kwam er eind 19e eeuw achter dat alleen dit aantal in staat is de flessenhals onwrikbaar in zijn greep te houden.
2 Hoewel een flesje zich ook laat openen met de zijkant van een bierkrat of de deurpost, gaat het makkelijker met een flessenopener. Die zijn er in soorten en maten, maar werken allemaal hetzelfde. Een hefboombeweging dwingt de tandjes uiteen, zodat ze niet langer grip hebben op de verdikking aan de bovenkant van de flessenhals. Een heel bijzondere is de Gropener, die het mogelijk maakt een flesje met één hand te openen.
3 De kroonkurk kent ook een nadeel: eenmaal geopend kan hij niet meer terug op de fles. Tot voor kort dan, want voor een kleine 13 euro koop je de Open-Close Bottle Capper, die niet alleen flesjes kan openen, maar ook sluiten. Om dat voor elkaar te krijgen, moet de dop in de houder worden gelegd en met een tegengestelde beweging weer op de fles worden gewipt. Dat kan overigens alleen als de dop ook met de Open-Close Bottle Capper is geopend. Een doorsnee opener laat een knik achter op de kroonkurk en als die er eenmaal zit, krijg je hem nooit meer op de fles.