Van Jeruzalem naar Jericho
„Een zeker mens kwam af van Jeruzalem naar Jericho” Lukas 10:30 De eenzaamheid en de schoonheid van de Judese woestijn zijn overweldigend. Het geelgrijze heuvellandschap strekt zich in alle richtingen uit en daalt langzaam af naar het oosten.
Dat het gebied tussen Jeruzalem en Jericho in bijbelse tijd verlaten was, is geen wonder. Boeren hadden er niets te zoeken. De regen valt aan de westzijde van de bergkam die door het land Israël loopt. Jeruzalem ligt op die bergkam. Wie dus van Jeruzalem naar het oosten reist, gaat door een landschap dat in de regenschaduw ligt. In dit steppe- en woestijngebied konden de mensen zich niet vestigen. Alleen nomaden zwierven hier rond.
In de tijd van het Nieuwe Testament reisden toch velen over de weg tussen Jeruzalem en Jericho. Joden uit Galilea die naar Jeruzalem wilden om de drie grote pelgrimsfeesten te vieren, meden de snelste route, die door het land van de Samaritanen liep. Ze namen liever de langere route via de Jordaanvallei. Dat betekende dat ze vanuit Jericho omhooggingen naar Jeruzalem. En op de terugreis daalden ze weer af.
Aan het begin van de jaartelling moet de tocht tussen Jeruzalem en Jericho ongeveer een dag geduurd hebben. Tegenwoordig overbrugt men de afstand van ruim 30 kilometer tussen Jeruzalem en Jericho in minder dan een halfuur in een auto of een bus. Daarbij moet de automobilist of passagier rekening houden met een drukkend gevoel in de oren, alsof hij of zij in een vliegtuig zit dat gaat landen. Het luchtdrukverschil is groot. Jeruzalem ligt namelijk 750 meter boven de zeespiegel en Jericho ligt ongeveer een kilometer lager dan die stad.
Bij de afdaling loopt ook de temperatuur zo’n 9 graden op. Vooral in de zomer beukt de zon er hard op los. Wie, zoals in de bijbelse tijd, wandelde of op een ezel reed, moest niet vergeten genoeg water mee te nemen. Maar tijdens deze relatief korte reis was het vrij gemakkelijk de voorraad op peil te houden. De ezels konden een aantal liters meevoeren. Bovendien waren er rivierbeddingen en bronnen, waar reizigers de watervoorraad eventueel konden aanvullen.
De oude Romeinse weg loopt langs Wadi Qelt. Deze rivierbedding oftewel ”wadi”, in de Bijbel Frath genoemd (Jer. 13:4), snijdt honderden meters diep door het landschap en heeft het hele jaar door water.
Pelgrims, handelaars, soldaten en andere reizigers trokken over de weg, die ook interessant moet zijn geweest voor roversbendes. De bandieten konden makkelijk ontsnappen en zich schuilhouden in de spelonken en wadi’s. De kerkvader Hiëronymus schreef dat de naam van een deel van de weg -”Stijging van het rood”- ontleend is aan het bloed dat vloeide. Maar een andere verklaring is dat de naam afkomstig is van de roodachtige rots in dit gebied.
Tussen Jeruzalem en Jericho lagen geen andere plaatsen. Toch ligt er sinds mensenheugenis een pleisterplaats voor karavanen tussen de twee steden in. De naam ervan is Khan el Ahmar of ”de Herberg van de Barmhartige Samaritaan”. Hier vinden we de overblijfselen van een Byzantijnse kerk en ten zuiden daarvan een Turks gebouw, dat de Israëlische Oudheidkundige Dienst momenteel renoveert.