De meest Nederlandse stad van Italië
Midden in de Italiaanse stad Livorno, tussen het standbeeld van de staatsman Cavour en de markt, is de Hollandse Kade. Elders. Op de Nederlandse begraafplaats in de stad liggen verschillende Boogermannen en Van Winckels. Bovendien is er een Nederlandse kerk. Livorno was altijd al een zakelijk ingestelde stad, waar Nederlanders zich thuis voelden.
Vespa’s rijden af en aan. Ik worstel mij tussendoor de stroom scootertjes en kom eindelijk op de drukke Via Mastacchi uit, voor het hek van de Nederlandse begraafplaats. Hier was ik 25 jaar geleden ook, om onderzoek te doen naar de Nederlandse gemeenschap in Livorno. Toen deed een argwanende portier het roestige hek pas open nadat hij uitvoerig mijn ”permesso” van de consul had bestudeerd. Ditmaal staat het hek wijd open. De muur die een kwarteeuw geleden nog aan het afbladderen was, zit nu picobello in de verf. In de muur van de portiersloge is nog steeds dezelfde grafsteen gemetseld.
Hier legt Capiteyn Jan Boogerman
Die Beenen Ende Leven
Als een Goet Zee- en Oorlochsman
Jaer Seventien Hondert en
Negen Den Sestienden Octoburis
Oudt Jaaren Dertigh en Negen.
Nederland was in de zeventiende eeuw, en lang erna, een grootmacht in Europa. Bijna onoverwinnelijk op zee. Voor de haven van Livorno vond in 1653 een belangrijke zeeslag plaats tussen de Nederlanders en de Engelsen. De Britten werden daarbij een kopje kleiner gemaakt (drie van hun schepen werden veroverd, twee vernietigd), maar ook de Nederlandse bevelhebber Jan van Galen liet het leven. Hij werd in Livorno ter aarde besteld en later werd zijn lichaam herbegraven in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. Van Galens kapitein Jan Boogerman bleef echter in Livorno achter.
Mausoleum
Op de Nederlandse begraafplaats, die officieel Cimitero Olandese Alemanna (Nederlands-Duitse begraafplaats) heet, liggen vooral kooplieden. In het midden staat een klein mausoleum waarin veel Nederlandse namen zijn gegraveerd. Het wapen van de koopman Johan van Winckel vermeldt dat hij in 1686 zijn laatste adem uitblies. Er is een looppad van oude grafstenen gemaakt.
Zo stuit je op de naam Jacobus Calckberner, een ”mercatur” uit het ”potentissimae hollandiae reipublicae”, zoals de Latijnse graftekst luidt. Calckberner had zich in Livorno gevestigd en stierf er in 1706. Hij was lid van de Neederlandtse Natie. Deze vereniging was honderd jaar eerder opgericht met het oog op de handelsbelangen. Ook droeg de vereniging zorg voor ziekenverzorging, regelde ze begrafenissen van landgenoten en organiseerde kerkdiensten in de landstaal. In het begin waren de kerkdiensten rigoureus rooms-katholiek, maar in de loop der tijd meer en meer protestant. De rooms-katholieken werden in een aparte kapel in een kerk begraven.
De protestanten kregen een eigen begraafplaats, net buiten de ommuring van de stad. Dat was revolutionair. In het roomse Italië van de Contrareformatie, met de paus op zo’n 300 kilometer afstand, bestond geen godsdienstvrijheid. Maar de heerser over Livorno, de groothertog van Toscane, was autonoom. Wel moest op een gegeven moment op verzoek van de Vaticaanse autoriteiten de muur om de begraafplaats verlaagd worden, omdat men anders niet zou kunnen zien welke –ongetwijfeld gemene– plannetjes die protestanten aan het smeden waren.
Toen Livorno in de negentiende eeuw uitbreidde en de stadsmuur sneuvelde, moest ook de Nederlands-Duitse begraafplaats wijken. De nieuwe begraafplaats bestaat sinds 1840 en is kortgeleden opgeknapt. De omheiningsmuur werd in mei hersteld. Voorheen waren de zerken overwoekerd, nu is het onkruid verwijderd. Jaren geleden bewoonde iemand de portierswoning zonder de noodzaak in te zien om bij bellen de deur te openen, of de plek te onderhouden. Hij beschouwde de begraafplaats als zijn eigen tuin. Het wasrek stond op de marmeren platen van onze voorvaders.
Nauwelijks bruikbaar
Hoe komt het toch dat Nederlanders zo’n speciale band hadden met deze havenstad, die de schoonheid van Toscane ten enenmale mist? Dat heeft van doen met de aspiraties van Ferdinando I van de familie De Medici (1549-1609), die de groothertog van Toscane was. De haven van Pisa vormde van oudsher de toegang tot de zee, maar was in de zestiende eeuw verzand en nauwelijks meer bruikbaar. Daarom bouwde Ferdinando niet ver van Pisa bijna vanuit het niets een nieuwe, moderne haven.
Livorno was van het begin af aan een vrijhaven: ook niet-roomskatholieken waren welkom, een bijzonderheid in die tijd. Binnen afzienbare tijd stortten zich vooral Nederlanders en Vlamingen op de commercie. Ook Engelse, Griekse, Armeense en Joodse handelaren, agenten en kooplieden trokken naar Livorno. In navolging van de Nederlanders stichtten zij hun verenigingen, begraafplaatsen, en (later) kerken, de Joden hun synagogen.
In Livorno zijn tegenwoordig behalve de Nederlandse begraafplaats ook nog steeds een Grieks, twee Engelse en twee Joodse kerkhoven. Op de algemene begraafplaats is er zelfs een ”Turkenveld”, met tomben van moslims van eeuwen geleden. De stad beviel de buitenlanders kennelijk wel. De Engelse schrijver Charles Dickens tekende in 1845 op dat Livorno zo’n zakelijk ingestelde en nuchtere stad was. Echt een stad waar Nederlanders zich thuis voelen.
Interesse voor verleden
Sinds een paar jaar is er meer interesse voor het verleden van Livorno. Mede dankzij Matteo Giunti, een autodidacte historicus in Livorno, krijgen de bestuurders van deze no-nonsensehavenstad oog voor de bijzondere geschiedenis. Giunti heeft een goed onderhouden website met tal van artikelen. Ook zette hij onder meer de Nederlandse ambassade in Rome op het spoor van Livorno.
Bas Ernst is cultureel attaché van de Nederlandse ambassade en voerde in mei een kleine delegatie aan om het Nederlandse erfgoed in beeld te krijgen en de Livornese autoriteiten te overtuigen van het belang hiervan. „Als ambassade zetten wij ons in om verschillende partijen bij elkaar te krijgen. Het is natuurlijk niet zo dat wij restauraties gaan financieren, maar gezamenlijk kunnen we een project van de grond krijgen dat interessant is voor lokale en Nederlandse partijen.”
Het cultuurfonds van de lokale bank heeft inmiddels al een eerste cheque uitgeschreven. Ernst nodigde de Stichting Dodenakkers, die zich inzet voor het behoud van funerair erfgoed, uit voor een bezoek aan Livorno. René ten Dam, initiatiefnemer van de stichting, is redelijk tevreden over wat er nog is te zien op de Nederlandse begraafplaats. „Het is weliswaar niet de originele begraafplaats, maar er zijn nog wel 27 interessante zerken van eeuwen geleden in tamelijk goede staat.” Streng laat hij erop volgen: „Maar ze moeten er hier wel anders mee omgaan. Het voetpad bijvoorbeeld is gemaakt van marmeren zerken. „Het is marmer, een kwetsbaar materiaal.”
Centrale plein
Buslijn 3 stopt op de Piazza Grande. Als ik uitstap, wenkt een verkoper me van onder de bogen van de winkeldoorgang. In gedachten zie ik Jacob van Esten voor me die me uit zijn pas gebouwde woning tegemoetkomt. Van Esten was een bankier die zich rond 1650 in Livorno vestigde. De meeste Nederlanders woonden rondom dit centrale plein. Zo hadden Philips Colijns en Jan Rubens een handelsmaatschappijtje in een pand aan de Via Ferdinanda (nu Via Grande genaamd), waar ook Julius Rubens woonde. In die jaren –rond 1650– domineerden de Nederlanders en de Vlamingen het handelsleven in Livorno. Ook namen zij belangrijke bestuurstaken op zich. In de loop der eeuwen werden drie telgen uit de Vlaamse familie Sproon ”gonfaloniere”, een soort burgemeester. De familienaam italianiseerde tot Sproni. In het centrum heet een straat nog de Via Sproni. De dominantie van Nederland deed een Engelse koopman in de stad verzuchten: „De Nederlanders vermaken zich met de Levantijnse handel, maar wij hopen dat dit niet te lang zal duren.”
Tussen de Via Grande en de Via Sproni heb je nog een naam die aan Nederland doet denken: Scali degli Olandesi: de Hollandse Kade. Het is er druk. Mensen komen uit de overdekte negentiende-eeuwse markt, de hal gaat sluiten en het is tijd voor de siësta. Aan de andere kant van de kade ligt de neogotische Chiesa Olandese, de Nederlandse kerk die in 1864 is gebouwd.
Eigenlijk was er in de negentiende eeuw geen sprake meer van Nederlandse overheersing. De kerk werd ”Nederlands” genoemd, maar was eigenlijk een algemene kerk voor protestanten uit Noord-Europa, vooral van Duitsers, Scandinaviërs, Zwitsers en een handjevol Nederlanders. De bouw werd gefinancierd met giften vanuit heel Europa. Prinses Marianne van Oranje-Nassau schonk 1000 lire, dat nu overeenkomt met zo’n 4000 euro.
Hernieuwde belangstelling
Uiteindelijk kwijnde de gemeenschap weg. Daarmee kwam er een einde aan de Nederlandse inbreng in Livorno. Maar in 1997 werd de Congregazione Olandese Alemanna heropgericht, onder aanvoering van Ennio Weatherford. Het is nu een religieuze en culturele vereniging die het Nederlandse cultuurbezit wil beschermen. Bij de vereniging zijn tal van mensen betrokken, maar niemand van hen draagt een Nederlandse achternaam of heeft Nederlandse voorouders. Wat hen verbindt is historische belangstelling of een heel verre Noord-Europese voorouder.
Wat zeker ook telt is het (protestantse) geloof, zoals Enea Santaniello, een bestuurslid, zegt. Hij noemt de verenigingsleden „geloofsbroeders.” De vereniging probeert vooral de Nederlandse kerk voor de ondergang te behoeden. Er is vooruitgang geboekt. Het kerkportaal is schoongemaakt. Dat was in 1993 wel anders, toen onkruid de toegang belemmerde. Als de kerkdeuren opengaan, blijkt ook de voorhal in goede staat. Er wordt een kleine kunsttentoonstelling gehouden. Het kerkschip is echter nog een drama. Het plafond is ingestort, de glas-in-loodramen zijn kapot, sommige sponningen liggen eruit. Op de vloer kunnen reuzen mikado spelen met de spanten. Maar er zijn plannen om de kerk te restaureren.
Rooms-katholieke Nederlanders in Livorno kerkten vroeger trouwens aan de Via della Madonna, ook in het centrum. In de gelijknamige kerk, gesticht in 1607, bezaten de rooms-katholieke naties een eigen kapel: de Fransen, de Portugezen, de Corsicanen en ook de Nederlanders, in de (begin)tijd toen het merendeel van hen rooms was. Op het biechthok is het prachtige marmeren wapen met de Hollandse leeuw uit de zeventiende eeuw te zien. Aan een van de muren hangt een grafschrift van een zekere Everhard Brassart. Dat is de man die het mooiste palazzo van Livorno heeft laten bouwen. Het bestaat nog steeds en heet tegenwoordig Palazzo Huigens. Kan het Nederlandser?
Zelf bezoeken
De Nederlands-Duitse begraafplaats in Livorno (Cimitero Olandese Alemanna) ligt aan de Via Mastacchi 225; de Nederlandse kerk (Chiesa olandese) staat aan de Scali degli Olandesi 20. Een bezoek aan de begraafplaats en de kerk moet van tevoren (in het Engels) worden aangevraagd bij de vereniging Livorno delle Nazioni, telefoon +39 347 8436247, of (in het Italiaans) bij de voorzitter van de Nederlands-Duitse vereniging, Ennio Weatherford: +39 347 9717042.
De vereniging Livorno delle Nazioni, onder leiding van Matteo Giunti, houdt een informatieve site bij, deels in het Engels: livornodellenazioni.wordpress.com.
De rooms-katholieke kerk Della Madonna staat aan de Via della Madonna 22. De algemene begraafplaats Dei lupi met het zogenaamde ”Turkenveld” is te vinden aan de Via Don Aldo Mei 19 (geopend van 8.00 tot 12.15 uur en 14.30 tot 17.15 uur). Aangrenzend, aan de Via dei Cipressi, ligt de historische Joodse begraafplaats. Het Palazzo Huigens aan de Via Borra 35 is geopend tijdens kantooruren. Te zien zijn het prachtige binnenhof en het trappenhuis.