Dubbelgebruik Dorpskerk in Middelharnis tot 1 oktober
De hervormde gemeente van Middelharnis (in de PKN) mag de overeenkomst met de Nederlandse hervormde gemeente (in hersteld verband) over een gezamenlijk gebruik van de Dorpskerk opzeggen. Omdat hierbij een redelijke termijn in acht genomen dient te worden, moet de hervormde gemeente (in hersteld verband) wel tot 1 oktober de gelegenheid geboden worden van het gebouw gebruik te maken.
Dat heeft de kortgedingrechter van de rechtbank in Utrecht vanmorgen besloten.
De hervormde gemeente (in hersteld verband) had om een uitspraak van de rechter gevraagd omdat de hervormde gemeente van Middelharnis had besloten dat de HNHK gemeente na 1 juli geen gebruik meer mocht maken van de Dorpskerk. Voor 1 mei was afgesproken dat beide groepen na het totstandkomen van de Protestantse Kerk in Nederland op de zondagen het gebouw zouden delen. Omdat het dubbelgebruik van het gebouw volgens de hervormde gemeente tot problemen leidde, had de kerkenraad van deze gemeente besloten om de overeenkomst op te zeggen. Bovendien was volgens de hervormde gemeente bij het maken van de afspraken gesteld dat goedkeuring van de Commissie van Bijzondere Zorg (CBZ) noodzakelijk was. De CBZ heeft deze goedkeuring niet gegeven.
De rechter oordeelt nu, in afwachting van de uitspraak in de zogenaamde ”Verklaring voor recht” procedure, dat „ervan moet worden uitgegaan dat uitsluitend de PKN gemeente de hervormde gemeente is en aldus eigenaar is van het kerkgebouw.”
Over de redenen die de hervormde gemeente in de PKN aanvoert om de overeenkomst met de hervormde gemeente (in hersteld verband) over een gezamenlijk gebruik van het kerkgebouw op te zeggen, stelt de rechter: „Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter rechtvaardigen die redenen op zichzelf wel dat de PKN gemeente van haar bevoegdheid het medegebruik te beëindigen gebruikmaakt, maar niet om daaraan zo’n korte termijn te verbinden.”
Hoewel de rechter niet betwist dat de CBZ gemachtigd is in te grijpen in de plaatselijke situatie, is volgens de rechter tijdens de zitting gebleken dat het dubbelgebruik van het kerkgebouw „op zichzelf redelijk verliep.” „Zo al sprake zou zijn van een onhoudbare situatie is deze eerst ontstaan na de interventie van de CBZ”, aldus de uitspraak. Volgens de rechter heeft „de herstelde gemeente voorts voldoende gemotiveerd betwist dat vervangende locaties beschikbaar zijn. De voorzieningenrechter oordeelt dan ook dat de herstelde gemeente een ruimere termijn dient te worden geboden om een vervangende locatie te vinden waar zij haar diensten kan houden”, aldus de uitspraak.