Kamer krijgt beeld van chaos in Syrië
Kamerleden kregen donderdag tijdens een hoorzitting over Syrië een beeld geschetst van chaos, bloedvergieten en strijdgroepen die nogal eens van bondgenoot veranderen. Of de Nederlandse hulp aan de opstandelingen terecht was, verschillen de deskundigen.
Nederland gaf tussen 2015 en 2018 steun aan 22 rebellengroepen. Ze kregen geen wapens, maar zaken als pick-uptrucks, kleding, computers en tenten. Volgens Nieuwsuur en Trouw kwamen de spullen ook in handen van jihadisten. Minister Stef Blok (Buitenlandse Zaken) erkent dat het toezicht op de hulp strakker had gekund.
Voormalig Syrië-gezant Koos van Dam vindt de steun ter waarde van 27,6 miljoen „volkomen terecht”. En als groepen toch over de schreef gingen, werden de leveranties stopgezet. Het toezicht op de hulp was „voldoende”, ook al waren daarvoor volgens hem te weinig middelen. Hij kon niet concreet worden omdat de operatie tot staatsgeheim is verklaard.
Hoogleraar André Nollkaemper twijfelt of de steun aan de gewapende groepen gerechtvaardigd was. Volgens hem heeft het kabinet hiermee de „volkenrechtelijke grenzen bereikt”. Hij sprak op persoonlijke titel, maar is ook volkenrechtelijk adviseur van Buitenlandse Zaken.
Onderzoeker Thomas van Linge en journalist Harald Doornbos waren het duidelijk niet met elkaar eens. Volgens de laatste was het al een „enorme chaos” in Syrië en waren gematigde groepen bijna niet meer te vinden toen Nederland de hulpoperatie begon. Van Lingen denkt dat het wel kon, maar gelooft niet dat het veel verschil heeft gemaakt. Charles Lister van het Middle East Institute in Washington meent dat er juist eerder en op een grotere schaal hulp had moeten worden gegeven.
Bij de strijd in Syrië zijn honderden gewapende groepen betrokken. Er wordt volgens de deskundigen geregeld van bondgenoot gewisseld en strijders stappen over naar andere groepen als ze geld nodig hebben. Het is lastig deze groepen en hun leiders te volgen, aldus Diana Samaan van Amnesty International.