Het lawaaiigste volk van Europa
Titel:
”Spanje - Handboek over land, cultuur en bevolking”
Auteur: Kees van Dooren
Uitgeverij: Thoth, Bussum, 2000
ISBN 90 6868 252 0
Pagina’s: 420
Prijs: € 24,96. Wie in Spanje een encyclopedie aanschaft, krijgt er vaak een kastje bij om al die delen op te bergen. Zou een buitenlander het dan aandurven om een eendelig ”handboek” over een land met zo veel facetten te schrijven? Kees van Dooren nam de uitdaging aan.
Het is verhelderend om eerst aan te geven wat Van Dooren allemaal níét behandelt in zijn handboek over Spanje - land, cultuur en bevolking. Hij laat literatuur buiten beschouwing, omdat daarover „in het Nederlandse taalgebied al goede publicaties voorhanden zijn.” Inderdaad, de recente boeken van Maarten Steenmeijer en Erik Coenen over klassieke en moderne Spaanse literatuur zijn niet makkelijk te overtreffen. De geschiedenis van Spanje komt slechts aan bod waar dat nodig is om de huidige situatie te kunnen begrijpen. Ook dat is een te verantwoorden keus, want met de twee boeken die Coutinho de afgelopen jaren uitbracht -Kees van Dooren was een van de vier auteurs- is de historie van Spanje voor een breed publiek toegankelijk gemaakt. Evenmin wil het handboek een toeristische gids zijn, ook daarvan bestaan tal van voortreffelijke versies.
Maar er blijven nog terreinen genoeg over voor een boek dat is bedoeld „voor allen die taal-, kunst- of cultuurcursussen met betrekking tot Spanje volgen, voor bezoekers aan het land of overwinteraars met verdergaande belangstelling dan voor de zon en de zee, voor studenten middelbaar en hoger onderwijs en voor het bedrijfsleven met contacten of filialen in Spanje”, zoals de achterflap aanprijst.
De kracht van het boek is allereerst dat het erg uitgebreid en ook up-to-date is met betrekking tot een groot aantal aspecten van het dagelijks leven in Spanje: de politiek, misdaad en politie, de strijdkrachten, vakbonden en sociale voorzieningen, belastingheffing, onderwijs en leefgewoonten. Er worden bijvoorbeeld zo’n veertig bladzijden besteed aan de economie, van mijnbouw tot dienstensector en alles wat daartussen ligt. Wie hier mocht denken aan een droge opsomming vergist zich. In het lange onderdeel ”Hoe Spanjaarden leven en denken” kwam ik bijvoorbeeld de constatering tegen: „Na de Japanners vormen momenteel de Spanjaarden het lawaaiigste volk van de wereld. Eén van de oorzaken is het vele geschreeuw van Spanjaarden als zij met elkaar praten. Zij praten graag, veel en luid en zijn vaak slechte luisteraars. Andere bronnen van lawaai zijn het luidruchtige verkeer, lawaaiige luchtregelingsinstallaties, te luid afgestelde radio- en televisietoestellen, enzovoort.”
Vrouwen
Van Dooren trapt niet in de val van het spreken over dé Spanjaard en relativeert veel constateringen door ze te vergelijken met de situatie in andere landen. Zo als het gaat over vrouwenemancipatie: „In de beter betaalde beroepen werken in Spanje zelfs meer vrouwen dan in bijvoorbeeld Duitsland: in de vrije beroepen 47 procent tegen 34 procent in Duitsland, in directie en management respectievelijk 31 procent tegen 26 procent, als hoogleraar 13,2 procent tegen 5,5 procent (in Nederland 4,9 procent).”
Onder het kopje ”Kerken en religiositeit” valt te lezen dat ruim 80 procent van de Spanjaarden zich nog als rooms-katholiek beschouwt. De auteur wijst erop hoe het gekonkel tussen kerk en staat in de 19e en in de 20e eeuw heeft geleid tot golven van sterk antiklerikalisme. Maar: „Cristiano-zijn wordt door de meeste Spanjaarden nog steeds gezien als het bezitten van een nationale identiteit, ook als men er niets meer aan doet, en cristiano-zijn is katholiek-zijn.” Dat hoge percentage staat intussen geenszins garant voor kerkelijke betrokkenheid. Het onvermogen van de rooms-katholieke kerk om zichzelf te financieren en de sterke terugloop in het aantal geestelijke roepingen vormen twee sprekende bewijzen.
Het protestantisme krijgt niet meer dan een of twee regels. Misschien is dat wel de tol omdat in Spanje het protestantisme ver beneden de 1 procent ligt, zelfs beneden het aantal moslims. Wie meer over het protestantisme wil weten kan -maar dat staat niet in het boek- zijn licht opsteken bij de overkoepelende raad van Spaanse protestantse kerken en organisaties, Ferede in Madrid, of het daaraan gekoppelde persbureau ICPress met zijn informatieve website www.ICPress.org.
Verderop in het boek geeft de auteur een beschrijving van geografie, bestuurlijke indeling, economie en cultuur van de negen natuurlijke gebieden: een gebied met min of meer gelijke bodemgesteldheid, landschap, klimaat en begroeiing. Dat zijn: het Centraal Plateau, Galicië, het Cantabrisch Kustgebied, het Stroomgebied van de Ebro, Catalonië, Levante, Andalusië, de Balearen (de eilanden Mallorca, Menorca enz.) en de Canarische Eilanden. Wellicht heeft de auteur met het oog op overwinteraars of emigranten met opzet gekozen voor juist deze gebiedsindeling. Het is een andere dan die in de autonome regio’s, waarvan Spanje er zeventien heeft, hoewel buitenlanders nogal eens denken dat alleen Baskenland en Catalonië een bepaalde vorm van autonomie hebben.
Voor geïnteresseerden worden bepaalde onderwerpen meer gedetailleerd beschreven in een excurs, dat in kleinere letters is afgedrukt. Het zal geen verwondering wekken dat er een excurs over de ETA is. Dat is inclusief een beschrijving van de GAL, doorgaans rechtse tegengroeperingen die in de jaren tachtig ontstonden. Het juridisch onderzoek naar de eventuele banden van de Spaanse overheid met de GAL is nog steeds niet afgerond.
Tweede pijler
Het tweede kenmerkende onderdeel van het handboek is de grote aandacht voor de bouw-, beeldhouw- en schilderkunst van Spanje. Daaraan zijn niet minder dan 200 bladzijden gewijd. Ook hier lijkt sprake van een bewuste keuze. Dit zijn namelijk onderdelen waarover de laatste jaren weinig systematische publicaties in het Nederlands zijn verschenen. Tegelijkertijd zijn het die aspecten van de Spaanse cultuur waarover de doorsnee buitenlander weinig weet. Zeer ten onrechte. Hier wreken zich twee dingen: dat Spanje lange tijd vrijwel afgesloten was voor de rest van Europa, en dat in de periode waarin de meeste vakantiegangers Spanje bezoeken, het doorgaans te warm is om het rijke culturele erfgoed in het binnenland te bezoeken.
Het kan eigenlijk niet genoeg benadrukt worden hoezeer het de moeite waard is Spanje ook eens in het voor- of najaar te bezoeken. Dan kan iedereen met eigen ogen de schoonheid zien die Van Dooren zo uitgebreid aan de orde stelt. Vergis ik me als ik vermoed Van Dooren in het hart te zien als hij in een excurs uitweidt over Goya en zijn publiek tegelijkertijd met liefde inwijdt in het epos van deze grote onder de schilders? Je zult trouwens ook lang moeten zoeken om een zo goed te volgen en fraaie beschrijving van de moorse kunst en afgeleide vormen -moorse volkeren waren bijna acht eeuwen lang in mindere of meerdere mate de heersers in grote delen van het Iberisch schiereiland- tegen te komen.
Vreemd dat Van Dooren de klassieke muziek -ook een verwaarloosd gebied in veel publicaties- niet ter sprake brengt in zijn interessante ontdekkingsreis door de Spaanse cultuur. Er is een verhelderend excurs over de flamenco. Dat was oorspronkelijk de volkszang van de zigeuners, waar volgens theoretici pas later de gitaar en nog weer later de dans bij zou zijn gekomen. Er klinkt, en vooral klonk, in Spanje vaak meer muziek op straat dan in de concertzaal. Maar het had niet misstaan aandacht te besteden aan 20e-eeuwers als de componist Manuel de Falla, de cellist Pablo Casals of de gitarist Andrés Segovia, die baanbrekend werk verrichtte door veel muziek van Bach en anderen te arrangeren voor klassiek gitaar. En ook aan de zingende monniken uit het klooster van Santo Domingo de Silos: van hun cd’s met gregoriaans zijn er sinds het begin van de jaren negentig miljoenen verkocht, allereerst in Spanje zelf.
Veranderd Spanje
De twee grote kenmerken van het handboek -beschrijving van de hedendaagse politieke en maatschappelijke situatie én aandacht voor de oude cultuur- vloeien mooi samen in een opmerking op blz. 60: „Een succes dat internationaal de aandacht trok, was dat de regering erin slaagde de beroemde (schilderijen)collectie Thyssen-Bornemisza aan te kopen. Volgens de baron wees hij Spanje de collectie niet alleen toe omdat zijn vrouw een Spaanse was, maar vooral ook omdat er in die tijd in Spanje zo veel positief veranderde.”
Het boek is compleet met een uitgebreid overzicht van in het Spaans, in het Nederlands en de moderne talen verschenen boeken over de behandelde thema’s. Daar zijn veel recente publicaties bij. De tekeningen in het handboek zijn van goede kwaliteit. Hetzelfde geldt voor de foto’s. Maar waarom nu juist zó’n decadent schilderij van Dalí moest worden opgenomen en uitgebreid beschreven?
De vele door de uitgever genoemde doelgroepen moeten goed afwegen of dit toegankelijk geschreven handboek de onderwerpen behandelt die zij nu juist interessant vinden. Redelijke kans van wel.