„Ambtenaren verzocht te marchanderen”
Circa 20 procent van de gemeenteambtenaren voelt zich onder druk gezet om in te stemmen met oneigenlijke verzoeken uit de eigen organisatie. Een deel van hen ervaart pressie om te voldoen aan verzoeken uit het gemeentelijk apparaat die op gespannen voet staan met de wet- en regelgeving. Dat wijst onderzoek uit van I&O Research, uitgevoerd in opdracht van het vakblad Binnenlands Bestuur, onder 1366 ambtenaren werkzaam door heel Nederland.
Het gaat bij die verzoeken niet alleen om zaken die niet in de haak zijn, maar ook om de vraag of informatie kan worden gemanipuleerd of om die (tijdelijk) achter te houden.
In 3 procent van de gevallen ging zo’n oneigenlijk verzoek gepaard met een bedreigende of intimiderende toon of de waarschuwing dat een eventuele weigering negatieve gevolgen kan hebben. Van de ondervraagde ambtenaren geeft 5 procent aan dat een verzoek om te marchanderen vaak voorkomt.
Die interne druk binnen de gemeentelijke organisatie is van invloed op het werkplezier. Ruim een kwart van de ambtenaren die te maken hebben met zo’n kwestie meldt dat de daarmee gepaard gaande druk van invloed is op hun gezondheid. Die poging tot beïnvloeding komt in 29 procent van de gevallen ook tot uiting in de door de ambtenaar genomen beslissing.
Behalve ambtenaren ervaren ook burgemeesters, wethouders en raadsleden pogingen tot beïnvloeding. Van de gemeentelijke bestuurders heeft 54 procent in de afgelopen twaalf maanden te maken gehad met oneigenlijke verzoeken. Voor ambtenaren ligt dit percentage op 43. Politici krijgen van buiten meer van zulke verzoeken dan ambtenaren.
De onderzoekers concluderen wel dat ambtenaren weerbaar zijn tegen druk die van buiten wordt uitgeoefend. Veel ambtenaren en gezagsdragers melden de uitgoefende druk wel aan collega’s of bij superieuren, maar zij die dit niet doen (57 procent) ervaart die druk niet als een groot probleem. „Het indienen van een verzoek tot eigen belang, zie ik niet als een oneigenlijk voorstel. Dat gaat om ondernemers die plannen hebben waarvan ze zelf beter worden”, geeft een van hen als aan. Een ander: „Gewoon opgelost, niet belangrijk genoeg.”